Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Jong & Oud

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2183 woorden
  • 25 april 2017
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1: School of baantje

Budgetlijn - Geeft verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een
                    bepaald budget

Dominante strategie: Welke keuze .. ook maakt het is voor … altijd gunstiger om…

Levensloop bestaat uit drie fases: 1) Kinderfase

                                                           2) Ouderfase

                                                           3) Grootouderfase

Het gedrag van de huidige generaties kan invloed hebben op het gedrag van de toekomstige generaties

Hoofdstuk 2: De jeugd

Kosten voor kinderopvang worden betaald door de werkgever van ouders en de overheid, hoe meer de ouders verdienen hoe meer ze zelf bij moeten dragen

Inkomen kun je sparen of consumeren

Sparen - Het niet consumeren van een deel van je inkomen, consumptie wordt uitgesteld

Rente-  Bedrag wat je betaald voor het lenen van geld

Hoofdstuk 3: Werken en belasting betalen

Beloning Loondienst- Loon/ salaris
Beloning zelfstandige- Winst

Over elk inkomen moeten belastingen en premies worden betaald

Primaire inkomens- Loon, winst, rente, pacht (inkomens die tijden productieproces worden verdient)

Loonheffing- bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen

Werknemersverzekeringen zoals uitkeringen bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid worden door de werkgever betaald

Bruto inkomen- inkomen zonder heffingen

Aftrekpoten- (maandelijks) terugkerende kosten zoals hypotheek, premies

Belastbaar inkomen= Bruto inkomen - aftrekposten

Het belastbaar inkomen is opgedeeld in vier schrijven over elke schijf wordt een apart percentage aan belasting betaalt

Deze schijven werken volgens het progressieve belastingstelsel- Hogere inkomens betalen gemiddeld gezien een hoger percentage aan belastingen dan lage inkomens

Nivellering van inkomens- De inkomensverschillen worden relatief kleiner

                                                    Inkomensheffing

Gemiddeld heffingstarief= --------------------------------------- X 100%
                                                            Brutoloon

Marginale tarief- Percentage dat iemand over zijn laatst verdiende euro / top betaald

 

 

Hoofdstuk 4: Inkomensongelijkheid

Om een Lorenzcurve te kunnen tekenen, moeten de percentages van de groepen van laag naar hoog worden opgeteld, dit heet cumuleren

De Lorenzcurve begint altijd bij het punt (0,0) en eindigd bij (100,100)

Denivellering- Inkomensverschillen worden groter / ongelijker

De Lorenzcurve- Geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. (Je kunt constateren of de inkomens verdeling scheef of minder scheef is)

Primaire inkomens - Bij het productieproces verdiende bruto- inkomens

Secundair inkomen- Inkomen na herverdeling

Hoofdstuk 5: Werken in een eigen bedrijf

Investeren- Het kopen van kapitaalgoederen

Kapitaalgoederen- Goederen in het bezit van ondernemingen, met als doel ermee te produceren en een inkomen te verkrijgen

Investeringen kunnen gefinancierd worden met: 1) Eigen geld (eigen vermogen)

                                                                                    2) Geleend geld (vreemd vermogen)

Links op de betalingsbalans staan de bezittingen / activa

echts op de betalingsbalans staat hoe de bezittingen worden gefinancierd, Vermogen/passiva

Productiefactoren:                                      Beloningen:

Kapitaal                                                          Huur + Rente
Arbeid                                                            Loon
Natuur                                                            Pacht
Ondernemerschap                                         Winst
 

Omzet = aantal verkochte producten X verkoopprijs

Vaste activa- Producten die een lange tijd gebruikt kunnen worden

Vlottende activa- Producten die maar eenmaal gebruikt kunnen worden

Eigenvermogen= Bezittingen - Schulden

Posten op een balans zijn voorraadgrootheden- die worden geregistreerd op een bepaald moment of tijdstip

 

Debiteuren- Bedrag wat nog van de klanten moet worden gevorderd

 

Crediteuren- Schulden aan leveranciers

 

Resultatenrekening - Kosten en de opbrengst over een bepaalde periode

 

Toegevoegde waarde-  Waarde die in een bedrijf is toegevoegd aan de grondstoffen

                                              

Toegevoegde waarde=   Omzet -  Inkoopwaarde grondstoffen

Toegevoegde waarde wordt als beloning uitgekeerd aan de productiefactoren

Hoofdstuk 6: Verzekeren

Hoogte premie- Hangt af van het bedrag waarvoor iemand zich wilt verzekeren , en het risico wat de verzekeringsmaatschappij loopt

 

Sociale verzekering- Door de overheid collectief verplicht

 

Particuliere verzekeringen- Verzekeringen die men op eigen initiatief kan afsluiten

 

Bij sociale verzekeringen dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten, niemand kan uitgesloten worden van een sociale verzekering

 

Sociale verzekering worden onderscheidt in :
                                               1) Werknemers verzekeringen (alleen verplicht voor werkende)

2) Volksverzekeringen (Verplicht voor elke inwoner van NL)

 

Voor een volledige AOW uitkering moet je 50 jaar in Nederland hebben gewoont 

 

AKW / kinderbijslag wordt betaald uit belastinginkomsten van de overheid

 

ZVW / zorgverzekering is een particuliere verzekering, Collectief, geen risicoselectie

 

Werknemers verzekeringen:

  1. Werkloosheidswet - WW
  2. Ziektewet- ZW
  3. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen- WIA

 

WWB/ Bijstand - Sociale voorzieningen ( mag  je alleen als je weinig eigen vermogen hebt)

Wajong- Voor arbeidsongeschikte jongeren zonder arbeidsverleden

Goede risico’s- mensen die weinig kosten veroorzaken

Slechte risico’s - mensen die veel koster veroorzaken

Asymmetrische informatie - De ene partij beschikt over meer informatie dan de andere

Acceptatieplicht- Hebben zorgverzekeraars, zij moeten iedereen accepteren tegen dezelfde premie

 

Eigen Risico is ingevoerd om moral hazard tegen te gaan

 

Aanvullende verzekering = particuliere verzekering, klanten kunnen geweigert worden

 

Omslagstelsel- Met de ontvangen premies worden de uitkeringen betaald door de verzekeringsmaatschappij

Hoofdstuk 7: Het huishouden

Hypothecaire  lening- Geldlening met een lange looptijd met onroerend goed als onderpand

Bij de koop van een huis moet er rekening worden gehouden met de toekomstverwachting

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Bij de koop van een huis moet er rekening worden gehouden met de toekomstverwachting

CPI (Consumenten prijs index)- Geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen

Wegingsfactoren- Geven aan welk deel van de totale uitgaven aan een bepaalde artikelgroep worden uitgeven

Koopkracht - Wordt bepaald door het inkomen en de prijzen

Nominaa  inkomen- Bedrag dat je in euro’s verdient

Hoe hoger de prijzen, des te minder de prijzen 

De koopkracht van het inkomen wordt het reëel inkomen genoemd- Geeft weer hoeveel producten je met je inkomen kunt verdienen

 

                                                         Indexcijfer nominaal inkomen

Indexcijfer reëel inkomen = --------------------------------------------------X 100

                                                                  Prijsindexcijfer

 

Voor mensen met gespaard geld is inflatie nadelig, want de koopkracht van de euro daalt

 

                                                         Indexcijfer nominaal spaarbedrag

Indexcijfer reëel spaarbedrag= --------------------------------------------------X 100

                                                                  Prijsindexcijfer

 

Geldontwaarding-  Voor je euro kun je minder kopen

 

Reële rente- Stijging van de reële waarde van een spaarbedrag in een jaar

Hoofdstuk 8: Senioren

 

AOW= Algemene ouderdoms wet

 

Vergrijzing - DE verhouding tussen actieve (werkende) ten opzichte van de inactieve veranderd, met als gevolg dat de actieven voor meer uitkeringen moeten gaan zorgen

 

Participatiegraad - Beroepsbevolking (iedereen die zich aanbied op de arbeidsmarkt)

 

Beroepsbevolking- bestaat uit werkende en werkloze

 

Potentiële beroepsbevolking- Studenten, arbeidsongeschikte  + huismannen/vrouwen

 

Een participatiegraad van 70% betekent dat 70% van de 15 t/m 65 jarige werkt of op zoek is naar werk

 

                                      Beroepsbevolking

Participatiegraad= --------------------------------------------- X 100 %
                                   Potentiële beroepsbevolking

 

Hoogte van pensioenuitkering - Afhankelijk van hoelang je hebt gewerkt en hoeveel premie je per jaar hebt afgedragen

 

Pensioen is uitgesteld loon: er wordt geruild over de tijd

 

Obligaties - Langlopende schuldbewijzen van bedrijven of overheid met een vaste rente en een vaste looptijd

 

Pensioenfondsen beleggen in aandelen en obligaties

 

Aandeel- Bewijs van mede- eigendom van een onderneming

 

Rendement - Geeft de winstgevendheid weer - is te berekenen om de opbrengst uit een periode uit te drukken in procenten van het ingelegde bedrag

 

Obligaties- Langlopende schuldbewijzen van bedrijven of overheid met een vaste rente en looptijd

 

Waardevast- Uitkering stijgt evenveel als het inflatiepercentage

 

Welvaartsvast - Uitkering stijgt evenveel als de coa-lonen

 

Als de rente daalt hebben bedrijven minder rentekosten over hun schulden

 

Als de rente daalt zullen gezinnen minder sparen en meer uitgeven 

Hoofdstuk 9: Ruilen tussen generaties

 

Ruilen over tijd- Intertemporele ruil

 

Verzorgingsstaat- Overheid zorgt voor sociale zekerheid

 

Inkomens worden herverdeeld - Doordat de werkende sociale premies betalen via de belastingen, dit geld wordt weer herverdeeld via de sociale uitkeringen

 

Netto-ontvangers- zijn bijvoorbeeld jongerenn ze betalen nog geen premies of belasting

 

Netto-betalers- Werkende, zij betalen de overdrachten

 

Duurzame productie- Welvaarts Kansen van de toekomstige productie wordt niet geschaad

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.