Jong en oud

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1327 woorden
  • 28 december 2014
  • 345 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
345 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Economie
H1

  • Een dominante strategie is de voordeligste strategie die iemand kiest onafhankelijk van wat de ander kiest
  • We onderscheiden 3 fasen: kinderfase,ouderfase en grootouderfase ‘
  • Een afspraak is bindend als beide mensen zich eraan houden

H2

  • De keuze voor kinderen heeft economische gevolgen :
    -  het grootbrengen neemt veel tijd in beslag
    -  extra kosten (kinderkamer,luiers,kleding)
  • Consumeren is het uitgeven van geld voor eigen behoefte
  • Rente is het bedrag dat je betaalt voor het lenen van geld
  • Bij sparen krijg je rente
  • Studiefinanciering bestaat uit een basisbeurs en een ov-jaarkaart
  • Als je een studie binnen 10 jaar afrond dan hoef je de basisbeurs niet terug te betalen

H3

  • Over de primaire inkomens loon,winst,rente,pacht en huur moet een gedeelte als belasting en premies aan de overheid worden afgedragen
  • De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen
  • Het brutoloon is het loon dat de werknemer verdient voor aftrek van alle inhoudingen
  • Gemiddelde heffingstarief = inkomensheffing : brutoloon x 100%
  • De gemiddelde heffingsdruk neemt toe als het inkomen ook toeneemt
  • Het belastingsstelsel en het vennootschapsbelasting zijn progressief
  • Als iemand in loondienst als werknemer werkt, ontvang hij loon of salaris
  • Loon en winst zijn soorten inkomen
  • Rente word ook wel intrest genoemd
  • Huur en pacht zijn beloningen als iemand een gebouw of grond aan een ander ter beschikking stelt
  • Wat overblijft na inhoudingen van het brutoloon is je nettoloon of besteedbaar loon
  • De loonheffing is een voorschot op de inkomensheffing die achteraf per jaar wordt vastgesteld over het totale inkomen dat je in dat jaar verdient hebt
  • De premie volksverzekeringen wordt betaalt voor onder andere de AOW
  • Het brutoloon is het loon dat de werknemer verdient voor aftrek van alle inhoudingen
  • Voorbeelden van aftrekposten zijn : pensioenpremies, reiskosten voor OV, en rente over een hypothecaire lening voor financiering van de eigen woning
  • Bruto jaarinkomen – aftrekposten = belastbaar jaarinkomen
  • De inkomensheffing word berekent over het belastbaar inkomen
  • Hoeveel heffing je moet betalen over het belastbaar inkomen wordt berekend aan de hand van de belastingschijven
  • Op het totale heffingsbedrag krijg je nog heffingskortingen en soms ook arbeidskorting
  • Het draagkrachtbeginsel houdt in dat hogere inkomens in verhouding meer belasting moeten betalen dan lagere inkomens
  • Bij een progressief belastingstelsel betalen hogere inkomens in verhouding meer belasting dan de lagere inkomens
  • Door de heffing worden de inkomensschillen in verhouding kleiner, de progressieve belastingheffing nivelleert de inkomens
  • Het marginale tarief is de hoogste schijf waarin je valt dus de top van zijn inkomen betaalt
  • Bij het proportioneel belastingstelsel kun je iedereen hetzelfde percentage van zijn inkomen heffen. Hierbij blijven de inkomensverhoudingen gelijk
  • Bij een degressief belastingstelsel worden de inkomensverschillen relatief groter (denivellering )
     

H4

  • Met een lorenzcurve geef je de personele inkomensverdeling aan
  • Het optellen van percentages van hoog naar laag noem je cumuleren
  • Bij nivellering wordt de inkomensverdeling gelijker
  • Bij denivellering wordt de inkomensverdeling ongelijker
  • Bij het draagkrachtbeginsel dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten
  • Bij het profijtbeginsel betaalt de gebruiker voor de geleverde dienst
  • Primaire inkomens zijn alle bij het productieproces verdiende bruto inkomens (loon,pacht,huur,rente en winst)
  • Het secundaire inkomen is het netto besteedbaar inkomen
  • Secundair inkomen = primair inkomen – ingehouden belastingen en sociale premies + uitkeringen en subsidies

H5

  • Als je aan iets begint waar je niet zeker van weet of dat het een succes zal worden loop je een ondernemersrisico
  • Het kopen van kapitaalgoederen noem je investeren
  • Voorbeelden van kapitaalgoederen zijn : een bestelauto en machines
  • Eigen vermogen is je eigen geld
  • Vreemd vermogen is geleend geld
  • Een balans is een momentopname van bezittingen van een bedrijf en het vermogen
  • Links op de balans staan de bezittingen (activa)
  • Rechts op de balans staat het vermogen (passiva)
  • Productiefactoren met beloning :

