Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op
Par. 1.1 Kiezen is kostbaar
- Iedereen heeft behoeften. Hierin kun je voorzien d.m.v. middelen. Omdat de middelen niet toereikend zijn voor alle behoefte, ontstaat er schaarste.
~ schaarste = meer behoefte dan middelen.
-Middelen zijn vaak alternatief aanwendbaar: d.w.z. dat je ze voor meerdere behoeften kunt inzetten. Je moet dus keuzes maken.
Behoeften verschillen van persoon tot persoon. Ze hangen af van de voorkeuren die iemand heeft.
Je maakt een keuze door de kosten met de baten (opbrengsten) te vergelijken.
Het profijt van een middel is het grootst bij de aanwendingsrichting waarbij het verschil tussen de opbrengsten en kost het grootst is.
Je maakt een keuze door te kijken naar de netto gecorrigeerde baten.
Om te weten hoeveel profijt je van je keuze hebt, moet je de opbrengst van het beste alternatief (dat zijn de opofferingskosten) van de netto baten aftrekken. Dit zijn dan de gecorrigeerde netto baten.
~ opofferingskosten = hoogste bedrag van de dingen die je opoffert.
Par 1.2 Kiezen of delen
-Als je alle middelen die iemand bij elkaar heeft bij elkaar optelt, krijg je het budget.
Voorbeeld:
Je hebt een budget van €6,- per week voor broodjes.
Belegd €1,50
Saucijzen €1,00
Mogelijkheden:
Belegd
Saucijzen
Overig budget
0
6
-
1
4
0,50
2
3
-
3
1
0,50
4
0
-
Je kunt dit laten zien aan de hand van een budgetlijn.
Als het budget niet op is, ligt het onder de budgetlijn.
Als het budget of de prijs van de producten verandert, verandert ook de budgetlijn.
In algemene vorm is de budgetlijn: B = p1 x q1 + p2 x q2
B = budget
p = prijs
q = hoeveelheid
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden