Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7
Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid
Y inkomensevenwicht EV = nationaal inkomen (Y): wordt bereikt doordat ondernemers de productie aanpassen.
Evenwichtsvoorwaarde EV = nationale productie (W) / S = I inkomensevenwicht
Exogenen: van buitenaf, niet afhankelijk van Y
Endogenen: binnen ’t model.
Autonoom: niet afhankelijk van een andere factor.
Gemiddelde consumptie quote = C Marginale consumptie quote = ΔC
Y Δ Y
Multiplier = gevolg / oorzaak
1 / (1-c) De nawerking van een verandering van een autonome grootheid in het model noemt men de multiplierwerking.De kracht van de multiplierwerking wordt bepaald door de hoogte van de marginale consumptiequote: een deel van het extra verdiende inkomen dat wordt besteed. Het andere deel wordt gespaard en lekt weg uit de kringloop: het spaarlek. Hoe groter het deel van het nationaal inkomen dat wordt geconsumeerd, des te hoger is de waarde van de multiplier en des te krachtiger is de kettingreactie die volgt op een verandering van de autonome bestedingen. Als een groter deel van het nationaal inkomen wordt geconsumeerd wordt er minder gespaard; het spaarlek is in dat geval kleiner.
De omvang van productiecapaciteit is afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van de vier productiefactoren: arbeid, natuur, kapitaal en ondernemersactiviteit.
Productie capaciteit wordt bepaald door de meest schaarse productiefactor knelpuntfactor
Gemiddelde apt = productie kwaliteit
aantal arbeiders
Reëel apt = uitgedrukt in goederen
Nominaal apt = uitgedrukt in geld.
Y of EV = Y* bestedingsevenwicht volgens klassieken via prijsmechanisme
Laagconjunctuur EV < apt onderbesteding, dus werkloosheid, ruime arbeidsmarkt conjuncturele werkloosheid.
Hoogconjunctuur EV > apt overbesteding, gespannen arbeidsmarkt bestedingsinflatie.
Oplossing: bestedingen veranderen, 3 manieren:
1: Δ van de autonome investeringen (Io)
2: Δ in de autonome consumptie (Co)
3: Δ van de marginale consumptie quote.
Bestedingsevenwicht alle productiefactoren volledig ingeschakeld moet overheid op ingrijpen via die 3 manieren.
Als iedereen inzetbaar is Conjunctureel
Seizoenswerkloosheid enz. Structureel, deze mensen krijg je niet aan het werk door de bestedingen te beïnvloeden, je hebt kwantitatieve en kwalitatieve.
Structurele werkloosheid is het verschil tussen het totale arbeidsaanbod en het inzetbare deel hiervan.
Conjuncturele werkloosheid = (Y* - Y) / apt
Breedte investering verhouding arbeid/ kapitaal blijft gelijk.
Diepte investering meer kapitaal, minder arbeid apt neemt toe
Y = C + S
Av = Y / apt apt = Y
Av
Y* = productiecapaciteit
EV = NNI = NNP = totale bestedingen = netto toegevoegde waarde = C+I+O+E-M =
C+S+B = loon/pacht/huur/rente/winst = Y = W= productie (waarde) = totaal primair inkomen.
Hoofdstuk 4 De gesloten economie met overheid
Belastingen (B) zijn endogeen afhankelijk van het nationaal inkomen (Y) en ook voor een deel exogeen, omdat de hoogte van de belastingtarieven en de belastingvrijstellingen door de politici wordt vastgesteld.
Overheidsbestedingen (O) zijn exogeen worden namelijk bepaald door overheidsbeleid.
Totale bestedingen (EV)
Nationale consumptie Nationale investeringen
Particuliere Overheids Overheids Particuliere
consumptie (C) consumptie investeringen investeringen (I)
Overheidsbestedingen (O) B = bY + Bo b = marginale belastingquote, B = autonome belastingheffing; het zijn belastingen die worden geheven ongeacht de hoogte van het nationaal inkomen. Overheidsuitgaven bestaan uit overheidsbestedingen en overdrachtsuitgaven (subsidies en uitkeringen) Voor Bo Voor Co, Io, Oo
Het is –c, omdat als de belasting omlaag gaat, je Y stijgt. Wanneer de autonome belastingen worden verlaagd, krijg je een kettingreactie: Netto inkomen stijgt, consumenten gaan daardoor meer consumeren, deel daarvan wordt ook gespaard (lekt dus weg). De overige consumptie leidt tot: stijging van de EV, daardoor stijging van W, dus ook Y, daarom stijgt C weer, en wordt er weer meer gespaard (spaarlek) en leidt het tot hogere belastingen.
Evenwichtsvoorwaarde in dit model: (S-I) + (B-O) = 0
S-I particulier spaarsaldo, B-O overheidssaldo/ financieringssaldo/ begrotingssaldo. Bij elkaar opgeteld is het het nationaal spaarsaldo. Deze is 0 als er inkomensevenwicht is.
Een begrotingstekort verhoogt de EV, dus werkt vraagvergrotend.
Conjuncturele werkloosheid kan in dit model alleen worden opgelost door de autonome consumptie en/ of de autonomie investeringen te verhogen.
Bij onderbesteding gaat Oo omhaag, Bo omlaag en de marginale belastingquote daalt ook. Bij Bij onderbesteding en overbesteding stimuleren is een anticyclisch beleid.
In slechte tijden: Oo verhogen, Bo verlagen overheidstekort wordt groter
In goede tijden: bezuinigen overheidstekort daalt.
Inverdieneffect: wanneer de overheid bv de BTW verlaagd, krijgt ze minder belasting binnen. Maar omdat de prijzen dalen zal de EV stijgen waardoor een deel vd belastingverlaging wordt terugverdiend (inverdiend). Berekening daarvan:
1) wat was B-O?
2) wat wordt B-O?
3) ΔB-O
4) Stel ΔB was -8, stel ΔB-O is -4
5) Inverdieneffect 4 miljard.
Bestedingsevenwicht ook bereikt dmv: verlaging vd marginale belastingquote of autonome belasting.
Gemiddelde belasting druk is: B / Y
Iedereen evenveel belasting: proportioneel belastingstelsel
Hoe meer inkomen, hoe meer belasting betalen: progressief belastingstelsel
Hoe meer inkomen, hoe minder belasting betalen: degressief belastingstelsel.
Als de autonome belasting (Bo) negatief is heffingskorting gaat pas betalen als je daar boven uit komt. B= 0 belasting vrij inkomen.
Hoofdstuk 5 De open economie met overheid
Nederland heeft een zeer open economie veel economische betrekkingen met ’t buitenland.
Nu import en export erbij. Export = vraag vanuit het buitenland bij Nederlandse ondernemingen. Meer export stijging EV. Is autonoom.
Import is het deel van de vraag in het binnenland dat leidt tot aankopen in het buitenland.
EV = C+I+O+E-M
In dit model nu ook importlek: deel van het verdiende inkomen wordt besteed aan producten uit het buitenland, lijdt tot stijging EV in buitenland en niet in NL.
Multiplier wordt nu:
Voor Co, Io, Oo, Eo: Voor Bo:
De betalingsbalans is een overzicht van alle betalingen aan en ontvangsten van het buitenland over een periode van 1 jaar. Inkomenstransacties staand op de lopende rekening van de betalingsbalans bestaan uit export en import van goederen, diensten en productiefactoren.
Inkomen = periode grootheid
Vermogen = tijdstipgrootheid
Betalingsbalans moet altijd in evenwicht zijn:
- NL overschot op lopende rekening buitenland tekort, kapitaal exporterenvraagvergrotend.
- NL tekort op lopende rekening buitenland overschot, kapitaal importerenvraagverkleinend.
De evenwichtsvoorwaarde wordt nu:
S-I + B-O = E-M
Particulier overheids saldo lopende rekening/ nationaal
spaarsaldo saldo spaarsaldo/ betalingsbalans saldo
Nationaal spaarsaldo
Hoofdstuk 6 De economische kringloop
Reële sfeer goederen, diensten, productiefactoren
Geldsfeer de in geld uitgedrukte waarde vd goederen, diensten en productiefactoren.
Ex ante geplande grootheden.
Ex post achteraf, dus gedwongen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
P.
P.
Hey, alvast bedankt voor de samenvatting van Modellen H3 t/m H7, maar heb je ook nog het origineel? Dus het Word document, zodat ik alle tekentjes goed kan lezen, want op internet worden sommige van die tekens vervangen door blokjes.
Groetjes,
Paul
18 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
IK heb je economie samenvatting h3t/m7 van modellen gelezen en wou hem ook verder gaan gebruiken om de stof te leren. Maar ik krijg hem niet goed in microsoft word. Is er misschien een kans dat jij me de samenvattingen kunt mailen, misschien? Alvast bedankt. Groetz Peter.
18 jaar geleden
Antwoorden