Samenvatting Hoofdstuk 1
Primaire behoeften: Voedsel, kleding en onderdak
Om behoeften te bevredigen heb je middelen nodig.
Goederen(stoffelijk) + Diensten(niet stoffelijk)
Als de behoeften groter zijn dan de middelen is er sprake van schaarste.
Een goed is schaars als er productiefactoren voor worden opgeofferd.
Als er geen productiefactoren voor 1. Arbeid
iets opgeofferd hoeven worden, 2. Kapitaal
dan is het een vrij goed 3. Natuur
4. Ondernemersschap
Economische keuzen op drie vlakken
1. Micro = consumenten + producenten
2. Meso = bedrijfstakken
3. Macro = (inter)nationaal
Samenvatting Hoofdstuk 2
2.1, 2.2, 2.3 Vroeger: ruilhandel ontstaan markten, vraag, aanbod en prijzen. De prijs van een product werd toen uitgedrukt in een ander product: 1 ploeg=50 kilo zout
Twee soorten ruil
DIRECTE RUIL Product
Product
HALVE RUIL Product
Geld e.d.
Er kwam specialisatie en dus arbeidsverdeling. Er ontstond een markteconomie. De prijs waarvoor een product op de markt verhandeld wordt is een goede weerspiegeling van de schaarste.
Alle productiefactoren: 1. Arbeid 2. Kapitaal 3. Natuur 4. Ondernemersschap Aan productiefactoren kan je komen door: -1. loondienst en eigen kracht -2. eigen vermogen -2. pacht -3. Uit de natuur -2. huur -4. Jezelf
DE TOEGEVOEGDE WAARDE OMZET
Productie(waarde)=inkomen
2.4
Belangrijke gegevens om de productiewaarde vast te stellen vind je in de boekhouding of administratie. Wettelijke plicht
De balans = een overzicht van winst/verlies.
ACTIVA PASSIVA
Vaste activa Eigen vermogen
Vlottende activa Lang vreemd vermogen
Liquide activa Kort vreemd vermogen
De balans is een momentopname. De resultatenrekening gaat over een bepaalde periode(meestal een jaar)
KOSTEN Resultatenrekening OPBRENGSTEN
Inkoop grond- en hulpstoffen Omzet
Loon
Huur
Pacht
(Saldo) (Saldo)
TOTAAL TOTAAL
2.5
Bedrijfskolom Bloemen
De totale productie van een bedrijfskolom
vindt je door de productiewaarde van de
afzonderlijke bedrijven samen te voegen.
Een bedrijfstak = alle bedrijven die zich met
hetzelfde deel van de productie bezighouden.
Een bedrijfskolom = van oerproducent tot
consument.
Economie op Macro-economisch niveau
Je hebt een kringloop van goederen en geld, te verdelen in twee sectoren: bedrijven en gezinnen. Daartussen zitten markten. Op die markten wordt onderhandeld over prijzen van consumptiegoederen (consumptiemarkt) en over lonen en arbeidsomstandigheden (arbeidsmarkt).
De productie van de collectieve sector wordt gelijkgesteld aan de salarissen van de ambtenaren.
Productie van de overheid Binnenlands product +productie van bedrijven + ontvangen inkomen uit het buitenland = binnenlands product - betaalde inkomen aan het buitenland = nationaal inkomen (nationaal product)
2.6
Er is een verplichting om belasting te betalen
Officieuze (zwarte) circuit: - wordt geen belasting betaald
- ± 5- 10% van de totale productie
Officiële (witte) circuit: -wordt wel belasting betaald
Als er in een sector meer geld besteed wordt dan er verdiend is dan wordt er in die sector zwart gewerkt/verdiend.
Samenvatting Hoofdstuk 3
3.1 Welvaartsbegrippen
Welvaart in ruime zin = immateriële welvaart (kwalitatief) Welvaart in enge zin = materiële welvaart (kwantitatief)
3.2 1. De geldeconomie
Een veel gebruikte indicator voor de materiële welvaart is de hoogte van het inkomen, echter, het reële inkomen hangt af van de inflatie. Ook het vermogen is bepalend voor iemands bestedingsmogelijkheden (sparen, ontsparen)
Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal inkomen * 100 = Prijsindexcijfer
Economische groei = stijging reëel binnenlands product
3.2 2. De parallelle economie (niet- geldeconomie)…
… bestaat uit:
Activiteiten waar geen geld aan te pas komt, maar die wel de materiële welvaart verhogen, zoals
- huishoudelijke arbeid
- zorgarbeid
- klussen of doe-het-zelf arbeid.
- vrijwilligerswerk
en
Betalingen in natura (directe ruil).
Parallelle economie officieuze circuit want daar wordt wel geld gebruikt. De parallelle economie en het officieuze circuit worden niet geregistreerd.
Formele economie = de officieel geregistreerde economie Informele economie = productieve activiteiten die buiten overheidsregels vallen of zich daaraan onttrekken. De parallelle economie behoort (behalve vrijwilligerswerk) tot de informele sector.
3.3 1. Welvaart in ruime zin
De kwaliteit van de behoeftebevrediging hangt af van o.a. de volgende factoren: - frisse lucht - gezond voedsel - goede gezondheidszorg - voldoende rust - schoon water - vrije tijd - recreatiemogelijkheden - enz…
Economie en Natuur
Natuur wordt gezien als productiefactor
hulpbronnen
afval Het natuurlijk systeem heeft invloed op de mogelijkheden tot productie en consumptie. Daarom is er een nieuwe visie ontstaan: economie als onderdeel van het ecologisch systeem.
De milieugebruiksruimte is de ruimte waarbinnen de economie kan groeien zonder de natuur onherstelbare schade toe te brengen. Als de druk op het milieu te groot wordt, dan zijn de grenzen van de milieugebruiksruimte bereikt.
De omvang van de milieugebruiksruimte is niet exact vast te stellen. Je kan het WEL vaststellen bij beperkt voorradige hulpbronnen (eindig), maar NIET bij hulpbronnen als planten en dieren (oneindig, maar wel met beperking) Er is ook een beperking bij afvalverwerking.
De capaciteit van de ecologische kringloop om onnatuurlijke stoffen op te nemen is beperkt. Als deze capaciteit overschreden wordt ontstaan er ongewenste effecten.
De omvang van de milieugebruiksruimte kan toenemen door:
- nieuwe hulpbronnen
- schonere productietechnieken
en kan afnemen door: - onderschatting van schadelijke effecten.
Door het streven naar welvaart in ruime zin door bepaalde actiegroepen en het streven naar welvaart in enge zin door producenten ontstaan conflicten.
De overheid bedenkt milieumaatregelen. Die staan in het Nationaal MilieuBeleidsplan (NMP). Het plan voorziet in doelen én in instrumenten waarmee die doelen bereikt kunnen worden. Een van die doelen is een duurzame samenleving binnen een generatie. De instrumenten voor milieubeleid worden aangedragen door economen.
Marktconforme aanpak: vervuilende producten worden duurder gemaakt.
EXTERNE EFFECTEN zijn onbedoelde nevengevolgen van economisch handelen op de omgeving.
Milieuvervuiling is een negatief extern effect. Een deel van de kosten die voor een product wordt gerekend wordt niet in de prijs verwerkt. Daardoor hebben milieuvervuilende producten een te lage prijs. Het alsnog opnemen van externe effecten in de prijs is het intern maken van externe effecten (internaliseren). Externe effecten kunnen ook positief zijn.
Systeem van verhandelbare emissierechten: Overheid stelt emissieplafond en verkoopt vergunningen. Die vergunningen kunnen worden verhandeld. Bij elke transactie houdt de overheid een percentage in.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
F.
F.
ey tim, 22 uur s avonds, en morgen een belangrijk proefwerk economie over de stof van jouw samenvatting!! helemaal geweldig! ik denk dat jij mijn overgang gaat redden!
bedankt! greetz, fleur x
21 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Hoi Tim, ik heb je samenvatting (economie welvaart hoofdstuk 1 t/m 3) zitten bekijken, heb jij hem toevallig nog op je computer staan, in word ofzo? Zoja, zou je die dan als bijlage ofzo naar mij willen mailen? Hier op scholieren.com staat alles door elkaar, ik snap er niet veel van zo.
Ik hoor het wel van je.
xxx Ninke
20 jaar geleden
Antwoorden