Les 1:
Eerste levensbehoeften: Eten, drinken, kleding, woonruimte, onderwijs en gezondheidzorg
Luxe behoeften: behoeften die niet per se nodig zijn, maar je ze toch graag wil hebben.
Onbeperkte behoeften: behoeften dat mensen steeds meer willen hebben
Beperkte middelen:
- Geld
- Tijd
- Natuur
Omdat je we niet alles kunnen krijgen stellen we prioriteiten.
Consumeren: Het bevredigen van je behoeften
- Goederen: materiele dingen
- Diensten: immateriele dingen
Welvaart:de mate waarin mensen hun behoefte met consumptiegoederen kunnen bevredigen
Welzijn: de mate waarin mensen hun behoefte kunnen bevredigen zonder schaarse middelen
Les 2:
Zelfvoorzienend: het zelf produceren van producten
Specialisatie/arbeidsdeling: mensen gaan zich toeleggen op het maken van 1 product, of op maar 1 onderdeel van het product.
Direct ruilen: Ruilen met product, zonder dat er geld van te pas komt.
Indirecte ruil: Ruilen met geld, voor een product
Wettige betaalmiddelen: Euromunten en eurobiljetten
Taken van Nederlandse banken:
- Omloop brengen van de euro’s
- Financiele dienstverlening goed wordt uitgevoerd door bedrijven
- Het beheren van spaargeld van mensen
- Het uitlenen van geld aan mensen en bedrijven
- Zorgen voor betalingsverkeer tussen mensen en bedrijven
- Zorgen dat de koopkracht van de euro niet veel veranderd
Inflatie: Het minder waard worden van geld
Deflatie: Het meer waard worden van geld
Chartaal geld: geld in briefjes en muntjes
Giraal geld: geld wat virtueel op de bank staat
Geld dient als:
- Spaarmiddel
- Rekenmiddel
- Ruilmiddel
Les 3:
Inkomen: geld dat binnenkomt bij inviduele personen.
Productiefactoren van een bedrijf:
- Grond en grondstoffen
- Arbeidskrachten
- Geld dat wordt gebruikt om machines en gebouwen te kopen
- Een ondernemer die de productie organiseert
Productiefactoren van een huishouden:
- Pacht
- Loon
- Rente
- Winst
Belangerijkste uitkeringen:
- De WW: Als je werkeloos bent geworden
- De WIA: als je arbeidsongeschikt bent
- De AOW: als je 66 bent geworden
- De Bijstand uitkering: als je 27 bent en geen ander inkomen of uitkering krijgt
Inkomenstenbelasting: geld waarmee de regering allerlei uitgaven betaalt
Sociale premies: geld waarmee de regering de uitkeringen mee betaalt
Bruto inkomen: inkomen zonder inkomstenbelasting of sociale premies
Netto inkomen: inkomen dat je overhoudt met de belasting
Uitgaven:
- Vaste uitgaven
- Dagelijkse uitgaven
- Incidentele uitgaven
Les 4:
Inkomen+behoeften=wat je koopt en wat je met je tijd doet
Bestedingspatroon: manier waarop groepen mensen hun geld uitgeven.
Onbewuste motieven:
- mee willen doen met de groep
- leuk gevonden willen worden
- op te vallen
- indruk te maken
sociale beinvloeding: de invloed van je omgeving, je vrienden, familie op dingen die je koopt
commerciele beinvloeding: reclame en plaatjes van de winkel zodat je ze beter onthoudt
doelgroep: een groep mensen waar een bedrijf op doelt het product te kopen.
Lenen is verantwoord als:
- je zeker weet dat je de komende tijd genoeg geld verdient om het geleende geld plus de rente terug te betalen
- je voor het geleende geld iets koopt dat voorziet in belangerijke en langdurige behoefte
NIBUD: Helpt mensen om verstandig om te gaan met geld.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden