Module 1 Hoofdstuk 1

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 442 woorden
  • 5 oktober 2003
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie – Module 1 – Hoofdstuk 1 We spreken van arbeid als: - er sprake is van productieve inspanning. De werkzaamheid leidt tot resultaat, dienst of product. - De activiteit moet beloond worden met een inkomen. (primair inkomen of secundair inkomen). - Het verdiende geld moet bekend zijn bij de belastingdienst - wit inkomen. Een uitzendbureau is meer gericht op het vinden van tijdelijk werk; een arbeidsbureau richt zich voornamelijk op het vinden van vaste banen voor een langere tijd. Concrete markt: de vraag naar arbeid door werkgevers en het aanbod van arbeidskrachten komen op een zeker moment bij elkaar. Bijv. arbeids- en uitzendbureaus. Abstracte markt: Er wordt gekeken naar het totale aanbod en de totale vraag naar arbeid. Heterogeen product: Je kunt spreken over verschillende deelmarkten. Bijv. arbeid. Het arbeidsaanbod bestaat uit: - alle werkenden - alle geregistreerde werklozen (je hebt recht op een uitkering) Iedereen tussen de 15 en 57,5 jaar zouden in principe kunnen werken. Dit is de potentiële beroepsbevolking. Iedereen tussen de 15 en 57, 5 jaar, die kenbaar heeft gemaakt te willen werken, noemen we de officiële beroepsbevolking. Dit moet je doen bij het Arbeidsbureau. Afhankelijke beroepsbevolking: De mensen die een dienstbetrekking hebben bij een particulier bedrijf of bij de overheid. Zelfstandige beroepsbevolking: De mensen die geen werkgever hebben (slager, notaris) . Je kan op 2 manieren een vergelijking maken met het aantal werkende mensen in andere landen: - absoluut, hoeveel het in werkelijkheid is. - Arbeidsparticipatie of arbeidsdeelname berekenen. In Nederland is dit: (6,1mln : 10,5mln) x 100 = 58% Dit betekent dat meer dan de helft van de bevolking die kan werken, ook werkt. De beroepsbevolking is in omvang en samenstelling veranderd. Dit komt door: - Demografie. Meer jongeren - ontgroening. Meer ouderen - vergrijzing. - Emigratie en immigratie. In jaren ’60 zijn er veel buitenlanders naar Nederland gekomen. - Culturele factoren. Huishouden wordt taak van man en vrouw. Meer vrouwen gaan werken. - Loonniveau. Hoe hoger de lonen, hoe mensen geneigd zijn zich op de arbeidsmarkt aan te bieden. - Institutionele factoren: het arbeidsaanbod wordt bepaald door regels, wetten en instellingen die hierop toezien. - Arbeidsmarkt of economische situatie. Ontmoedigingseffect: veel werklozen - mensen blijven langer op school. Aanzuigeffect : goede economie - mensen laten zich sneller inschrijven als werkzoekende
De arbeidsvraag bestaat uit: - alle werkenden - vacatures: alle openstaande werkplaatsen. De vraag naar arbeid veranderd door: - Bestedingen of effectieve vraag. Meer bestedingen - meer productie - meer arbeiders nodig. - Techniek. Technologische ontwikkelingen - er is minder arbeid nodig. - Arbeidstijd. Aantal vormen van ATV: ADV, stoppen op 60e (VUT, FPU), meer vakantiedagen. - Loonniveau. Hoge lonen - werkgevers betalen meer aan hun werknemers - kosten van arbeid nemen toe - werknemers vervangen door kapitaal: substitutie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.