Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 4 Wie doet het werk

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • havo | 1284 woorden
  • 3 januari 2004
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
36 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Hoofdstuk 4 Economie proefwerk: Wie doet het werk?

-Aantekeningen les
-Samenvatting per hoofdstuk
-Begrippenlijst

Aantekeningen les

Arbeidsproductiviteit: aantal producten per werknemer in een volledige week in een bepaalde tijd.
Totale productie: aantal werknemers X arbeidsproductiviteit per werknemer
Arbeidsintensief: er zitten veel uren (menselijke) arbeid in
Kapitaalintensief: er zitten veel machine uren in
Investeren: geld besteden aan machines
Breedte investering: men schaft machines aan die met dezelfde hoeveelheid arbeid evenveel producten kunnen maken
Diepte investering: men schaft machines aan die met minder arbeid meer producten kunnen maken.

Samenvatting

4.1 Werkgelegenheid in Nederland
Primaire sector: landbouw, jacht, bosbouw, visserij - beroep: boer, jager
Secundaire sector: nijverheid, industrie, bouw - beroep: metselaar, timmerman, bouwvakker
Tertiaire sector: commerciële dienstverlening, particulier streeft naar winst - reclamemaker
Quartaire sector: niet commerciële dienstverlening: onderwijs, zorg - dokter, leraar, verpleger

4.2 Verschuivingen in de werkgelegenheid
Werkgelegenheid bepaald door 2 factoren:
-de productie (wat een arbeider maakt of doet)
-gemiddelde productie per werknemer (de arbeidsproductiviteit).
Productie stijgt -> meer werknemers nodig.
Arbeidsproductiviteit stijgt -> minder werknemers nodig om dezelfde hoeveelheid te maken.
Productie = werkgelegenheid X arbeidsproductiviteit
Werkgelegenheid = productie : arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = productie : werkgelegenheid
Vroeger veel mensen in landbouw -> sterk stijgende arbeidsproductiviteit (machines enz) steeds minder mensen nodig om dezelfde hoeveelheid voedsel te maken -> korte termijn werkloos -> door minder mensen in landbouw konden andere sectoren groeien.
Ook in industrie arbeidsproductiviteit gestegen -> meer werk door robots enz gedaan -> productiviteitsstijgingen in landbouw & industrie, meer mensen vrij voor dienstverlening.
Dienstverlening kan niet veel stijgen, zorg blijft mensenwerk . Door stijging van arbeidsproductiviteit kan de welvaart stijgen: met evenveel mensen kun je meer produceren.
Innovatie: het vernieuwen van producten en productieprocessen. Voorbeelden:
-NL textiel en scheepsbouwindustrie -> worden nu goedkoper gemaakt in andere landen
-technische vernieuwingen -> schoenpoetsers, bedienden niet meer nodig (beter schoenen, schoonmaakapparaten) ook omdat het te duur wordt en men het werk zelf vaak doet
Innovatie leid op korte termijn tot werkeloosheid, op langer termijn groeit de werkgelegenheid in andere bedrijfstakken of sectoren of ontstaan er nieuwe.
4.3 Mens of Machine
Lezen van artikelen letten op info: werkgelegenheid, omzet en arbeidsproductiviteit.
Arbeidsproductiviteit tegenwoordig veel hoger dankzij betere machines.
Bedrijven investeren: het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers e.d) Kapitaalgoederen ook wel kort: kapitaal.
Consumeren: als een gezin goederen of diensten koopt. ‘Gezin’ heel breed opgevat.
Verschillende productiemethoden analyseren -> bedrijf nagaan welke productiekosten de minste kosten, en dus meeste winst oplevert.
Keuze machines of werknemers hangt af van:
Arbeidskosten: meer arbeid ten opzichte van machines, productie= arbeidsintensiever
kosten van kapitaalgoederen (kapitaalkosten): werknemers vervangen door machines
Substitutie: vervanging van arbeid door kapitaal. Productie word kapitaalintensiever.
Als loonkosten stijgen is het voordeliger om productie kapitaalintensiever te maken, dan stijgt de arbeidsproductiviteit: minder werknemers nodig voor dezelfde productie (bijv. 1 man met machine die 100 ballen p/u maakt of 20 mannen die 100 ballen p/u maken)
Diepte-investering: een arbeidsvervangende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt.bijv: aanschaf volautomatische machine die iets in elkaar zet, waar eerst veel handwerk voor nodig was. Bij diepte-investering koopt een bedrijf machines van een betere kwaliteit. Kapitaalgoederen van dezelfde kwaliteit noemen we een breedte-investering: de arbeidsproductiviteit blijft gelijk. Bijv: vervanging/uitbreiding oude machines.
Breedte-investering: een investering in dezelfde soort machines waarbij de arbeidsproductiviteit gelijk blijft, en blijft net zo kapitaalintensief als het al was.
Bedrijf maakt weinig producten: machinekosten per product erg hoog ->machinekosten worden verdeeld over een klein aantal producten.
Bedrijf maakt veel producten -> machinekosten per product laag.
Schaalvoordelen: de kosten per product dalen als de productieomvang stijgt. Bijv. als met een machine meer producten gemaakt worden.
Hogere lonen kunnen leiden tot vervanging van arbeid door machines, tot werkeloosheid. (Koopt machine met eenmalige kosten die de werknemers met hoge lonen overbodig maakt)
Toch prettig als machines eentonig werk kunnen overnemen. Soms sterke stijging lonen gewenst -> lokt diepte-investeringen uit -> vergroot welvaart.
4.4 Hier of daar
Te hoge loonkosten kunnen ertoe leiden dat de productie verplaatst wordt naar buitenland:
Manier 1: sluiten vestiging NL, gelijktijdig openen vergelijkbare vestiging in bijv. Indonesië.
Komt vaak voor bij multinationals: onderneming met productievestigingen in diverse landen.
Manier 2: weggeconcurreerd door bedrijven lagelonenlanden, daar goedkoper om kleding te maken vergeleken met textiel uit NL vroeger.
Concurrentiepositie: het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Je kunt spreken over de concurrentiepositie van 1 bedrijf of een heel land.
Belangrijkste concurrentiewapen in concurrentiestrijd: de prijs. Bedrijf of land dat voor bepaald product laagste prijs kan vragen, heeft voordeel ten opzichte van concurrenten.
Prijs hangt af van kosten. Andere factoren: kwaliteit en infrastructuur.
Loonkosten per product ­ => Prijzen ­ => Concurrentiepositie t.o.v. het buitenland verslechterd => Export ¯ en import ­ =>Afzet ¯ en productie ¯ => Werkgelegenheid ¯
Werkgelegenheidseffecten van sterke loonstijgingen:
Korte termijn leiden loonstijgingen tot werkloosheid, langer termijn zie je verschuiving van de werkgelegenheid in andere sectoren. Bovendien gunstig om bijv. kleding in ander land zoals China te maken, omdat de lonen daar lager zijn en de export goed is voor hun welvaart.
4.5 Hoge lonen, meer bestedingen
Stijging van lonen kan negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.
Loon niet alleen kostenpost, maar ook bron van bestedingen. Als alle bedrijven lonen verlagen -> werknemers te weinig inkomen om de geproduceerde goederen te kunnen kopen.
Vragers van goederen en diensten zijn: gezinnen, andere bedrijven, de overheid en het buitenland. Gezinnen - inkomen belangrijk voor vraag goederen en diensten. Werknemers krijgen initiële/incidentele loonstijging => meer kopen = stijgt totale vraag naar goederen => consumptie stijgt => afzet bedrijven stijgt => productie verhogen => extra werknemers nodig!
Lonen stijgen sneller dan de prijzen => koopkracht werknemers ­ => consumptie door gezinnen ­ => bestedingen ­ => afzet en productie van bedrijven ­ => werkgelegenheid ­
Lonen ­ => loonkosten ­ => concurrentiepositie t.o.v het buitenland ¯ => afzet en productie ¯ => werkgelegenheid ¯
4.6 Loonkosten in Nederland
Loonmatiging zorgde voor een daling van de arbeidsproductiviteit omdat er minder geïnvesteerd werd in arbeidsbesparende machines of processen (kapitaalgoederen)
Op 2 manieren kan economie groeien:
1. meer mensen laten werken
2. Mensen werken productiever (hogere arbeidsproductiviteit, meer producten per arbeider)
Slimste is productiever werker en vrijgekomen tijd eerlijk verdelen. Nederland is een ‘Domme Economie’ omdat ze gewoon meer mensen laten werken. Het is slimmer om machines het werk te laten doen, maar in NL wordt veel arbeid gebruikt, dat is dom.
Rationalisering (met minder mensen evenveel maken) -> zorgt voor werkloosheid.
Oplossing: vakbonden moeten zorgen voor meer loonkostendruk, vakbonden moeten een campagne tegen flexwerk voeren omdat mensen zich bij langduriger arbeidsrelaties zich meer betrokken voelen. Tijdelijk werk, uitzendwerk etc. belemmert de groei van de arbeidsproductiviteit omdat scholing de moeite niet loont; kortere arbeidsrelaties verminderen het vertrouwen en de loyaliteit; kennis lekt sneller weg als mensen zich niet betrokken voelen.
Begrippen

