Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Lesbrief het Aanbod

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1303 woorden
  • 14 maart 2002
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
H.2 Produceren = in de economie het toevoegen van waarde aan de ingekochte grond en hulpstoffen. Omzet = totale opbrengst = afzet * verkoopprijs. Winst = totale opbrengst - totale kosten. Totale kosten = afzet * kostprijs (gemmidelde totale kosten) Winst = afzet * verkoopprijs - kostprijs
Gemmidelde totale kosten = totale kosten / aantal produkten
Wanneer een onderneming besluit om de produktiecappaciteit uit te breidden, kan dit soms nog wel enkele jaren duren voordat deze is uitgevoerd. De aanbodfunctie voor het aanbod gaat als volgt, vb. Q = 0,5 P. Op de grafiek staat p op de y en Q op de x-as. Wanneer één van de ceteris paribus-voorwaarden veranderd, dan geld de aanbodfunctie vaak niet meer. De ceteris paribus-vorwaarde zijn voorwaarde als het weer veranderd, mensen willen geen plastic meer want ze zijn bang voor ziektes. Ook een ceteris paribusvoorwaarde is het kostenverloop. De aanbodlijn verschuift dan in zijn geheel. Dit is ook het geval bij de voorwaarde van het aantal aanbieders, nemen deze toe, dan verschuift de grafiek naar rechts. Het aanbod reageert ook op prijsschommelingen op de wereldmarkt. Wanneer de concurrentie fel is zullen de ondernemers eropuit zijn om hun kostprijs te verlagen, zij hebben dan een grotere winstmarge. De kosten van een bedrijf die niet reageren op een verandering van de productieomvang zijn de constante kosten, vaste kosten of cappaciteitskosten. De gemmidelde constante kosten nemen af wanneer de bezettingsgraad hoger wordt. Variabele kosten zijn de kosten die reageren op een verandering in de produktieomvang. Proportioneel varibale kosten stijgen evenredig met de produktieomvang, Progressief variabele kosten zijn de kosten die afnemen pr product, naarmate de produktieomvang groter wordt. Degressief variabele kosten zijn de kosten die toenemen, naarmate de productieomvang toeneemt. Gemm. variabele kosten (per eenheid) = totale variabele kosten : hoeveelheid (Q). De prijselasticiteit van de vraag = % verandering vraag : % verandering aanbod. Elastisch wanneer het hoger is dan 1 en inelastisch, wanneer het kleiner is dan 1. Het break even-point is het punt waarin een onderneming genoeg omzet draait om alle kosten te kunnen dekken, maar nog geen winst maakt. Vaak is bij het streven naar maximale winst ook het streven naar een minimale kostprijs van belang. Constante kosten nemen af naarmate de productieomvang groter wordt. H.3 Arbeidsproductiviteit is de gemiddelde produktie per arbeider, dezemkan toenemen door arbeidsverdeling. De kapitaalproductiviteit is de productie die een geinvesteerde gulden kapitaal gemmideld oplevert. Mechanisatie is de overname van eenvoudige handelingen door machines, vb. vervoer. Automatisering wordt ook de regeling en sturing van het productie- proces meegenomen. De kapitaalintensiteit= het geinvesteerde bedrag (kapitaal) per werknemer. kapitaalintensiever is meer gebruik van machines e.d. en arbeidintensiever is minder gebruik van machines of meer gebruik van arbeid van mensen. Een breedteinvestering = een investering waarbij per werknemer het ingebruik genomen kapitaal gelijk blijft. Men gaat dan door met de bestaande techniek. Extra machine. Een diepte investering = een investering waarbij het ingebruik genomen kapitaal per werknemer stijgt, er wordt een nieuwe kapitaalin- tensievere machine gekocht. Diepte investeringen gaan vaak gepaard met ontslag van werkene- mers. de Hoeveelheid eindprodukt = f (Hoeveelheid arbeid , Hoeveelheid kapitaal) Totale kosten= Prijs van arbeid * hoeveelheid arbeid + Prijs van kapitaal * hoeveelheid kapitaal. Schaalvoordelen zijn voordelen die te behalen zijn door een grotere productieomvang, vb. korting op de inkoop bij hoge inkoop. Het bereiken van schaalvoordelen kan ook een motief zijn voor diepte investeringen.De productie wordt dan kapitaalintensiever. Daling van GCK kan de kostprijs verlagen. In bedrijfstakken waar de schaalvoordelen blijven groeien bij een grotere productie, vb. olieindustrie, hebben weinig te vrezen van nieuwe concurrenten, want die moeten dan grote investeringen doen. Horeca is een bedrijfstak waar bedrijven arbeidsintensief zijn en weinig schaalvoordeel kunnen behalen. Bedrijven die erg kapitaalintensief zijn zijn erg gevoelig voor conjuncturele schommelingen, doordat de constante kosten hoog zijn en bij een terugloop van de afzet worden de GCK steeds hoger en dus de kostprijs wordt ook steeds hoger. Veel grote bedrijven doen onderzoek en streven naar ontwikkeling van productiemiddelene of geproduceerde artikelen, dit noem je