Hoofdstuk 1 - De arbeidsmarkt: vraag en aanbod
Leertekst 1: Werken en niet werken
Begrippen:
- overheidsinvesteringen in de infrastructuur: bv. bruggen, wegen, elektriciteitsvoorzieningen
Leertekst 2: Wat is arbeid?
• Iets is pas arbeid als het voldoet aan de volgende 3 eisen:
- men levert productieve inspanning
- men krijgt primaire beloning
- het geleverde werk is officieel geregistreerd
Begrippen:
Primair inkomen: iets waar je zelf een productieve inspanning voor levert
Secundair inkomen: je profiteert van de inkomens van anderen
Primaire inkomensverdeling: verdeling van alle primaire inkomens binnen de samenleving
Secundaire inkomensverdeling: verdeling van alle secundaire inkomens binnen de samenleving
Nivelleren: Inkomensverschillen nemen in verhouding af
Denivelleren: Inkomensverschillen nemen in verhouding toe
Leertekst 3: De arbeidsmarkt
Begrippen:
markt: geheel van vraag naar en aanbod van een product
arbeidsvraag: vraag naar arbeiders (bestaat uit vacatures, werknemers, zelfstandigen)
arbeidsaanbod ofwel beroepsbevolking: aanbod van arbeiders (bestaat uit werklozen, werknemers, zelfstandigen)
concrete markt: markt waar vraag en aanbod op een aanwijsbare plek samenkomen
abstracte markt: heeft niet één aanwijsbare plaats waar het product verhandeld wordt
vacature: baan die nog niet vervuld is
werkgelegenheid: de totale vraag naar arbeid
ruime markt: weinig schaarse goederen
krappe markt: tekort aan goederen
Leertekst 4: Werkloosheid
• Je bent pas werkloze als je voldoet aan de volgende vier eisen:
- je bent beroepsgeschikt, dwz tussen de 15 en 65 jaar
- je hebt geen betaald werk voor <12 uur per week
- je bent wel beschikbaar om 12> uur per week te werken
- je bent ingeschreven bij het CWI
• Het CWI valt onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Begrippen:
verborgen werkloze: iemand die wel werk zoekt maar niet staat ingeschreven bij het CWI
beroepsgeschikt: je bent tussen de 15 en 65 jaar
Leertekst 5: De arbeidsmarkt in cijfers
• Voorbeelden van redenen voor niet-beroepsgeschiktheid: afgekeurd, huismannen/vrouwen, pre-pensioen
Begrippen:
participatiegraad: beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking x 100
I/A-ratio: verhouding tussen niet-actieven en actieve beroepsgeschikte bevolking
U/A-ratio: verhouding tussen uitkeringstrekkers en actieven
Opdracht 35 is een belangrijke rekenopdracht!
Leertekst 6: De vraag naar arbeid: werkgelegenheid
• Opeenvolging van gebeurtenissen:
Nieuwe orders bij bedrijven
Bedrijven proberen deze met huidige situatie te verwerken
Als dit niet lukt à uitzendkrachten
Als ook dat niet lukt à pensioengenieters / mensen uit buitenland
Blijvende stroom van orders à vast personeel à structurele verbetering arbeid
Begrippen:
vacature: openstaande baan die niet vervuld kan worden
arbeidsjaar: aantal uren van een voltijdsbaan
Leertekst 7: De veranderingen in de vraag naar arbeid
• De conjunctuur wordt bepaald door vier bestedingscomponenten: de consumenten, investerende bedrijven, het buitenland en de overheid
• Opeenvolging van gebeurtenissen:
Er is sprake van de opeenvolging van gebeurtenissen zoals in leertekst 6
Consumentenvertrouwen neemt toe
Lonen stijgen, prijzen stijgen
Export daalt
Overheid gaat bezuinigen
Er wordt minder besteed
Mensen verliezen hun baan
Consumentenvertrouwen neemt af
Begint van voor af aan; zie 1.
• Voorbeelden van primaire arbeidsvoorwaarden: vakantiedagen, hoe lang werkdagen zijn, loon
• Voorbeelden van secundaire arbeidsvoorwaarden: reiskostenvergoeding, kinderopvang, studiekostenvergoeding
• Vraag naar arbeid hangt af van: loonkosten van de werkgevers, arbeidsproductiviteit van werknemers, (internationale) concurrentiepositie van bedrijven
Begrippen
conjunctuur: het geheel van krachten dat de vraag naar goederen en diensten bepaalt
recessie: periode waarin de productie krimpt
arbeidsproductiviteit: gemiddelde waarde van de productie per werknemer
automatisering/mechanisatie: werkgever laat het werk doen door machines
werkloosheid bij bestaande arbeid: tijdverlies tijdens een werkdag waarin men bijv. koffie drinkt of eerder stopt
collectieve arbeidsovereenkomst: gezamenlijke afspraak tussen bepaalde personen of organisaties waarin primaire arbeidsvoorwaarden zijn opgenomen
Leertekst 8: Het aanbod van arbeid
• De ZW, WW en WIA zijn werknemersverzekeringen
• De WWB (Wet Werk en Bijstand) is een sociale verzekering die iedereen recht geeft op een erg lage uitkering, als hij zelf voor een inkomen kan zorgen en geen aanspraak kan maken op een sociale verzekeringsuitkering.
Begrippen
sociale zekerheid: het verschijnsel dat iedereen die niet in staat is of het recht niet heeft om zelf voor zijn inkomen te zorgen
Leertekst 9: Veranderingen in het arbeidsaanbod
• Oorzaken van veranderingen binnen de beroepsbevolking:
- De groei van de bevolking zelf; emigratie/immigratie
- Rolverdeling binnen het gezin
- Werken in deeltijd en arbeidsparticipatie
- De pensioengerechtigde leeftijd
- Leerplicht
- Arbeidstijdverkorting of verlenging
- De hoogte van het loon en het recht op een uitkering
- De stand van de conjunctuur en het ontmoedigingseffect
Hoofdstuk 2 – De prijs van arbeid
Leertekst 10: Loon naar werken
• Er zijn vier productiefactoren:
- arbeid: alle menselijke inspanningen die tot schaarse goederen leiden.
Ø Er is pas sprake van arbeid als mensen productieve inspanningen leveren waarvoor zij met een primair wit inkomen beloond worden.
- kapitaal: alle hulpmiddelen die mensen bij het produceren benutten
- natuur: alle grond en natuurlijke processen die leiden tot voor de mens nuttige zaken
- ondernemerschap: alle initiatieven die leiden tot een combinatie van de drie andere productiefactoren
Begrippen:
pacht: de beloning voor de eigenaren van de grond; de natuur
Leertekst 11: Van bruto naar netto inkomen
• Zie hieronder hoe de loonkosten van een werkgever verdeeld zijn.
loonkosten werkgever
netto loon
wig
bruto loon
• werkgeverslasten
(netto loon)
loonheffing
premies
werknemers
verzekeringen
premies
werknemers
• verzekeringen
overige
werkgevers-
lasten
• Premies volksverzekeringen bestaat uit uit AOW, ANW, AWBZ
Begrippen:
honorarium: ereloon; soort van extra hoge beloning voor een bepaald soort arbeid omdat iemand veel moeite heeft moeten doen om dat beroep te kunnen doen, bijv. lange studie voor advocaat of notaris.
pensioenpremie: het geld dat je voor je pensioen opspaart
loonheffing: het totale bedrag dat voor de loonbelasting en de premies volksverzekeringen op het loon wordt ingehouden
wig: het verschil tussen de loonkosten die de werkgever heeft en het netto loon van de werknemer
Leertekst 12: Inkomensbeleid
• Met de volgende wetten worden de uitkeringen voor zwakkeren gewaarborgd: AOW, ANW, AWBZ, AKW
• Iedereen krijgt gratis medische zorg door de Zorgverzekeringswet waarvoor zij voor de basisverzekering premie betalen.
