Loon en belasting

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1711 woorden
  • 26 juni 2012
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Hoofdstuk 1 Brutoloon

Het brutoloon is het loon dat de werknemer ontvangt van zijn werkgever. Van dit loon worden veelal sociale premies en belastingen ingehouden, wat resulteert in het nettoloon.

Hoofdstuk 2 Nettoloon.

Het nettoloon is het resultaat van het brutoloon waar onder andere belasting en sociale premies van zijn afgetrokken. Afhankelijk van lokale (nationale) wetgeving houdt de werkgever deze belasting en premies in op het brutoloon om deze af te dragen aan de overheid. In tegenstelling tot het brutoloon is het nettoloon daarmee het bedrag dat de werknemer daadwerkelijk van de werkgever uitbetaald krijgt.

Hier zie je een uitgebreide nettoloon berekening van het jaar 2012:

Bruto-netto Loon Zvw
Brutoloon € 4.000,00 € 4.000,00
Premieloon Zvw € 4.000,00
Vergoeding Zvw € 215,88 + € 215,88 +
Loon Loonheffing € 4.215,88
Loonheffing € 1.338,25 –
Zvw Inkomensafhankelijk € 215,88 –
Nettoloon € 2.661,75

Zvw: zorgverzekeringswet
Uit deze berekening hierboven zie je precies wat er ingehouden word voor je nettoloon.

Hoofdstuk 3 Loonbelasting

Onder de naam 'loonbelasting' wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroepssporters, van buitenlandse gezelschappen en van bij of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 aan te wijzen andere personen een directe belasting geheven. Loonbelasting en premie volksverzekeringen worden samen vaak loonheffing genoemd, omdat ze in één bedrag worden betaald. De loonheffing is een voorheffing op de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Degene die loon of een uitkering verstrekt, houdt de loonheffing in, waardoor degene die het loon of de uitkering ontvangt geen of minder inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen hoeft te betalen. Degene die de loonheffing moet inhouden, wordt inhoudingsplichtige genoemd. Degene op wiens loon of uitkering loonheffing wordt ingehouden, wordt werknemer genoemd. De loonheffing is in het algemeen een werknemer schuld. Met behulp van een loonbelastingverklaring kunt u de voor uw werknemer relevante gegevens invullen.

Hoofdstuk 4 Premies werknemersverzekering

Werknemers zijn middels een aantal wetten automatisch verzekerd. Als een werknemer zijn baan verliest of door lichamelijke beperkingen niet meer of nog maar gedeeltelijk kan werken, heeft hij toch inkomsten. Als werknemer werk je in loondienst bij een werkgever als je een arbeidscontract hebt. Sommige arbeidsverhoudingen worden gelijkgesteld met werken in loondienst, bijvoorbeeld thuiswerkers, musici en artiesten. Werknemer en werkgever betalen beiden premie voor de werknemersverzekering.

Werknemersverzekeringen bestaan uit:
• WIA - Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
• WW - WerkloosheidsWet

De premie voor de WW betaalt een werkgever gedeeltelijk zelf en wordt gedeeltelijk ingehouden op het loon van de
werknemer. De WIA-premie wordt altijd volledig door de werkgever betaald.
Alhoewel de UWV de werknemersverzekeringen uitvoert, incasseert de Belastingdienst de premie hiervoor.

5 Welke belastingen zijn er?

Directe belastingen en indirecte belastingen

Er zijn 2 typen belastingen:
• Directe belastingen zijn belastingen op inkomen, winst en vermogen. Deze belastingen draagt de belastingplichtige zelf af aan de Belastingdienst. Een voorbeeld hiervan is de inkomstenbelasting (IB).
• Indirecte belastingen worden door een ander aan de Belastingdienst afgedragen. Die belasting is in de prijs van de goederen en de diensten verwerkt. Daarom heet deze belasting ook wel kostprijsverhogende belasting. Accijns is een voorbeeld van een indirecte belasting. De consument betaalt de belasting, maar de leverancier draagt het belastingbedrag af aan de Belastingdienst.

Soorten belasting

Rijksbelastingen die in Nederland geheven worden, zijn:

• inkomstenbelasting (IB);
• loonbelasting;
• vennootschapsbelasting (Vpb);
• dividendbelasting;
• kansspelbelasting;
• erfbelasting;
• schenkbelasting;
• vermogensrendementsheffing;
• omzetbelasting (btw);
• rechten bij invoer;
• rechten bij uitvoer;
• accijnzen zoals alcoholaccijns en tabaksaccijns en verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken;
• belastingen op personenauto's en motorrijwielen (bpm);
• motorrijtuigenbelasting (mrb);
• belasting zware motorrijtuigen;
• overdrachtsbelasting;
• assurantiebelasting;
• milieubelastingen, zoals kolenbelasting, en energiebelasting

hoofdstuk 6 loonbelasting tarieven/belastingschijven 2011
De belastingtarieven voor de loonbelasting 2011 zijn bekend en dus de loonheffing waarmee we te maken krijgen. Zoals tot nog toe gebruikelijk zijn er verschillen tussen wie jonger is dan 65 dan wel ouder is dan 65:

Tarieven en belastingschijven ib voor wie 2011 jonger is dan 65 jaar:

hoogte inkomen maar niet hoger dan belastingtarief

1 - € 18.628 33%
2 € 18.628 € 33.436 41,95%
3 € 33.436 € 55.694 42%
4 € 55.694 - 52%
en
Tarieven en belastingschijven ib voor wie in 2011 65 jaar of ouder is:

hoogte inkomen van maar niet hoger dan belastingtarief

1 - € 18.628 15,1%
2 € 18.628 € 33.485 24,05%
3 € 33.485 € 55.694 42%
4 € 55.694 - 52%

Hoofdstuk 7 box 1 Inkomen uit arbeid en inkomen

Over het belastbare inkomen uit werk (bijvoorbeeld loon of winst uit onderneming) en woning (bijvoorbeeld inkomsten uit verhuur van de eigen woning) moeten belastingplichtigen belasting betalen.

Inkomsten uit werk en woning
Onder de inkomsten uit werk en woning vallen:

• de belastbare winst uit onderneming;
• het belastbare loon;
• het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden zoals:

o inkomsten van freelancers;
o betalingen voor diensten en auteursrechten;
o bijzondere situaties, zoals het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen

• de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen, zoals alimentaties en bijstandsuitkeringen;
• de belastbare inkomsten uit eigen woning.

Trek van deze inkomsten onderstaande posten af:

• de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld;
• de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, zoals de premie voor een lijfrente;
• de persoonsgebonden aftrekposten.

Als er in voorgaande jaren uitgaven voor inkomensvoorzieningen of persoonsgebonden aftrekposten zijn opgevoerd die achteraf gezien onterecht blijken te zijn opgevoerd, dan moeten deze weer bij het inkomen worden opgeteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij:

• afgekochte lijfrentes die eerder als aftrekpost zijn opgevoerd (negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen);
• ontvangen bedragen die betrekking hebben op uitgaven die als persoonsgebonden aftrekpost zijn opgevoerd, bijvoorbeeld een teruggave van ziektekosten.

Dan krijg je een rekensom van :

Inkomen: € X Inkomsten € 10.000,00
Aftrekpost : € Y Aftrekposten € 900,00

___ - _________ -

Totaal € z Totaal € 9100,00
Hoofdstuk 8 Box 3 Inkomen uit vermogen

Hebt je vermogen, zoals spaargeld, aandelen of een tweede woning? Dan hoeft je de werkelijke inkomsten, bijvoorbeeld de rente op uw spaargeld, het dividend op uw aandelen of de huuropbrengst, niet aan te geven. je kosten, zoals betaalde rente, mag je niet aftrekken.

Er is een vast percentage van 4% van je grondslag sparen en beleggen als uw voordeel in box 3. Je grondslag sparen en beleggen is de waarde van je vermogen (bezittingen min schulden) op 1 januari, na aftrek van:

• het heffingsvrij vermogen
• de ouderentoeslag

Je voordeel van 4% vermindert je met je persoonsgebonden aftrek als je daarvoor in box 1 te weinig inkomsten hebt. Wat overblijft is je belastbaar inkomen in box 3.

Heffingsvrij vermogen
Voor iedereen geldt in box 3 een heffingsvrij vermogen. Voor 2012 is dit een vast bedrag van € 21.139. Als u ouder bent dan 65 jaar, kan uw heffingsvrij vermogen hoger zijn.

Is je vermogen niet hoger dan je heffingsvrij vermogen? Dan hebt je geen voordeel uit sparen en beleggen en hoeft je geen belasting te betalen in box 3. Is je vermogen wel hoger? Dan telt alleen het deel erboven mee voor de berekening van de belasting in box 3.

Fiscale partner

Hebt je het hele jaar een fiscale partner? Dan gaat je uit van:

• de gezamenlijke bezittingen min de schulden
• de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen
• het gezamenlijke heffingsvrij vermogen inclusief de gezamenlijke toeslagen hierop

Voorbeeldberekening belasting in box 3

Bezittingen € 200.000
Schulden € 50.000 -
Bezittingen min schulden € 150.000
Heffingsvrij vermogen van u en uw fiscale partner:
2 x € 21.139 € 42.278 -
Grondslag sparen en beleggen € 107.722
Voordeel uit sparen en beleggen: 4% van € 107.722 € 4.308
Eventuele persoonsgebonden aftrek € 0 -
Belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 4.308
Belasting: 30% van € 4.308 € 1.292

Hoofdstuk 9 Vermogenrendementsheffing

Sinds 2001 hebben we als vervanging de vermogensrendementsheffing gekregen. Bovendien is wat u op een spaarrekening hebt staan via de bank al direct bij de belastingdienst bekend. Het maakt voor de belastingdienst niet uit hoeveel rendement u maakt. Er wordt een fictief rendement van 4% verondersteld op uw vermogen, exclusief uw huis. Over dit fictieve rendement betaalt u, bij een vermogen dat hoger is dan de vrijstellingen, 30% belasting. Dat is 30% van 4% spaarrente ofwel 1,2% belasting over uw spaargeld en belegd vermogen.

Hier zie je een voorbeeld:
Vermogen € X
Vrijstelling € Y
___-
Totaal € Z
Z x 4% x 30% = € ----,--

Hoofdstuk 10 Algemene heffingskortingen

Als je het hele jaar in Nederland woont en belastingplichtig bent, heb je recht op de algemene heffingskorting. Of je volledig gebruik kunt maken van deze heffingskorting, hangt af van de hoogte van uw inkomen.
De algemene heffingskorting is € 2.033, of € 934 als u 65 jaar of ouder bent in 2012.

Hoofdstuk 11 Arbeidskortingen

De arbeidskorting is de heffingskorting die u krijgt doordat u werkt. Hebt u een werkgever? Dan houdt deze rekening met de arbeidskorting bij de berekening van de loonheffing. Doet u aangifte? Dan hoeft u de arbeidskorting niet apart aan te vragen omdat wij deze automatisch berekenen. De arbeidskorting wordt berekend over het arbeidsinkomen

Hoofdstuk 12 combinatiekortingen

Je krijgt inkomensafhankelijke combinatiekorting als u voldoet aan de volgende voorwaarden:

• U hebt in 2012 minimaal 6 maanden een kind dat is geboren na 31 december 1999.
• Dit kind staat in deze periode bij de gemeente ingeschreven op uw woonadres. Bent u co-ouder? Staat het kind ingeschreven op het woonadres van de andere ouder? Dan geldt dat het kind ten minste 3 dagen per week bij uw huishouden moet horen.
• Uw arbeidsinkomen is hoger dan € 4.814 of u krijgt de zelfstandigenaftrek (of kunt deze krijgen).
• U hebt geen fiscale partner. Of u hebt wel een fiscale partner, maar uw arbeidsinkomen is lager dan dat van uw fiscale partner.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt berekend over arbeidsinkomen.

Hoofdstuk 13 loonheffingskortingen

Een loonheffingskorting is belangrijk, omdat het aantal heffingskortingen waarvoor u in aanmerking komt direct bepaalt hoeveel loonheffing en belasting u moet betalen. Er zijn een paar wijzigingen in 2011. In 2011 gaat de heffingskorting voor ouderen omhoog naar 739 euro, een toename met 50 euro. De maximale arbeidskorting stijgt 45 euro. De overige heffingskortingen veranderen een beetje als gevolg van de inflatie. De algemene heffingskorting blijft onveranderd 1987 euro per persoon voor wie jonger is dan 65 jaar respectievelijk 925 euro voor wie 65+ is:
De heffingskortingen 2010–2011
Loonheffingskortingen Stand 2010 Stand 2011
Algemene heffingskorting 1.987 euro 1.987 euro
Algemene heffingskorting 65+ 925 euro 910 euro

Arbeidskorting maximaal:
tot 57 jaar 1.489 euro 1.574 euro
57,58 of 59 jaar 1.752 euro 1.838 euro
60 of 61 jaar 2.012 euro 2.100 euro
62 jaar tot en met 64 jaar 2.273 euro 2.362 euro
65 jaar en ouder 1.057 euro 1.081 euro
Doorwerkbonus maximaal 4.679 euro 4.708 euro
Afbouw arbeidskorting voor hoge inkomens 56 euro 77 euro
Ouderenkorting, maximaal verzamelinkomen 34.857 euro 684 euro 739 euro
Alleenstaande ouderenkorting 418 euro 421 euro
Inkomensafhankelijke combinatiekorting basis 775 euro 780 euro
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximum 1.859 euro 1.871 euro
Alleenstaande-ouderkorting jonger dan 65 945 euro 931 euro
Aanvullende alleenstaande-ouderkorting 1.513 euro 1.523 euro
Jonggehandicaptenkorting 691 euro 696 euro
Levensloopverlofkorting 199 euro 201 euro
Maatschappelijke beleggingen 1,3% 1%
Durfkapitaal en cultuur 1,3% 1%
Ouderschapsverlofkorting 4.07 euro per uur 4.11 euro per uur

De alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting zullen worden samengevoegd tot 1 heffingskorting. De wijzigingen ten opzichte van 2010 zijn niet zo groot.

De heffingskortingen 2010–2011 voor 65 jaar en ouder
Heffingskortingen Stand 2010 Stand 2011
Algemene heffingskorting 925 euro 910 euro
Arbeidskorting 1.057 euro 1.081 euro
Alleenstaande-ouderkorting 440 euro 427 euro
Ouderenkorting 684 euro 739 euro
Alleenstaande ouderenkorting 418 euro 410 euro
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximum 865 euro 857 euro

Doorwerkbonus:
65 jaar en 66 jaar maximaal 936 euro maximaal 942 euro
67 jaar en ouder maximaal 468 euro 471 euro
Maatschappelijke beleggingen 1,3% 1%
Durfkapitaal en cultuur 1,3% 1%

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.