Hoofstuk 1. Conjunctuurschommelingen
- De bestedingen die gedaan worden bij bedrijven zijn afkomstig van gezinnen, van andere bedrijven, van de overheid en van het buitenland.
- Als de totale bestedingen kleiner zijn dan de productiecapaciteit is er sprake van onderbesteding. Bij onderbesteding oftewel laagconjunctuur, geven de gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland minder geld uit dan normaal (onder de trend ), waardoor er werkloosheid ontstaat (door daling v/d bestedingen) terwijl er genoeg arbeidsaanbod is. Door de onderbesteding ontstaat conjuncturele werkloosheid en die ontstaat weer door het teruglopen van de vraag naar goederen of diensten. Maar als de bestedingen toenemen zullen de bedrijven meer producten verkopen en meer mensen in dienst nemen, hierdoor zal de conjuncturele werkloosheid afnemen.
- Bij overbesteding oftewel hoog conjunctuur, wordt er meer besteed/gekocht dan de bedrijven kunnen produceren, hierdoor ontstaat er een tekort aan goederen, de prijzen zullen stijgen en heeft inflatie tot gevolg. De bedrijven zullen proberen hun productiecapaciteit uit te breiden, ze willen meer werknemers in dienst nemen en de vraag naar personeel neemt toe waardoor de lonen stijgen. Bij conjuncturele werkloosheid kan er geen bestedingsevenwicht ontstaan.
• Bestedingsevenwicht: De bestedingen zijn gelijk aan de productiecapaciteit.
• Conjunctuur: Onder conjunctuur verstaan we de schommelingen in de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.Periodes van overbesteding en onderbesteding wisselen elkaar af in de productie in de loop van de tijd.
• Conjuncturele werkloosheid: Werkloosheid die ontstaat door schommelingen in de economische conjunctuur. De economie krimpt in en de productiecapaciteit is niet volledig bezet.Er worden dus minder werknemers aangenomen, contracten worden niet verlengd en mensen worden ontslagen. De oorzaak van de werkloosheid ligt aan de vraagzijde van de economie. Er is dus weinig vraag van gezinnen, bedrijven, de overheid en het buitenland naar goederen en diensten.
• Kapitaalgoederenvoorraad: De goederen die nodig zijn om andere producten te kunnen maken en/of produceren, de totale waarde van de vaste activa.
• Onderbesteding: De totale bestedingen zijn kleiner dan de productiecapaciteit.
• Overbesteding: De totale bestedngen zijn groter dan de productiecapaciteit.
• Productiecapaciteit: De maximale hoeveelheid goederen en diensten die in een bepaalde periode kan worden gemaakt als alle productiefactoren (kapitaal, arbeid, natuur en ondernemersschap) volledig zijn benut, de maximale haalbare productie in een bepaalde periode.
• Productiecapaciteit van een land: De maximale productie die met de beschikbare kapitaalgoederenvoorraad in een jaar gemaakt kunnen worden.
• Totale bestedingen=Effectieve vraag(EV): De vraag wat geleid heeft tot echte uitgaven.
• Trendmatige groei en/of trend: De gemiddele de groei van de economie over een langere periode berekend. Een trendmatige groei betekent in feite de groei van de productiecapaciteit, omdat de economie groeit wordt er meer geproduceerd waardoor de productiecapaciteit groeit.
- De effectieve vraag = totale bestedingen worden ook wel het nationaal product of nationaal inkomen genoemd. Door economisch herstel neemt het nationaal product toe, omdat er meer wordt besteed. Doordat er meer wordt besteed kan overbesteding ontstaan. Dit komt door de hogere beloningen die wordt ontvangen voor de inzet van de productiefactoren. Als het nationaal product daalt is er sprake van een krimp en doet zich een recessie voor.
• Economisch herstel: Als er in een periode de bestedingen omhoog gaan. Er is dan ook sprake van een conjunctuur.
• Nationaal product of nationaal inkomen: Alle toegevoegde waardes van de productiefactoren bij elkaar opgeteld van een land in een bepaalde tijd. Onder alle toegevoegde waardes wordt verstaan: rente, huur, loon, pacht en winst.
• Recessie: Conjunctuurfase die wordt gekenmerkt door een teruglopende groei van de economische activiteiten. Er is een 'kleine' economische terugval.
- Drie conjuncturele situaties:
1. Onderbesteding: De bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit toelaat. Er word minder gevraagt dan er geproduceerd kan worden (effectieve vraag < productiecapaciteit)
Onderbesteding= laagconjunctuur,, leidt tot conjuncturele werkloosheid.
2. Bestedingsevenwicht: De bestedingen zijn even hoog als de productiecapaciteit (effectieve vraag = productiecapaciteit)
3. Overbesteding: De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit. De productie kan niet aan de vraag voldoen ( effectieve vraag > productiecapaciteit)
Overbesteding= hoogconjunctuur,, leidt tot inflatie.
Hoofdstuk 2.Twee visies
- De minister van Economische Zaken hebben als verantoording om maatregelen te treffen, zodat de werkloosheid daalt.
1. Economische theorieën worden bestudeerd.
2. Mogelijkheden voor het verbeteren van de economie.
Klassieken: loon = kosten
- Werkloosheid kan bestreden worden door de loonkosten te verlagen.
1. Lagere loonkosten > bedrijven goedkoper produceren >product prijs verlagen.
2. De concurrentiepositie t.o.v het buitenland verbeterd > verkoop producten stijgt.
3. Stijgende afzet > bedrijven meer werknemers nodig.
De klassieke econoom Adam Smith schreef in 1779 ‘An Inquiry into the Nature an causes of the Wealth of Nations’. Hierin wordt uitgelegd dat de economie als gevolg van het prijs- of marktmechanisme steeds automatisch in evenwicht zal komen.
• Marktmechanisme: Als ondernemers met voorraden blijven zitten, gaan de prijzen omlaag en wordt er meer verkocht. Als de vraag groter is dan de productie gaan de prijzen omhoog, waardoor de vraag weer daalt. Steeds zorgt het marktmechanisme voor evenwicht.
Klassieken
Lonen Prijzen Internationale concurrentiepositie Export Productie Werkgelegenheid
De theorie van de klassieke economen kan erg effectief zijn als er in een land onderbesteding is en in het buitenland niet. Als een verlaging van de loonkosten geen concurrentievoordeel oplevert, kan de economie erg schaden.
Keynesianen: loon = koopkracht
- De Engelse econoom John Maynard Keynes schreef in 1936 ‘The General Theory of Employement, Interest and Money’. Hier legt Keynes uit hoe de economische crisis moest worden aangepakt. Volgens hem lost loondaling in de periode van laagconjunctuur de werkloosheid niet op, maar maakt haar alleen maar erger. Ook vindt hij dat de lonen in een periode van laagconjunctuur omhoog moeten.
Keynesianen
Lonen Bestedingen Productie Werkgelegenheid
- De overheid moet ingrijpen om de negatieve spiraal te doorbreken, de bestedingen moeten door de overheid beïnvloed worden en dat kan op twee manieren:
1. Door de bestedingen van de overheid zelf te veranderen;
2. Door ervoor te zorgen dat particulieren meer of minder gaan besteden. (veranderingen in de belasting, sociale premies en overdrachten).
- Een Keynesiaans beleid kan een sneeuwbaleffect hebben. Het leidt tot een toename van de vraag, daarmee tot een stijging van de productie en dus ook een grotere werkgelegenheid en een hoger nationaal inkomen. Zo gaan gezinnen meer consumeren en de bedrijven meer investeren. Ook stijgt hierdoor de productie en daarmee de werkgelegenheid en het inkomen. Het levert een kettingreactie op.
- Omgekeerd kan de overheid in een situatie van overbesteding de economie afremmen door zelf minder te gaan uitgeven en/of door de belastingen te verhogen. Dit leidt tot afname van de effectieve vraag, waardoor de productie daalt en de werkgelegenheid afneemt. Het nationaal inkomen zal dalen wat als gevolge heeft dat de gezinnen zowel als de bedrijven minder zullen besteden.
• Multipliereffect: De benaming die Keynes deze kettingreactie geeft.
De werking van de multiplier
- De overheid geeft meer uit > De bedrijven gaan meer produceren > het inkomen van de gezinnen stijgt. Het extra inkomen leidt tot extra consumptie, wat vervolgens weer extra inkomen oplevert enzovoort.
- De overheid stimuleert de economie=>Bij onderbesteding wordt het overheidstekort nog groter. De overheid financiert het tekort door geld te lenen. Het geld dat de particulieren sparen. Zo blijft het geld circuleren in de kringloop. Als het beleid succes heeft, zal de productie op den duur weer stijgen, het inkomen neemt weer toe en daarmee de belastingopbrengst.
- De overheid remt de economie af =>Wanneer er overbesteding is, wordt er veel besteed. De effectieve vraag overtreft de productiecapaciteit. De overheid kan dit bestrijden door de belastingen te verhogen en de overheidsuitgaven te verlagen. Zo wordt het overheidstekort kleiner.
• Anticyclisch conjunctuurbeleid: Bij onderbesteding geeft de overheid gas en bij overbesteding trapt de overheid op de rem. Dit beleid gaat tegen de conjunctuur in, vandaar ‘anticyclisch’.
• Conjunctuurpolitiek: Het afwisselend stimuleren en afremmen door de overheid. Het doel is de bestedingen gelijk te laten lopen met de productiecapaciteit.
• Pro-cyclisch conjunctuurbeleid: De overheid moet dan ten tijde van laagconjunctuur de effectieve vraag vehogen door haar uitgaven te verhogen of de belastingdruk te verlagen.
Hoofdstuk 3. Keynesiaans model
Consumptie gezinnen
- Gezinnen verdienen inkomen door te werken bij de bedrijven.
1. Consumptie: Het deel van inkomen dat gezinnen uitgeven aan goederen en diensten.
2. Sparen: Het deel dat niet wordt uitgegeven, dus het niet besteden van inkomen.
- Het verband tussen consumptie en inkomen wordt weergegeven in een consumptiefunctie: C=…Y C=0,75Y * C = consumptie gezinnen
* Y = nationaal inkomen
- Omdat de consumptiefunctie het gedrag van gezinnen weergeeft, wordt het ook wel gedragsvergelijking genoemd.
Het getal 0,75 heet marginale consumptiequote.
• Marginale consumptiequote: Geeft aan welk deel de gezinnen van iedere extra verdiende euro uitgeven aan consumptie.
In symbolen is de marginale consumptiequote: c = verandering van C
c= afkorting van marginale consumptiequote verandering van Y
In algemene termen ziet de consumptiefunctie er als volgt uit:
C = cY + Co C = 0,75Y + 30 miljard
Co = de autonome consumptie, (dus 30 miljard euro), dit is een bedrag dat in elk geval wordt geconsumeerd door bijvoorbeeld je geld van een spaarrekening te halen of je spullen naar de veiling te brengen. Dit is onafhankelijk van de hoogte van het nationaal inkomen.
• Gemiddelde consumptiequote: Als je wilt berekenen welk deel van het nationaal inkomen wordt geconsumeerd, krijg je de gemiddelde consumptiequote.
In symbolen >>De gemiddelde consumptiequote = C / Y
(Alleen als de autonome consumptie gelijk is aan nul, is de marginale consumptiequote gelijk aan de gemiddelde consumptiequote).
Besparingen gezinnen
- Wat gezegt kan worden is dat de besparingen gelijk zijn aan het deel van het nationaal inkomen dat niet geconsumeerd wordt.
In een vergelijking: * Y = C + S of S = Y – C
* S = totale besparingen van de gezinnen.
Een algemene formule van de spaarfunctie is S = sY – Co, waarbij s staat voor de marginale spaarquote.
Bestedingen bedrijven
• Investeringen van bedrijven: De bestedingen van de bedrijven die bestaan uit de volgende drie >
1. Vervangingsinvesteringen: Ter vevanging van kapitaal , hier worden de afschrijvingen voor gebruikt.
2. Uitbreidingsinvesteringen: Ter uitbreiding van kapitaal, hier worden indirect de besparingen van de gezinnen vua de bank voor gebruikt.
3. Investeringen in voorraad: De goederen die niet verkocht werden door een eventuele daling van de bestedingen en vervolgens opgeslagen worden totdat de vraag naar deze producten eer toeneemt.
- De investeringsfunctie is: I = Io * I = investeringen van de bedrijven
* Io = autonome investeringen
Inkomensevenwicht
• Inkomensevenwicht: Als de totale vraag naar goederen gelijk is aan het inkomen.
- In een model bestaat de effectieve vraag uit de consumptie van de gezinnen en de investeringen van de bedrijven. De vergelijking wordt: EV = C + I.
- De vergelijking van de evenwichtsvoorwaarde: Y = EV
Bij het evenwichtsinkomen kunnen gezinnen en bedrijven precies kopen wat ze willen.
- Het keynesiaans model is:
1. C = 0,75 + 30 miljard (gedragsvergelijking)
2. I = 70 miljard (gedragsvergelijking)
3. EV = C + I (definitievergelijking)
4. Y = EV (evenwichtsvergelijking)
Deze 4 vergelijkingen geven de gezinsconsumptie, de bedrijfsinvesteringen, de totale bestedingen (de effectieve vraag) en de evenwichtsvergelijk weer.
1. Een gedragsvergelijking geeft het gedrag van de verschillende sectoren in een economie, zoals gezinnen en bedrijven, weer.
2. In een definitievergelijking spreken we af hoe we iets noemen.
3. De evenwichtvergelijking geeft aan bij welk hoogte van het nationaal inkomen de gezinnen en bedrijven hun bestedingsplannen kunnen realiseren.
- In stappen uitrekenen bij welk nationaal inkomen de bestedingsplannen van de gezinnen en bedrijven kunnen worden gerealiseerd.
* Stap 1: Vul de consumptiefunctie en de investeringsfunctie in de vergelijking van de effectieve vraag..
EV=C+I *Er is nu een vergelijking die weergeeft hoeveel de consumenten en de
EV=0,75Y+30+70 producenten samen willen besteden bij een bepaalde waarde van het
EV=0,75+100 nationaal inkomen. (bestedingsvergelijking/ vergelijking van de EV)
* Stap 2: De bestedingsvergelijking vul je vervolgens in de evenwichtsvergelijking in.
Y=EV *Er is nu een vergelijking, waarin alleen nog maar Y onbekend is. Y kun je
Y=0,75Y+100 nu uitrekenen.
* Stap 3 : Je brengt de 0,75Y die rechts van het = teken staat over naar de linkerkant. Daarbij verandert 0,75Y van teken..
Y=0,75Y+100 *Y-0,75Y=100
* Stap 4: Bereken Y-0,75Y
Y-0,75Y=100 *0,25Y=100
* Stap 5: Vermenigvuldig links en rechts van het =teken met 4..
0,25Y=100 *4x0,25Y=4x100 *Y=400 miljard
- De evenwichtswaarde van het nationaal inkomen is 400 miljard, alleen bij dit nationaal inkomen maken de bedrijven precies genoeg spullen om aan de bestedingen van de gezinnen, de consumptie, en de bestedingen van de bedrijven, de investeringen, te voldoen. De evenwichtwaarde van Y geven we aan met Ye, dus Ye=400 miljard.
Grafische weergave van het model (met consumptiefunctie)
- Het keynesiaaanse model kan ook grafisch worden weergegeven. Door de de bestedingsvergelijking en de evenwichtsvergelijking te tekenen kan het model uitgebeeld worden. De lijn van de bestedingvergelijking kan getekent worden door een aantal punten uit te rekenen.
Berekenen evenwichtsinkomen met S = I
- Het inkomensevenwicht kan ook worden uitgerekend door de besparingen gelijk te stellen aan de investeringen. Omdat gezinnen sparen, kunnen de bedrijven investeren.
S = I is net zo goed een evenwichtsvoorwaarde als Y = EV. Ook deze spaarfunctie (S = I) kan worden weergegeven in een grafiek, je moet dan de spaarfunctie en de investeringsfunctie tekenen.
- Wiskundig weergeven:
* Stap 1: het inkomen bestaat uit consumptie en besparingen.. Y=C+S
* Stap 2: De evenwichtvoorwaarde van ons model luidde.. Y=EV of Y=C+I
(want EV=C+I)
* Stap 3: Stel de evenwichtsvoorwaarde gelijk aan de formule van Stap 1.. C+I=C+S
* Stap 4: Streep de C aan beide kanten van het = teken tegen elkaar weg.. C+I=C+S
Resultaat is dus.. I=S
- Er is dus ook evenwicht als de besparingen precies gelijk zijn aan de investeringen.
Grafische weergave van het model (met spaarfunctie)
- Het model met een spaarfunctie kan ook in een grafiek worden weergegeven. Om zo’n model in een grafiek weer te geven, moet je de spaarfunctie en de investeringsfunctie tekenen. En om de spaarfunctie te kunnen tekenen, is het handig om een tabel in te vullen. Door d gevonden punten kan de spaarfunctie getekent worden. In de grafiek zal het snijpunt het evenwicht weergeven.
Hoofdstuk 4. Werkloosheid, wat doen we eraan ?
- Er kan een lange tijd werkloosheid heersen doordat de bestedingen van de gezinnen en bedrijven te laag zijn. De overheid kan in dat geval de bestedingen stimuleren zodat deze conjuncturele werkloosheid verdwijnt. De overheid heeft verschillende instrumenten waarmee ze de bestedingen kan stimuleren.
1. De belastingen verlagen, hierdoor hebben de bedrijven en gezinnen meer te besteden,
2. Meer overheidsbestedingen, op deze manier kan zij ervoor zorgen dat de werkgelegenheid toeneemt.
3. Het verlagen van de rente door de centrale bank, waardoor het besteden met geleend geld aantrekkelijker wordt.
• Arbeidsproductiviteit: De gemiddelde productie per werknemer.
• Arbeidsjaar: Een volledige baan gezien over een heel jaar. Dus inclusief de deeltijd banen.
• Volledige werkgelegenheid: We spreken van ‘volledige werkgelegenheid’ als, de gehele beroepsbevolking aan het werk is. Het nationaal inkomen bij volledige werkgelegenheid is de waarde van het nationaal inkomen waarbij de gehele beroepsbevolking aan het werk is.
• Yf:De waarde van het nationaal inkomen ( Y full emplyoment). Y = arbeidsproductiviteit x beroepsbevolking (het aantal arbeiders dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt)
- De oorzaak van de structurele werkloosheid ligt bij de aanbodzijde van de economie. De structuur van de productie en de veranderingen daarin hebben tot gevolg dat een deel van de beroepsbevolking zelfs bij een volledige bezetting van de productiecapaciteit werkloos blijft. Deze werkloosheid is niet op te lossen door de totale bestedingen te verhogen. Er kan bij structurele werkloosheid wel een bestedingsevenwicht ontstaan.
• Structurele werkloosheid: Heeft zijn oorzaak bij de aanbodzijde van de economie. Werkloosheid die niet op te lossen is door het verhogen van de effectieve vraag. De werklozen kunnen ondanks de stijging van de bestedingen namelijk niet aan het werk omdat er bijv. geen machines zijn waar deze mensen aan kunnen werken. Als er tegelijkertijd sprake is van inkomensevenwicht en een volledige benutting van de productiecapaciteit is er dus geen conjuncturele werkloosheid. Bij bestedingsevenwicht kan er dus wel structurele werkloosheid bestaan.
- De oorzaken kunnen heel verschillend van aard zijn, maar hebben allemaal te maken met de productiecapaciteit. Een paar voorbeelden zijn: concurrentie van de lage- lonen-landen, hoge loonkosten, diepte investeringen. Ook wordt een hoge arbeidsinkomens- quote (AIQ) vaak in verband gebracht met het onstaan van structurele werkloosheid.
Bestrijden van conjuncturele werkloosheid
- De werking van de multiplier kan met het model worden aangetoond. Het model in symbolen:
C = cY+Co Co = de autonome consumptie
I = lo lo = de autonome invresteringen
EV= C + I c= marginale consumptiequote
Y = EV
- De evenwichtswaarde van het nationaal inkomen is gelijk aan 1/ (0 1-c) x (Co+lo) (totale autonome bestedingen) * De factor 1/ ( 1-c) is de multiplier
* Y= multiplier x(Co+lo)
- Met behulp van de multiplier kun je snel uitreken hoeveel het nationaal inkomen verandert als de autonome bestedingen veranderen.
- In het algemeen geldt > Verandering van het nationaal inkomen is gelijk aan =multiplier x verandering autonome bestedingen.
Δ Y = Multieplier x Δ (Co+lo)
• Δ (spreek uit als: delta): Het symbool waarmee we veranderingen aangeven.
- De verandering van het nationaal inkomen door een verandering van de autonome bestedingen kan ook grafisch worden voorgesteld.
- De conjuncturele werkloosheid kan worden opgelost door de autonome bestedingen te laten toenemen. Hierin kan de overheid een belangrijke rol spelen.
Marginale consumptiequote
- De marginale consumptiequote kan stijgen. De gezinnen betalen een gedeelte van hun inkomen aan belasting. Als de belasting minder wordt, kan een groter deel van het inkomen besteed worden aan consumptiegoederen waar de marginale consumptiequote stijgt.
- Het evenwichts inkomen kan toenemen door een verhoging van de autonome bestedingen en door een verhoging van de marginale consumptiequote.
• Autonome bestedingen:
Oplossen conjuncturele werkloosheid
- Het kan zijn dat de volledige werkgelegenheid niet bereikt kan worden, doordat de productiecapaciteit niet toereikend is. Een mogelijk oplossing van dit probleem is arbeidsduurverkorting. Wanneer iedereen op jaarbasis wat minder werkt, wordt de gemiddede arbeidsproductiviteit lager. Voor een productie die gelijk is aan de productiecapaciteit zijn dan meer mensen nodig.
Artikelen & Eigen visie
Artikel 1
De Telegraaf 4 januari 2012 woensdag
Minder Duitsers officieel werkloos
NEURENBERG Terwijl half Europa zucht en steunt onder de aanhoudende crisis, laat Duitsland de economische motor van het continent meevallende werkloosheidscijfers zien. Gisteren kon Frank Jürgen Weise, hoofd van het arbeidsbureau in Neurenberg, de laagste werkloosheid sinds de hereniging twintig jaar geleden presenteren. Nog maar 6,6% van onze oosterburen zit officieel zonder baan.
Na het crisisjaar 2009, het herstel in 2010 volgde de goede conjunctuur in 2011 , zei Weise. Duitsland profiteert vooral van twee factoren: aan de ene kant de toenemende export naar de BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China, de zogeheten opkomende markten en anderzijds de aantrekkende binnenlandse conjunctuur, die jarenlang het ondergeschoven kindje was.
Ook al wordt in Duitsland alleen een voltijdbaan voor het leven als ideaalbeeld gezien, inmiddels bestaat de helft van de banen uit deeltijdjobs. Flexwerkgelegenheid neemt toe , bevestigt Weise. Critici wijzen erop dat het sprookje op de arbeidsmarkt geen reden is om feest te vieren. Ouderen vinden nauwelijks werk, net als lager geschoolden. Ook zijn veel mensen ongewild gedwongen tot deeltijdwerk en slechtere betaling.
Eigen visie:
- De werkloosheid kan nu wel laag zijn in Duitsland, maar stel dat de lage scholing in Duitsland toeneemt. Dat zal de werkloosheid doen stijgen. Evenals de ouderen, en dat worden er steeds meer. Als deze mensen ook niet aan banen kunnen komen zal de werkloosheid toch echt weer toenemen.
- Wat een oplossing zou zijn is:
1. De lager geschoolden opnieuw op te leiden, dit is een investering die op lange termijn weer geld opbrengt en werkloosheid laat dalen.
2. De ouderen die slecht aan een baan komen, naast een eventuele werkloosheidsuitkering of dergelijke, vrijwilligers werk laten doen. Dit bespaard geen geld op overdrachts uitgaven, maar wel enigzins op de werkloosheid.
- Het toenemen van de deeltijd banen is een goed teken, aangezien meerdere mensen aan het werk zijn. Want er zijn genoeg mensen die niet voltijd kunnen werken d.m.v scholing of ouderschap. Hierom is een deeltijd baan ideaal voor een individu. Maar wanneer de voltijd banen en de deeltijd banen omgerekent worden in arbeidsjaren zul je zien aan de p.a-ratio dat het aantal arbeidsjaren een stuk lager ligt dan het aantal werkenden, ervan uitgaande dat zoals in het artikel wordt gezegt, de helft van de banen bestaan uit deeltijdjobs.
Artikel 2
Het Financieele Dagblad 27 januari 2012 vrijdag
Amsterdam
Het aantal horecaondernemingen dat over de kop gaat groeit snel. Vorig jaar is het aantal met 28% gestegen. Dat heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) donderdag bekendgemaakt. Het betrof voornamelijk faillissementen van restaurants, snackbars, cafetaria s en cafés.
Directeur Lodewijk van der Grinten van Koninklijke Horeca Nederland zegt dat het nog wel enige tijd zwaar weer zal blijven in de horeca. De conjunctuur zit tegen, er wordt bezuinigd door de overheid, dan gaan mensen hun uitgaven heroverwegen. Zowel particulieren als de bedrijven bezuinigen relatief snel op horeca-uitgaven, op de zakenlunches.
Van der Grinten zegt dat het aantal faillissementen van 306 op in totaal 43.000 bedrijven nog wel meevalt. De afgelopen twee jaar zijn er ook 700 vestigingen bij gekomen. Regionaal zijn de verschillen soms groot. Amsterdam blijft prima draaien, in Den Haag wordt bezuinigd. De overheid huurt minder consultants in, dat voelen de restaurants en de hotels.
In de industrie daalden het aantal faillissementen met 8%. Met een min van 14% was de daling in de bedrijfstak vervoer, opslag en communicatie nog een stuk groter, maar die sector weegt minder zwaar mee.
Het CBS meldt dat er in 2011 in totaal 9531 faillissementen zijn uitgesproken. Dat is ongeveer evenveel als in 2010. Zowel vorig jaar als het jaar daarvoor was er sprake van een matige groei.
Binnen de verschillende rechtsvormen waren de verschuivingen minimaal. Het aantal faillissementen van bedrijven bedroeg bijna 6176, een procentje minder dan in 2010. Het aantal faillissementen van natuurlijke personen steeg licht, met bijna 2% tot 2391. Bij de eenmanszaken was sprake van een lichte daling van 2%. Het aantal faillissementen van natuurlijke personen was in 2011 bijna 2% hoger dan in 2010.
Eigen visie:
- Er wordt bezuinigd door de overheid, waardoor mensen inderdaad uitkijken wat ze uitgeven. Dit werkt eigenlijk averechts. Om de economie draaiende te houden zou er niet al te veel bezuinigd moeten worden. Men moet geld kunnen uitgeven, waardoor het goed gaat met o.a. horecaondernemingen >> mensen houden hun baan aangezien het goed gaat met het bedrijf waarvoor zij werken >> minder werkloosheid, meer geld in t laadje, uiteindelijk voor de overheid zowel als de werknemer/ consument.
- Want als men meer uitgeeft >> ontstaan er meer banen >> stijgen de lonen>> verdient men meer>> betalen we meer belasting >> overheid meer geld.
- Er is dus sprake van onderbesteding, er is een vraagtekort, en dit zou tegengegaan moeten worden. De overheid zou dit eigenlijk moeten bestrijden door zelf meer te besteden of de koopkracht van de consument te vergroten. Ze moeten de conjunctuur stimuleren en dus een pro-cyclisch conjunctuur beleid toepassen.
Bepaalde woorden:
- Faillisement : Dat een bedrijf of onderneming geen geld meer heeft, in het ergste geval enkel schulden over heeft en niet in staat is aan zijn plichten te voldoen. Waardoor je je bedrijf en rechtpersoonlijkheid verliest.
- CBS=Centraal Bureau voor Statistiek
- Rechtsvormen : Naamloze vennootschap, besloten vennootschap, eenmanszaak, vennootschap onder firma etc.
- Conjunctuur: Schommelingen in de bestedingen ten opzichte van de roductiecapaciteit.Periodes van overbesteding en onderbesteding wisselen elkaar af in de productie in de loop van de tijd. En in dit artikel is er sprake van onderbesteding. (laagconjunctuur)
Artikel 3
Het Financieele Dagblad 14 februari 2012 dinsdag
Economen: bezuinigingsbeleid Nederland en Duitsland verergert problemen Europa
Ria Cats en Marcel de Boer
Amsterdam
De in Nederland beproefde strategie van loonmatiging in tijden van economische tegenwind heeft haar beste tijd gehad. Dat zegt een aantal economen in reactie op het voorstel van werkgeversorganisatie VNO-NCW om de lonen en de uitkeringen te bevriezen. Het pleidooi van de Duitse minister van sociale zaken, Ursula von der Leyen, voor een substantiële loonsverhoging, moet volgens de economen ook in Nederland klinken.
Met een versnelling van de loonstijging kunnen Nederland en Duitsland een bijdrage leveren aan de conjunctuur in Europa, stelt hoofdeconoom Wim Boonstra van Rabobank. Het aanhalen van de broekriem is volgens hem ouderwets denken. Daar maak je de problemen in Europa alleen maar groter mee. Achter het idee van de nullijn van VNO-NCW zit geen ratio , aldus Boonstra. Begin jaren tachtig waren de lonen volgens hem een probleem. Wij hadden onszelf uit de markt geprijsd. Dat is nu niet het geval. Onze concurrentiepositie is eerder te sterk.
Boonstra krijgt bijval van de Delftse hoogleraar Alfred Kleinknecht: Als arbeid relatief goedkoop is, neemt voor bedrijven de prikkel af om te investeren in kapitaal en innovatie.
Volgens VNO-NCW is een nullijn voor de lonen echter de snelste manier om het Nederlandse begrotingtekort terug te dringen. We moeten zorgen dat Nederland zijn AAA-kredietstatus behoudt, anders stijgen onze rentelasten enorm , aldus directeur Niek Jan van Kesteren. Hij wijst erop dat het Duitse begrotingstekort veel lager is dan het Nederlandse en dat de Duitse loonkosten de afgelopen tien jaar al flink zijn gematigd, terwijl die in Nederland stegen.
Volgens Kleinknecht leidt de focus op begrotingsdiscipline echter de aandacht af van het echte probleem, de scheve import- en exportverhoudingen in Europa. De Nederlandse en Duitse handelsoverschotten slaan neer in de Europese periferie. Daar hebben ze hun importen betaald met uitgifte van schuldpapier. Dat staat nu als bezitting op de balans van onze banken, verzekeraars en pensioenfondsen.
Met het Centraal Planbureau stelt Kleinknecht dat de tekortlanden slechts aan hun verplichtingen kunnen blijven voldoen als ze in staat gesteld worden in de toekomst exportoverschotten te realiseren. Alleen als ze een groter deel van hun producten in Noord-Europa kunnen afzetten, zullen ze in staat zijn hun schulden af te betalen. Als Nederland en Duitsland toch weer voor loonmatiging en koopkrachtverlies kiezen, schieten ze zichzelf in hun voet. Op den duur halen Nederland en Duitsland onherroepelijk de euro onderuit , aldus Kleinknecht.
De prijs die Nederland en Duitsland betalen, is dat de situatie op de arbeidsmarkt verslechtert, nuanceert VU-hoogleraar Eric Bartelsman de stelling van Kleinknecht. Voor Europa zou het zeker goed zijn, maar het gaat ten koste van de bestaande werklozen. Laat de Duitsers het maar doen. Dat is goed voor onze export. Kleinknecht gelooft in een Europese aanpak qua loonbeleid. Hij pleit ervoor dat de vakbeweging haar looneisen Europees afstemt: loonmatiging in tekortlanden; hoge looneisen in landen met overschotten. Hierdoor verslechtert de concurrentiekracht van de overschotlanden, maar wordt er tegelijkertijd extra koopkracht gerealiseerd.
Eigen visie:
- Dat de lonen moeten stijgen in Nederland is nog niet zo’n gek idee. Dit vergroot de koopkracht van de burgers, waardoor de economie wordt gestimuleerd.
- Er is sprake over de nullijn voor de lonen. Dit houdt in dat de werknemers geen reële inkomensverbetering krijgen. Een algemene regeling die wel de vaste uitgaven op hetzelfde peil houdt. Dit verlaagd dus de koopkracht, want als de lonen niet stijgen, maar de inflatie wel dan heb je reeel gezien minder voor je geld. En onder de huidige economische toestand lijkt me dit niet heel verstandig. Want als iedereen er op achteruit gaat, wat de nullijn eigenlijk zal betekenen, kan het begrotingstekort misschien wel op een snellle manier worden opgelost/ verbeterd. Maar het zal opnieuw andere problemen met zich meen brengen. Men zal stoppen met geld uitgeven, waardoor de economie zometeen al helemaal tot stilstand komt. De nullijn voor alle werknemers van Nederland is dan geen goed idee. Geld moet rollen!
- Ik ben het eens met kleinknecht, met de nullijn kiest Nederland voor ‘reeel loonmatiging’> koopkracht verlies. Er moet wel geconcentreert worden op de import en export ter verbetering van de economie van Europa.
Bepaalde woorden:
- Koopkracht: De reële waarde van het besteedbaar inkomen. Wat je kunt krijgen voor je geld.
- Inflatie: Een algehele stijging van het prijspeil. Er is bestedingsinflatie en kosteninflatie.
- Import: Goederen en diensten die gekocht worden vanuit het buitenland
- Export: Goederen en diensten die verkocht worden aan het buitenland.
- VNO-NCW: Is de grootste ondernemingsorganisatie van Nederland. Aangesloten bij de VNO-NCW zijn tezamen zo'n 115.000 ondernemingen en vertegenwoordigen 90 procent van de werkgelegenheid in de Nederlandse marktsector.
Artikel 4
Het Financieele Dagblad 28 februari 2012 dinsdag
Joep Westerveld
Al decennia probeert DSM zijn gevoeligheid voor conjunctuurschommelingen te verminderen door te investeren in steeds verfijnder industrie. Kolen zijn er allang niet meer bij voor het voormalig mijnbouwbedrijf en ook de bulkchemie heeft het bedrijf zo n tien jaar geleden vaarwel gezegd.
Daarvoor in de plaats kwam de fijnchemie. DSM produceert nu grondstoffen voor voedingsmiddelen en medicijnen. Want hoe groot de crisis ook is, die blijven mensen altijd kopen.
Woensdag komt het chemieconcern met cijfers over het vierde kwartaal van 2011. Analisten van ABN Amro, Rabobank en ING gaan uit van gemengde resultaten. Wat blijkt? Weer is het die vervelende conjunctuur die de resultaten beïnvloedt.
Het is van belang om te kijken in hoeverre de materialenkant van het bedrijf inzakt , aldus Micha Tiekink van Rabobank. Dit deel van DSM levert bijvoorbeeld kunststoffen voor apparaten van Philips. Het is daardoor gevoelig voor een verslechterende markt in elektronica, maar ook andere eindmarkten zoals de bouw en de auto-industrie kunnen het resultaat van de materialendivisie negatief beïnvloeden.
Interessant worden de resultaten van de polymeerdivisie, die onder meer caprolactam produceert, een grondstof voor nylon. Na drie goede kwartalen met dito omzetten daalde de prijs van caprolactam met 35%. Gecombineerd met een hogere prijs voor benzeen, nodig voor de productie, zijn de marges onder druk komen te staan. Het resultaat in het laatste kwart zal daarom vrijwel zeker slechter zijn dan de voorgaande periode.
DSM kijkt zelf liever naar de nutrition -divisie, goed voor ruim de helft van het bedrijfsresultaat. Hier lijkt het concern beter geslaagd om de conjunctuur de baas te blijven. Analisten zijn dan ook optimistisch over de resultaten.
Het wordt interessant om te zien hoeveel Martek zal bijdragen aan de groei van deze afdeling. De Amerikaanse producent van onder meer babyvoeding werd in februari 2011 overgenomen en dat bleek een gouden greep te zijn. De nieuwe DSM-telg groeit als kool en dat heeft een positief effect op de resultaten. Mark van der Geest van ABN Amro voorspelt een omzetgroei van 13% voor de voedingstak, ruim de helft daarvan zou worden bijgedragen door Martek.
De focus van DSM op fijnchemische activiteiten lijkt dus toch zijn vruchten af te werpen. Een maand geleden bleek de sterke positie van het bedrijf op de markt voor biobrandstof toen het een joint venture sloot met POET, de grootste producent van bio-ethanol in de VS.
Door het succesvolle aankoop- en samenwerkingsbeleid denkt Van der Geest dat de waardering voor het aandeel DSM in het komende jaar omhoog zal gaan. Vooruitlopend op de cijfers paste hij daarom afgelopen donderdag het koersdoel aan van 43 naar 48. Voorwaarde is een ingecalculeerde prijsstijging voor caprolactam, dat dan weer wel.
Eigen visie:
- Conjunctuur is niet vervelend, het is essentieel om de economie in stand te houden. Wel is het lastig om er optimaal gebruik van te maken en de conjunctuur te sturen. Maar zonder conjunctuur zal er geen economie bestaan.
- Het is goed om te kijken wat nog wl verkoopt en om te investeren in de productie van bijvoorbeeld voeding. Dit zal evenals medicijnen en dergelijke altijd primair zijn en altijd verkocht worden.
- Door te investeren in steeds verfijndere industrie, is hetgeen dat je op de markt brengt heel specifiek. Dit verminderd misschien zelf de concurrentie. Het is een goede manier om conjunctuur schommelingen de baas te zijn.
Bepaalde woorden:
- DSM: Koninklijke DSM N.V. is een mondiale onderneming die vanuit wetenschappelijke basis actief is op het gebied van gezondheid, voeding en materialen. Door zijn unieke competenties in Life Sciences en Materials Sciences met elkaar te verbinden bewerkstelligt DSM economische welvaart, milieuverbetering en maatschappelijke vooruitgang en creëert daarmee duurzame waarde voor al zijn stakeholders.
Samenvattingen van de artikelen
Samenvatting Artikel 1:
De Telegraaf 4 januari 2012 woensdag
Terwijl half Europa zucht en steunt onder de aanhoudende crisis, kan Duitsland ‘de economische motor van het continent’ meevallende werkloosheidscijfers laten zien. Nog maar 6,6% van onze oosterburen zit officieel zonder baan. Na het crisisjaar 2009, het herstel in 2010 volgde de goede conjunctuur in 2011. Duitsland profiteert vooral van twee factoren: de toenemende export naar de BRIC-landen Brazilië en de aantrekkende binnenlandse conjunctuur. Duitsland ziet het liefst voltijd banen tot aan pensioen, maar de helft van de banen zijn deeltijd.
Critici wijzen wel op het feit dat ouderen alsnog nauwelijks werk vinden, net als lager geschoolden en velen gedwongen tot deeltijdwerk en slechtere betaling.
Samenvatting Artikel 2:
Het Financieele Dagblad 27 januari 2012 vrijdag
Het aantal horecaondernemingen dat failliet gaat groeit snel. Vorig jaar is het aantal met 28% gestegen. De conjunctuur zit tegen, er wordt bezuinigd door de overheid, regionaal zijn de verschillen soms groot. En door de bezuinigingen gaan mensen hun uitgaven heroverwegen. Het zal nog wel enige tijd zwaar weer zal blijven in de horeca, dit betreft voornamelijk faillissementen van restaurants, snackbars, cafetaria s en cafés.
Het CBS meldt dat er in 2011 in totaal 9531 faillissementen zijn uitgesproken. Dat is ongeveer evenveel als in 2010. Zowel vorig jaar als het jaar daarvoor was er sprake van een matige groei. Binnen de verschillende rechtsvormen waren de verschuivingen minimaal.
Samenvatting Artikel 3:
Het Financieele Dagblad 14 februari 2012 dinsdag
De strategie om loonmatiging in te voeren tijdens economische tegenwind werkt op dit moment niet meer. Een versnelling van loonstijging zou goed werken voor de conjunctuur in Europa meld hoofdeconoom Wim Boonstra van Rabobank. Het Centraal Planbureau stelt dat de tekortlanden slechts aan hun verplichtingen kunnen blijven voldoen als ze in staat gesteld worden in de toekomst exportoverschotten te realiseren. Alleen als ze een groter deel van hun producten in Noord-Europa kunnen afzetten, zullen ze in staat zijn hun schulden af te betalen. De prijs die Nederland en Duitsland betalen, is dat de situatie op de arbeidsmarkt verslechtert, nuanceert VU-hoogleraar Eric Bartelsman. Voor Europa zou het zeker goed zijn, maar het gaat ten koste van de bestaande werklozen. Laat de Duitsers het maar doen. Dat is goed voor onze export meld de hoogleraar. Hij pleit ervoor dat de vakbeweging haar looneisen Europees afstemt: loonmatiging in tekortlanden; hoge looneisen in landen met overschotten. Hierdoor verslechtert de concurrentiekracht van de overschotlanden, maar wordt er tegelijkertijd extra koopkracht gerealiseerd.
Samenvatting Artikel 4:
Het Financieele Dagblad 28 februari 2012 dinsdag
Al decennia probeert DSM zijn gevoeligheid voor conjunctuurschommelingen te verminderen door te investeren in steeds verfijnder industrie. Daarom kwam de fijnchemie. Woensdag komt het chemieconcern met cijfers over het vierde kwartaal van 2011. DSM kijkt zelf liever naar de nutrition -divisie, goed voor ruim de helft van het bedrijfsresultaat. Het wordt interessant om te zien hoeveel Martek zal bijdragen aan de groei van deze afdeling. De focus van DSM op fijnchemische activiteiten lijkt dus toch zijn vruchten af te werpen. Een maand geleden bleek de sterke positie van het bedrijf op de markt voor biobrandstof toen het een joint venture sloot met POET, de grootste producent van bio-ethanol in de VS.
REACTIES
1 seconde geleden
W.
W.
Dit is geen samenvatting, je hebt gewoon de lesbrief overgetypt
12 jaar geleden
Antwoorden