• Eerste 2 jaar dat iemand ziek is komt hij in de Ziektewet (70% van loon minimaal). Daarna komt de persoon in de WIA.
• We kennen de volgende heffingskortingen:
- Algemene heffingskorting
- Arbeidskorting
- Ouderenkorting, aanvullende ouderenkorting
- Kinderkorting, aanvullende kinderkorting
- Alleenstaande ouderkorting, aanvullende alleenstaande ouderkorting
- Combinatiekorting
- Jonggehandicaptenkorting
• Zo berekenen we het belastbare inkomen van een persoon:
Totaal jaarinkomen € 40.000,-
Bijtelling bv. auto v/d zaak € 5.000,- +
€ 45.000,-
Aftrekposten bv. reiskosten/alimentatie € 2.000,- -
Belastbaar inkomen € 43.000,-
Ø De heffingskorting bereken je pas na toepassing van het progressieve stelsel(met de vier schijven).
Opdracht 90 is een belangrijke rekenopdracht!
Begrippen
solidariteit: behulpzaam zijn voor de medemens; er is sprake van solidariteit in een verzorgingsstaat
sociale partners: werknemers- en werkgeversverenigingen die met elkaar afspraken maken
draagkrachtbeginsel: de grootverdieners dragen de zware lasten en betalen veel belasting i.v.m. solidariteit
progressief stelsel: het stelsel dat het draagkrachtbeginsel ondersteunt: mensen die weinig verdienen betalen in verhouding minder aan belasting dan mensen die veel verdienen
degressief stelsel: tegenovergestelde van progressief stelsel; naarmate je meer verdient betaal je in verhouding minder belasting
proportioneel stelsel: stelsel waarin iedereen een bepaald percentage van het inkomen betaalt aan belasting. Bij iedereen is dat percentage hetzelfde.
marginale tarieven: de percentages die zijn te vinden in de (vier) schijven van het progressieve stelsel
omslagstelsel: het verschijnsel dat er nergens een pot met geld voor iedereen is als we besluiten niet meer solidair te zijn. D.w.z. iemand die al jaren betaalt voor anderen krijgt er zelf niks voor terug.
Leertekst 13: Het marktmechanisme faalt
• Alternatief voor het marktmechanisme is het handmatig vastleggen van CAO-afspraken. Gevolg: in sommige sectoren zijn er te weinig mensen voor het te verrichten werk, in andere sectoren heerst werkloosheid.
Begrippen:
vrije markt: markt waarin de prijzen worden bepaald door vrije concurrentie
garantieprijs: verzekering dat er voor een goed in ieder geval een afgesproken minimumprijs wordt betaald
Leertekst 14: De loononderhandelingen
• Voor loononderhandelingen zijn er allemaal verenigingen. Bijv. NCW, VNO, CNV, FNV en de SA.
Begrippen:
incidentele loonstijging: het verschijnsel dat iemand meer gaat verdienen omdat de persoon een andere functie gaat vervullen
Leertekst 15: Wat is het alternatief?
• Grote beloningsverschillen zorgen binnen de werkomgeving voor onrust. Voorbeeld: als je een bollenpeller per gevulde mand zou belonen dan zou iedereen azen op de grote bollen. Maar je hebt ook bescheiden mensen die dat onredelijk vinden en dus willekeurige groottes pakken. Wat je krijgt is oneerlijkheid en onrust. Topmanagers die zichzelf belonen omdat het bedrijf winst heeft zijn dan ook onredelijk: alle werknemers hebben hiervoor gezorgd.