een innovatie. Het midden- en kleinbedrijf besteed deze onderzoeken vaak uit. Wanneer een nieuw product wordt ingevoerd dan heet dit productinnovatie. Procesinnovatie is de vernieuwing van het productieproces. Ondernemingen kunnen op de resultaten van hun onderzoek octrooien aanvragen, deze geven de onderneming dan een aantal jaar het alleenrecht op de exploitering van die uitvinding. De onderneming kan ook het octrooi verhuren, door een licentie uit te geven. De R & D uitgave per product zorgen voor de indeling in High-, medium- en lowtech. Om producten te verkopen moet het product bekend zijn bij de consument, dit heet marketing. Productinnovatie is nodig om andere bedrijven concurrentie te bieden. Inovaties betekenen niet alleen kostenvermindering, maar het kan ook kwaliteitsverbetering tot gevolg hebben. Ook de overheid kan inzetten tot innovaties, vb. door milieuwetgevingen moeten bedrijven gaan investeren in onderzoek naar milieuvriendelijke machines. De macro-economishche produktiecappaciteit geeft aan wat een land kan produceren. Dit hangt af van het aantal productiemiddelen, arbeid, natuur en kapitaal en om de kwaliteit ervan. Ook de technische ontwikkeling en het opleidingspijl van de bevolking is van belang. Ook niet economische factoren spelen een rol, de geografische ligging, de bodem, demografische factoren Nl = dichtbevolkt dus veel arbeidskrachten) ook de historie (Nederland is altijd een handelsnatie geweest) en de politieke situatie (Nederland is politiek stabiel) hebben invloed op de macro-economische productiecappaciteit in Nederland.Een kenmerk van de Nl economie is de overlegcultuur, verschillen tussen werkg. en werkn. worden opgelost door lang praten, hierdoor komen weinig stakingen voor en dus weinig produktieverlies. Structurele ontwikkelingen zijn de veranderingen inkwaliteit en kwantiteit van de beschikbare produktiemiddelen. De marktwerking bepaalt deze structuur. Het gaat bij structurele ontwikkelingen om lange termijn processen. er wordt d.m.v. de bezettingsgraad opnderscheid gemaakt tussen de werkelijke productie in de productiecappaciteit, de bezettingsgraad is het percentage van gebruikte productiemiddelen. Zo gaat het om micro-niveau, op macroniceua heb je te maken met verschillende bezettingsgraden.
H. 4 Internationale handel ontstaat door prijsverschillen tussen die 2 landen. Autarkie is het voorzien in de eigen behoefte door een land. Door specialisatie en handel verminderen de totale kosten. Door efficiemtere internationale productie hoeven er mindere productiefactoren gebruikt te worden, deze kunnen ergens anders ingezet worden, dit zorgt voor een vergrotende welvaart. Wanneer er gehandeld word tussen 2 landen kan het voorkomen dat 1 land alle producten duurder produceerd dan het andere land. Dit land zou dan niets moeten produceren en het andere land alles. Volgens de Engelse econoom David Ricardo moet een alnd zich specialiseren in het product waar de voorsprong het grootst of de achterstand het kleinst bij is. Ruilvoet = prijspeil export : prijspeil import * 100. Potectie van produkten is het inbeschermin nemen van die producten tegen buitenlandse concurrentie, dit gebeurt voornamelijk in tegenspoed. Voorbeelden van protectie zijn het heffen van invoerrechten en het instellen van invoerquote (maximum in te voeren hoeveelheid). Er zijn ook wat subtielere vormen van protectie, subsidies of belastingvoordelen creeeren voor binnenlandse bedrijven, subsidies geven aan exporteurs (wanneer deze subsidies zo hoog zijn dat de vkp onder de kostprijs ligt spreekt men van duming). Ook kan men administratieve belemmeringen maken, vb. voorwaarden op het gebied van gezondheid, veiligheid, handleiding en technische standaard. Deze kunnen dan strenger zijn voor de ingevoerde producten. Protectie kan goed zijn voor o.a. ontwikkelingslanden, want hierdoor krijgen jonge nieuwe bedrijven een kans. Volgens de tegenstanders van protectie is iedere vorm van protectie concurrentievervalsing. Bedrijven die profiteren van protectie kunnen ook makkelijk een achterstand oplopen op technische gebied, omdat ze niet genoodzaakt zijn tot innovaties. Door de komst van de EU zijn de invoerrechten binnen de EU zo goed als verdwenen, voor landen buiten de EU gelden ze nog, maar zijn ze voor elkl EU land gelijk. Ook alle producteisen moesten hetzelfde worden in de EU. Tegenwoordig zijn er bijna geen belemmeringen meer voor de internationale EU markt. De prijs van een devies, een vreemde valuta heet de wisselkoers. Deze schommelt en hierdoor schommelen de prijzen van in en uitvoer. prijselasticiteit v.d. vraag = % delta vraag : % delta prijs. absoluut groter dan 1 = elastische onder de 1 = inelastisch.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.