Hfd 1 §1 module 2
Organisatieleer ondernemen: het stellen v/d juiste doelen, het organiseren, en vervolgens het realiseren van die doelen.
Economie ondernemen: het combineren v/d productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur, met het doel daarmee producten te maken waarmee winst behaald kan worden.
Organisatie: een geordende groep mensen die samenwerkt om bepaalde doelen te bereiken.
Winst: het positieve verschil tussen opbrengsten en kosten.
Bedrijf, ondernemingen: organisaties die naar winst streven.
Hfd 2 §1
Kosten: alle noodzakelijke offers die een onderneming brengt om goederen te kunnen produceren.
Constante (vaste) kosten: kosten die niet veranderen bij een verandering v/d productieomvang.
Variabele kosten: kosten die veranderen bij verandering van de productieomvang.
Proportioneel variabele kosten: kosten die recht evenredig veranderen met de productieomvang.
Totale kosten: som van de TVK en TCK.
Break-evenpoint: de productieomvang waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt.
Productie capaciteit: de productie die met de gegeven hoeveelhid productie middelen maximaal mogelijk is.
TK, TW en TO in zicht brengen met: - een tabel - een grafiek - een wiskundige vergelijking
Participanten: mensen en instellingen die bij de bedrijfsvoering v/d onderneming zijn betrokken.
§2
maatschappelijke behoeften: behoeften die in de samenleving naar voren komen.
Werkgelegenheid: de vraag naar werknemer.
Allocatie: de toedeling van productiemiddelen over de productiemogelijkheden.
Globalisering: het verschijnsel dat de productie wereldwijd gespreid is.
Milieu: de leefomgeving v/d mensen.
§3
ondernemingsgrootte: omvang v/d onderneming gemeten naar omzet, aantal werknemers of beurswaarde.
Omzet: verkochte hoeveelheid vermenigvuldigd met de verkoopprijs.
Aandeel: bewijs v. deelname in het risicodragend vermogen van NV en/af BV.
Beurswaarde: het aantal uitstaande aandelen vermenigvuldigd met de beurskoers.
Toegevoegde waarde: marktwaarde v/d verkochte goederen minus de waarde van de ingekochte grond- en hulpstoffen en diensten v. derden.
Diensten v. derden: door andere bedrijven verrichte diensten.
Bedrijfstak: groep v. ondernemingen die sterk verwante producten voortbrengt.
§4
Balans: vermogensoverzicht op een bepaald tijdstip v. bezittingen, schulden en het eigenvermogen.
Bezittingen – schulden = eigenvermogen
Bezittingen = eigenvermogen + schulden
Totaal activa = totaal passiva
Begroting: raming v/d verwachte ontvangsten en uitgaven voor een komende periode.
Resultatenrekening: een overzicht v. kosten en opbrengsten over een afgelopen perdiode.
Hfd 2 §1
Kosten: alle noodzakelijke offers die een onderneming brengt om goederen te kunnen produceren.
Constante (vaste) kosten: kosten die niet veranderen bij een verandering v/d productieomvang.
Variabele kosten: kosten die veranderen bij verandering van de productieomvang.
Proportioneel variabele kosten: kosten die recht evenredig veranderen met de productieomvang.
Totale kosten: som van de TVK en TCK.
Break-evenpoint: de productieomvang waarbij er geen winst of verlies wordt gemaakt.
Productie capaciteit: de productie die met de gegeven hoeveelhid productie middelen maximaal mogelijk is.
TK, TW en TO in zicht brengen met: - een tabel - een grafiek - een wiskundige vergelijking
§2
Extra opbrengsten: de vergroting van de totale opbrengst als één werknemer extra wordt ingeschakeld.
Extra kosten: de toename van de totale kosten als één werknemer extra wordt ingeschakeld.
Arbeidsovereenkomst: mondeling of schriftelijk gemaakte afspraken tussen werkgever en werknemer over de wederzijdse rechten en plichten bij het werk.
Primaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over de geldelijke beloning. (loon, kostenvergoeding en dergelijke).
Secundaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over niet-geldelijke beloningsaspecten (scholing, pauzes, aard van het werk en werktijden)
Tertiaire arbeidsvoorwaarden: afspraken over inspraak en medezeggenschap van werknemers.
Individuele arbeidsovereenkomst: afspraken over de arbeidsvoorwaarden tussen werkgever en de individuele werknemer.
Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO): afspraken gemaakt door werkgevers- en werknemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden geldend voor alle werknemers in een bedrijfstak of voor groot bedrijf.
Incidentele loonsverhoging: loonsverhoging van een individuele werknemer.
Prijscompensatie: loonsverhoging met hetzelfde percentage als waarmee de prijzen van de consumptiegoederen gestegen zijn, zodat de koopkracht van de werknemers op peil blijft.
Initiële loonstijging (reële loonstijging): loonsverhoging boven op de prijscompensatie, waardoor de koopkracht van de werknemer toeneemt.
Arbeidsproductiviteit: de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid.
Specialisatie (productie en handel): productie van en/of handel in slechts één onderdeel van het oorspronkelijke assortiment.
Interne arbeidsverdeling: specialisatie binnen een bedrijf.
Externe arbeidsverdeling: specialisatie van bedrijven en instellingen in een beperkt aantal werkzaamheden of producten.
Regionale arbeidsverdeling: regio’s of landen specialiseren zich in een beperkt aantal producten.
Innovaties: toegepaste vernieuwingen van producten en/of productieprocessen.
Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen.
Breedte- investering: een investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal gelijk blijft.
Diepte- investering: investering waarbij de verhouding tussen arbeid en kapitaal verandert ten gunste van kapitaal.
Kapitaalintensiteit: de verhouding kapitaal ten opzichte van arbeid.
Schaalvergroting: vergroting van de productiecapaciteit.
Fusie: Het samengaan van twee of meer bedrijven die ongeveer even groot zijn.
Overname: het samengaan van bedrijven van heel verschillende grootte.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden