Markt en marktvormen

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 1554 woorden
  • 29 november 2004
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
44 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
De markt

Concrete markt
Het totaal van vraag en aanbod, op een tastbare ontmoetingsplaats.
Abstracte markt
Het totaal van vraag en aanbod van een product zonder een tastbare ontmoetingsplaats.
Prijs
Wat een consument voor een product betaalt/wat een producent voor een product krijgt.
Aanbodlijn
Lijn die de hoeveelheden laat zien die de producent aanbiedt bij verschillende prijzen.
Individuele aanbodlijn
Aanbodlijn van één aanbieder.
Collectieve aanbodlijn
Aanbodlijn van de gezamenlijke aanbieders (op één markt).
Prijselasticiteit van het aanbod
Geeft de verandering van het aanbod in verhouding tot de prijs weer in procenten.
Volkomen (prijs)inelastisch aanbod
Aanbod dat niet veranderd bij een prijsverandering.
Evenwichtsprijs
Waar de aangeboden hoeveelheid en gevraagde hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn.
Evenwichtshoeveelheid
Hoeveelheid die bij de evenwichtsprijs wordt verhandeld.
Homogene goederen
Goederen die identiek zijn, geen kopersvoorkeur.
Transparante markt
Iedereen beschikt over alle informatie die nodig is.
Signaalfunctie
De prijs geeft aan aan welke producten er behoefte is en welke productiemiddelen daarvoor aangewend moeten worden.
Marktmechanisme
De prijzen en de prijsverhoudingen bepalen welke producten in welke hoeveelheden geproduceerd worden.
Optimale allocatie/toedeling
De productiemiddelen worden zo gebruikt dat de consument tevreden is.
Onzichtbare hand
De productie wordt ingedeeld naar de wensen van de consument.

Wat is een markt?
Op een markt komen vraag en aanbod bij elkaar.
- collectieve markt
- abstracte markt
Aanbieders en vragers komen tot een bepaalde prijs.

Aanbod en aangeboden hoeveelheid
De hoeveelheid die de producenten aanbieden (q) wordt bepaald door de verkoopprijs en de kostprijs. Bij een hogere prijs wordt meer aangeboden (winst!).
Weergeven in:
- tabel (bron 4, blz 96)
- grafiek ® aanbodlijn. Verticaal = prijs (p), horizontaal = q
o individuele aanbodlijn
o collectieve aanbodlijn
- vergelijking ® qa=(c*p)+d. Waarbij:
o qa = aangeboden hoeveelheid (altijd gelijk/hoger dan 0)
o c = de richtingscoëfficiënt (altijd gelijk/hoger dan 0)
o p = de prijs
o d = een constante (meestal negatief)
Bij zelf tekenen mag je uitgaan van een lineaire aanbodlijn.

Verandering van aanbod en aangeboden hoeveelheid
Bij een prijsverhoging/verlaging schuift de prijs langs de aanbodlijn. We gaan uit van ceteris paribus (overige omstandigheden blijven gelijk).
De prijselasticiteit van het aanbod (Ea) geeft aan hoe sterk de producenten reageren op een prijsverandering.
Ea= % verandering v/d aangeboden hoeveelheid // % prijsverandering
(%® ((nieuw-oud)/oud)*100%)

Bij een volkomen (prijs)inelastisch aanbod is de aanbod lijn verticaal.

In de werkelijkheid veranderen de overige omstandigheden (ceteris paribus) wel. Deze omstandigheden kunnen zijn:
- kostenontwikkelingen (Productiekosten nemen af, aanbodlijn verschuift naar rechts. Productiekosten nemen toe, aanbodlijn verschuift naar links.)
- verandering van het aantal aanbieders (Toename aanbieders, collectieve aanbodlijn naar rechts. Afname aanbieders, collectieve aanbodlijn naar links.)
- stand van de techniek (Verbetering techniek, aanbodlijn naar rechts. Verslechtering techniek, aanbodlijn naar links.)

Marktevenwicht
Bij een hogere prijs is de aangeboden hoeveelheid groter dan bij een lagere prijs. De collectieve aanbodlijn is dus een stijgende lijn. Hoe hoger de prijs hoe minder mensen het product kopen. De collectieve vraaglijn is dus een dalende lijn. Waar ze elkaar kruisen is er een evenwicht (qv=qa), de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
In de ‘perfecte markt’ gaan we uit van het volgende:
- de producten zijn homogeen
- er zijn veel vragers
- er zijn veel aanbieders
- de markt is transparant
- er zijn geen toetredingsbelemmeringen
De markt wordt geruimd = alle aangeboden producten worden verkocht (bij de evenwichtsprijs.)
In de ‘perfecte markt’ wordt de evenwichtsprijs automatisch bereikt.

Het bijna perfecte marktmechanisme
De collectieve vraaglijn verschuift door:
- de behoeften
- het inkomen of budget
- de prijs van een ander product
- het aantal vragers
Bij toename van de vraag stijgt de prijs (winstmogelijkheden), bij afname van de vraag daalt de prijs.
Bij toename van het aanbod daalt de prijs, bij afname van het aanbod stijgt de prijs (vragers bieden tegen elkaar op.)

De evenwichtsprijs heeft een signaalfunctie. Door het marktmechanisme worden de behoefte van de consument zo goed mogelijk vervuld (optimale allocatie/toedeling) De onzichtbare hand zorgt dat alle problemen rond de afstemming tussen vraag en aanbod verdwijnen.

De afstemming van vraag en aanbod door het marktmechanisme werkt niet altijd:
- sommige goederen hebben geen prijs
- sommige prijzen worden te hoog of te laag (maximum- en minimumprijzen door de overheid)
- onrechtvaardige verdeling van rijkdom (overheid®herverdeling van de inkomens (belastingstarieven en uitkeringen))
- komen niet tot een evenwichtsprijs (aanbod reageert te traag)
- prijzen niet altijd juist (milieuvervuiling)
- geen perfecte markt voor alle producten
- arbeidsmarkt werkt niet zoals een ‘gewone’ markt

Marktvormen
Marktvorm
Het geheel van omstandigheden waaronder de concurrentie plaatsvindt.
Monopolie
Marktvorm met maar één aanbieder.
Prijszetter
Een aanbieder die zelf de prijs kan bepalen.
Oligopolie
Marktvorm met weinig (één producent heeft invloed op de prijs) aanbieders.
Hoeveelheidsaanpasser
Aanbieder die met de hoeveelheid varieert omdat zijn prijs gegeven is.
Heterogene goederen
Een product dat zich onderscheidt, de consument heeft voorkeuren.
Volledige concurrentie
Marktvorm met veel aanbieders, een homogeen product, transparante markt en vrije toetreding.
Monopolistische concurrentie
Marktvorm met veel aanbieders en een heterogeen product.
Wettelijk monopolie
Markt waarop één aanbieder actief is omdat de wet dat zegt.
Natuurlijk monopolie
Markt waarop één aanbieder actief is omdat door natuurlijke oorzaken geen tweede aanbieder mogelijk is.
Economisch monopolie
Markt waarop één aanbieder actief is omdat door economische oorzaken geen tweede aanbieder mogelijk is.
Doelstellingen van de onderneming
Bijvoorbeeld maximale winst of maximale omzet.
Prijs-afzetlijn
Lijn die aangeeft wat de producent (monopolist) kan vragen (p) bij verschillende hoeveelheden die hij aanbiedt.
Prijzenoorlog (cut throat competition)
De producenten blijven hun prijs verlagen, tot onder de kostprijs, om de concurrentie uit te schakelen.
Kartel
Een overeenkomst tussen twee of meerdere aanbieders om de concurrentie om dat punt te verminderen.
Prijskartel
Kartel gericht op de prijsconcurrentie.
Productiekartel
Kartel gericht op de productie.
Rayonkartel
Kartel die het afzetgebied heeft verdeelt onder de ondernemingen, ieder krijgt zijn eigen afzetgebied.
Prijsleider
Eén grote aanbieder in een oligopolistische markt die de prijs bepaalt, de kleinere ondernemingen moeten wel volgen.
Kenmerken van de verschillende marktvormen
De verschillende marktvormen onderscheidt je door de volgende kenmerken:
- het aantal aanbieder, veel (volkomen concurrentie/monopolistische concurrentie)/weinig (oligopolie)/één (monopolie)
- de aard van het goed, heterogeen (heterogeen oligopolie/monopolistische concurrentie)/homogeen (volkomen concurrentie/homogeen oligopolie)
- doorzichtige (volkomen concurrentie/monopolistische concurrentie)/ondoorzichtige markt (oligopolie/monopolie), volledig/niet op de hoogte van wat er op de markt aan de hand is
- toetredingsmogelijkheden, vrij (volledige concurrentie/monopolistische concurrentie)/niet vrij(oligopolie/monopolie). Formeel (diploma’s) en financieel (hoge startingskosten)
De monopolist is prijszetter. Bij veel aanbieders zijn de aanbieders hoeveelheidsaanpassers.