Hoofdstuk 3 – Werkloosheid: oorzaken en aanpak
Leertekst 16: Werkloosheidsoorzaken
• Conjunctureel werkloos à vraag (bestedingen nemen af)
• Structureel werkloos à aanbod (verandering wijze productie)
• Vier soorten structuurwerkloosheid:
- kwantitatieve structuurwerkloosheid
het aantal gevormde arbeidsplaatsen moet afgestemd zijn op de aanwezige beroepsbevolking
- kwalitatieve structuurwerkloosheid
verschil tussen aangeboden en gevraagde kwaliteit
- frictiewerkloosheid
door ondoorzichtige arbeidsmarkt duurt het zoeken naar een baan lang
- seizoenswerkloosheid
niet al het werk kan in alle seizoenen verricht worden
Leertekst 17: Conjuncturele werkloosheid
• Vicieuze cirkel bestaat uit 4 perioden:
- overspannen fase (prijzen stijgen, werkloosheid neemt af);
- neergaande fase/ontspanning (prijzen stijgen minder sterk, werkloosheid loopt licht op);
- recessie (werkloosheid neemt sterk toe, prijzen dalen soms licht);
- opleving/herstel (prijzen stijgen, werkloosheid neemt minder sterk toe).
Begrippen:
vicieuze cirkel: prijzen dalen snel waardoor mensen grote aankopen uitstellen.
Leertekst 18: Structurele werkloosheid
Geen leerpunten, geen begrippen. Informatie in leertekst 18 is toegevoegd aan leertekst 16.
Leertekst 19: Kwantitatieve structuurwerkloosheid
• Redenen voor ondernemers om manier produceren te veranderen: mechanisatie, verplaatsing onderneming, faillissement, uitbesteding, inhuren uitzendkrachten, etc.
• Twee groepen verborgen werklozen:
- verborgen werkloosheid onder werkenden: lage arbeidsproductiviteit;
- verborgen werkloosheid onder niet-werkenden: kans om aan baan te komen gering.
Leertekst 20: Kwalitatieve structuurwerkloosheid
• Als je eerst conjunctureel werkloos bent, maar je kunt je wel om laten scholen en vervolgens wel aan een baan komen, dan ben je structureel werkloos.
• Mobiliteit is een kwalitatief structureel probleem.
Begrippen:
kwalitatief structureel werkloos: mensen vinden geen werk dat bij hun opleiding aansluit waardoor omscholing noodzakelijk is
Leertekst 21: Frictiewerkloosheid
• Iedereen die korter dan drie maanden werkloos is noemen we frictiewerkloos.
• CWI/uitzendbureaus en internet zorgen ervoor dat vragers en aanbieders van arbeid elkaar sneller kunnen vinden.
Begrippen:
frictiewerkloosheid: de werkloosheid tussen twee banen; de zoekwerkloosheid.
Leertekst 22: Seizoenswerkloosheid
• Door diversificatie wordt de seizoenswerkloosheid teruggedreven.
• CBS corrigeert werkloosheidscijfer voor seizoensinvloeden omdat zo een duidelijker beeld ontstaat van werkloosheid.
• Het CBS publiceert een maandmutatie omdat dit een duidelijker beeld schept van de werkloosheid.
• Het CBS stelt de trend iedere maand bij omdat het maken van een trend gepaard gaat met onnauwkeurigheid.
Afkortingen
Wetten
WWB: Wet Werk en Bijstand
AOW: Algemene Ouderdomswet
CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst
WIA: Wet Werk en Inkomensvoorziening bij Arbeidsongeschiktheid
ZW: Ziektewet
WW: Werkloosheidswet
ANW: Algemene Nabestaandenwet
AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
ZFW: Ziekenfondswet
AKW: Algemene Kinderbijslagwet
Overige
CWI: Centrum voor Werk en Inkomen
NCW: Nederlands Christelijk Werkgeversverbond
VNO: Vereniging van Nederlandse ondernemers
CNV: Christelijk Nederlands Vakverbond
FNV: Federatie van Nederlandse Vakverenigingen
SA: Stichting van de Arbeid
SER: Sociaal Economische Raad
REACTIES
1 seconde geleden