Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 2 hfd 1 en 2

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 738 woorden
  • 7 december 2003
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hfd 1 §1 module 2 Organisatieleer ondernemen: het stellen v/d juiste doelen, het organiseren, en vervolgens het realiseren van die doelen. Economie ondernemen: het combineren v/d productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur, met het doel daarmee producten te maken waarmee winst behaald kan worden. Organisatie: een geordende groep mensen die samenwerkt om bepaalde doelen te bereiken. Winst: het positieve verschil tussen opbrengsten en kosten. Bedrijf, ondernemingen: organisaties die naar winst streven. Hfd 2 §1 Kosten: alle noodzakelijke offers die een onderneming brengt om goederen te kunnen produceren. Constante (vaste) kosten: kosten die niet veranderen bij een verandering v/d productieomvang. Variabele kosten: kosten die veranderen bij verandering van de productieomvang. Proportioneel variabele kosten: kosten die recht evenredig veranderen met de productieomvang. Totale kosten: som van de TVK en TCK. Break-evenpoint: de productieomvang waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt. Productie capaciteit: de productie die met de gegeven hoeveelhid productie middelen maximaal mogelijk is. TK, TW en TO in zicht brengen met: - een tabel - een grafiek - een wiskundige vergelijking

Participanten: mensen en instellingen die bij de bedrijfsvoering v/d onderneming zijn betrokken. §2 maatschappelijke behoeften: behoeften die in de samenleving naar voren komen. Werkgelegenheid: de vraag naar werknemer. Allocatie: de toedeling van productiemiddelen over de productiemogelijkheden. Globalisering: het verschijnsel dat de productie wereldwijd gespreid is. Milieu: de leefomgeving v/d mensen. §3 ondernemingsgrootte: omvang v/d onderneming gemeten naar omzet, aantal werknemers of beurswaarde. Omzet: verkochte hoeveelheid vermenigvuldigd met de verkoopprijs. Aandeel: bewijs v. deelname in het risicodragend vermogen van NV en/af BV. Beurswaarde: het aantal uitstaande aandelen vermenigvuldigd met de beurskoers. Toegevoegde waarde: marktwaarde v/d verkochte goederen minus de waarde van de ingekochte grond- en hulpstoffen en diensten v. derden. Diensten v. derden: door andere bedrijven verrichte diensten. Bedrijfstak: groep v. ondernemingen die sterk verwante producten voortbrengt. §4 Balans: vermogensoverzicht op een bepaald tijdstip v. bezittingen, schulden en het eigenvermogen. Bezittingen – schulden = eigenvermogen
Bezittingen = eigenvermogen + schulden
Totaal activa = totaal passiva
Begroting: raming v/d verwachte ontvangsten en uitgaven voor een komende periode. Resultatenrekening: een overzicht v. kosten en opbrengsten over een afgelopen perdiode. Hfd 2 §1 Kosten: alle noodzakelijke offers die een onderneming brengt om goederen te kunnen produceren. Constante (vaste) kosten: kosten die niet veranderen bij een verandering v/d productieomvang. Variabele kosten: kosten die veranderen bij verandering van de productieomvang. Proportioneel variabele kosten: kosten die recht evenredig veranderen met de productieomvang. Totale kosten: som van de TVK en TCK. Break-evenpoint: de productieomvang waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt. Productie capaciteit: de productie die met de gegeven hoeveelhid productie middelen maximaal mogelijk is. TK, TW en TO in zicht brengen met: - een tabel - een grafiek - een wiskundige vergelijking §2 Extra opbrengsten: de vergroting van de totale opbrengst als één werknemer extra wordt ingeschakeld. Extra kosten: de toename van de totale kosten als één werknemer extra wordt ingeschakeld. Arbeidsovereenkomst: mondeling of schriftelijk gemaakte afspraken tussen werkgever en werknemer over de wederzijdse rechten en plichten bij het werk. Primaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over de geldelijke beloning. (loon, kostenvergoeding en dergelijke). Secundaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over niet-geldelijke beloningsaspecten (scholing, pauzes, aard van het werk en werktijden) Tertiaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over inspraak en medezeggenschap van werknemers. Individuele arbeidsovereenkomst: afspraken over de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en de individuele werknemer. Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO): afspraken gemaakt door werkgevers- en werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden geldend voor alle werknemers in een bedrijfstak of voor groot bedrijf. Incidentele loonsverhoging: loonsverhoging van een individuele werknemer. Prijscompensatie: loonsverhoging met hetzelfde percentage als waarmee de prijzen van de consumptiegoederen gestegen zijn, zodat de koopkracht van de werknemers op peil blijft. Initiële loonstijging (reële loonstijging): loonsverhoging boven op de prijscompensatie, waardoor de koopkracht van de werknemer toeneemt. Arbeidsproductiviteit: de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid. Specialisatie (productie en handel): productie van en/of handel in slechts één onderdeel van het oorspronkelijke assortiment. Interne arbeidsverdeling: specialisatie binnen een bedrijf. Externe arbeidsverdeling: specialisatie van bedrijven en instellingen in een beperkt aantal werkzaamheden of producten. Regionale arbeidsverdeling: regio’s of landen specialiseren zich in een beperkt aantal producten. Innovaties: toegepaste vernieuwingen van producten en/of productieprocessen. Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen. Breedte- investering: een investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft. Diepte- investering: investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal verandert ten gunste van kapitaal. Kapitaalintensiteit: de verhouding kapitaal ten opzichte van arbeid. Schaalvergroting: vergroting van de productiecapaciteit. Fusie: Het samengaan van twee of meer bedrijven die ongeveer even groot zijn. Overname: het samengaan van bedrijven van heel verschillende grootte.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.