Het monopolie
Er zijn drie oorzaken waardoor een aanbieder is een monopolie positie kan komen:
- wettelijk
- natuurlijk
- economisch
o één onderneming is als eerst en het is voor andere (nog) niet winstgevend om zich ook te vestigen
o één onderneming heeft een octrooi, patentrecht of een geheim recept waardoor andere zich niet kunnen vestigen.
Een monopolist heeft verschillende redenen om zijn prijs niet te hoog te maken:
- de collectieve vraaglijn is zijn afzetlijn, bij een hoge prijs zijn er weinig vragers
- het risico is hoog dat er substitutiegoederen zijn of op de markt worden gebracht
- er is een risico dat anderen zich op de markt gaan vestigen, door de prijs niet te hoog te maken (stay-out pricing) is het niet winstgevend voor anderen om zich te vestigen

Een onderneming kan allerlei doelstellingen hebben. Wat voor de consumenten de vraaglijn is, is voor de monopolist de prijs-afzetlijn.
q = -3p + 30 vraaglijn
3p = -q + 30
p = - 1/3q + 10 prijs-afzetlijn
(maximale omzet)
Totale Opbrengst = p * q
(- 1/3q + 10) * q = TO
- 1/3 q^2 + 10q = TO
TO is maximaal als MO = 0
- 2/3q + 10 = 0 ® q = 15
M.b.v de prijs-afzetlijn bepaal je de prijs
p = - 1/3q + 10 ® q =15 maakt p = 5
(maximale winst)
TW = TO – TK
TK = 20 + 2q (MK = 2)
We kunnen de maximale winst bereken door MO = MK
- 2/3 q + 10 = 2 ® 2/3 q = 8 ® q = 12 en p = 6 (m.b.v prijs-afzetlijn)

Een monopolist zorgt dat toetreding onmogelijk is. De consument krijgt minder en duurdere goederen aangeboden in een monopolie dan bij een volledige concurrentie.

Het oligopolie
Bij een groter aantal aanbieders zal de invloed op de prijs voor één aanbieder kleiner zijn. Bij herterogene producten zal de invloed groter zijn dan bij homogene goederen.
Concurrentiemiddelen zijn:
- starre prijzen, prijzen blijven langere tijd hetzelfde
- prijzenoorlog, proberen de concurrentie failliet te laten gaan, daarna kunnen de prijzen weer omhoog
- kartelvorming, bij een prijskartel worden de concurrentiemiddelen:
o kwaliteit
o leveringsvoorwaarden
o dienstverlening
Gevolg is een productiekartel. Men kan ook een rayonkartel afspreken om dit te voorkomen. Het doel van de meeste kartels is zorgen dat je elkaar niet weg concurreert.
Als de prijzen gelijk zijn maar er is geen sprake van een kartel is één producent de prijsleider.

Voordelen van monopolies en kartels (concentratie van de macht)
- sommige innovaties zijn nu mogelijk doordat er één grote organisatie is die de productie op zich neemt
- grootschaligere productie is mogelijk waardoor de prijzen (kunnen) dalen (kostenvermindering)
- er is continuïteit in productie en prijzen
- geen geld verspilt aan onderlinge strijd (reclame)
- voor de overheid gemakkelijker, één organisatie waarmee ze afspraken moeten maken over veiligheid, milieu en werkomstandigheden
Nadelen
- machtsmisbruik, hoge prijzen en eenzijdig bepaalde leveringsvoorwaarden
- verstarring, geen druk tot kostenbeheersing of verbetering van het product

Monopolistische concurrentie
Elke producent is monopolist van zijn eigen, unieke product. De producten zijn wel verwant. Doordat de producten elkaar kunnen vervangen vormen ze één markt met heterogene goederen.

REACTIES

W.

W.

ik vind deze samenvatting best goed, hielp me met leren!

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.