Arbeidsintensiever: Als er bij productie meer arbeid ten opzichte van machines wordt ingeschakeld.
Arbeidskosten: de kosten die een bedrijf maakt door arbeid te verrichten
Arbeidsproductiviteit: gemiddelde productie per werknemer
Automatisering: het gebruik maken van computers, robots enz
Breedte-investering: een investering in dezelfde soort machines waarbij de arbeidsproductiviteit gelijk blijft.
Concurrentiepositie: het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten.
Consumeren: als een gezin goederen of diensten koopt
Consumptie: goederen en diensten.
Diepte investering: een arbeidsvervangende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt.
Investeren: het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers e.d)
Innovatie: het vernieuwen van producten en productieprocessen.
Kapitaal: kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen: machines, gebouwen, transportmiddelen, computers e.d
Kapitaalintensiever: er komen meer machines in verhouding tot arbeiders
Kapitaalkosten: de kosten van kapitaalgoederen
Loonkosten: kosten die een bedrijf maakt aan het loon van werknemers
Mechanisering: het gebruik maken van machines
Multinationals: onderneming met productievestigingen in diverse landen.
Productiecapaciteit: als alle bedrijven op volle toeren werken in een land dat ze dan het maximaal aantal goederen en diensten kunnen produceren.
Schaalvoordelen: de kosten per product dalen als de productieomvang stijgt
Substitutie: vervanging van arbeid door kapitaal.
Verplaatsen van productie naar het buitenland: het verplaatsen van productie hangt samen met de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.