Winst

  • Het aantal verkochte producten noem je de afzet
  • Omzet = afzet x verkoopprijs
  • Vaste activa kunnen meermalig gebruikt  worden of gaan lang mee
  • Vlottende activa kunnen maar één keer gebruikt worden
  • Eigen vermogen= bezittingen - schulden
  • De posten op de balans zijn voorraadgrootheden en worden op een bepaald moment geregistreerd
  • Debiteuren zijn de vorderingen op afnemers
  • Crediteuren zijn de schulden aan de leveranciers
  • Op de resultatenrekening staan alle kosten en de opbrengst over een bepaalde periode
  • De posten op een resultatenrekening zijn stroomgrootheden
  • Het boeken van de waardedaling van de vaste activa op de balans wordt afschrijven genoemd
  • Toegevoegde waarde= omzet – inkoopwaarde grondstoffen

H6

  • Risico betekent dat je de kans loopt schade te krijgen door onzekere gebeurtenissen
  • Verzekeren betekent dat mogelijke schade wordt vergoed

Sociale verzekeringen

Particuliere verzekeringen

Verplicht

Niet verplicht

WW, AOW

Fiets,brand,reis verzekering

  • Bij sociale verzekeringen onderscheiden we werknemersverzekeringen en volksverzekeringen
  • Volksverzekeringen zijn voor iedereen verplicht
  • Werknemersverzekeringen zijn alleen verplicht voor mensen in loondienst
  • Bij sociale verzekeringen is de premie inkomensafhankelijk
  • Volksverzekeringen :

Algemene ouderdomswet

Algemene wet bijzondere ziektekosten

Algemene nabestaandenwet

Algemene kinderbijslagwet

  • Als de verzekerde meer weet over de kans op ziektekosten dan de verzekeraar noem je dit asymmetrische informatie
  • Als alleen de slechte risico’s zich verzekeren noemen we dit averechtse selectie
  • Verzekeraars zijn verplicht iedereen aan te nemen
  • Bij een eigen risico moet men eerst een bepaald bedrag zelf betalen
  • Moreel wangedrag is dat mensen zich onverantwoordelijk gaan gedragen omdat ze toch verzekert zijn
  • Levensverzekeringen,overlijdensverzekeringen en uitvaartverzekeringen zijn voorbeelden van het kapitaaldekkingsstelsel
  • Bij het kapitaaldekkingsstelsel word er betaalt voor later
  • Bij het omslagstelsel word er betaalt voor nu
    H7
  • Een hypothecaire lening is een geldlening met een lange looptijd en ontroerend goed als onderpand
  • Ontroerende goederen zijn niet verplaatsbare goederen
  • Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil
  • De cpi geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is een maatstaf voor inflatie
  • CBS houdt bij hoe de prijzen van allerlei producten zich ontwikkelen en ook aan welke producten huishoudens hun geld uitgeven
  • Een onderzoek naar het bestedingsgedrag van gezinnen heet een budgetonderzoek
  • De wegingsfactoren geven aan welk deel van de totale uitgeven aan een bepaalde artikelgroep wordt uitgegeven
  • Consumentenprijsindex=prijsindexcijfer x wegingsfactor= ans+ans : totale wegingsfactoren
  • Het nominale inkomen is het bedrag in euro’s dat je verdient
  • De koopkracht van het inkomen is het reëel inkomen
  • Indexcijfer reëel inkomen = indexcijfer nominaal inkomen : prijsindexcijfer x 100
  • Geldontwaarding is als het geld minder waard word
  • Indexcijfer reëel spaarbedrag= indexcijfer nominaal spaarbedrag: prijsindexcijfer x 100
    H8
  • Pensioen is uitgesteld loon, er word geruild over tijd
  • Een aandeel is een bewijs van mede-eigendom van een onderneming
  • Aandelen kun je verhandelen op de effectenbeurs
  • Het dividend is de betaling van (een deel) van de winst van een onderneming aan aandeelhouders
  • Het rendement geeft de winstgevendheid weer
  • Je kunt het rendement berekenen door de opbrengst in een periode uit te drukken in procenten van het ingelegde bedrag
  • Obligaties zijn langlopende schuldbewijzen van bedrijven of overheid met een vaste rente en looptijd
  • Als de pensioenen evenveel stijgen als het inflatiepercentage dan is de uitkering waardevast
  • Als een uitkering welvaartsvast is dan stijg/daalt de uitkering met het gemiddelde inkomen in het land
  • Een koers is een prijs die op een beurs of markt tot stand komt en van dag tot dag of van moment tot moment kan variëren
    H9
  • Als er word geruild in natura dan komt er geen geld bij te pas
  • Ruilen over tijd word ook wel interntemporele ruil genoemd
  • De samenleving waarin de overheid zorgt voor sociale zekerheid, wordt verzorgingsstaat genoemd
  • Overdrachten zijn belastingen en sociale premies
  • Netto ontvangers betalen belastingen maar ontvangen meer in de vorm van zorg en uitkeringen
  • Werkende mensen zijn net netto betalers
  • Bij het profijtbeginsel moet elke burger zoveel mogelijk zelf betalen voor het gebruik van overheidsdiensten
  • Bij duurzame productie worden de welvaartskansen van toekomstige generaties niet geschaad

REACTIES

E.

E.

Ik wil gewoon even zeggen ik hou van je en je hebt men toetsweek gered

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.