Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Internationale handel

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1482 woorden
  • 7 oktober 2003
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
44 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lesbrief Internationale handel HS 1 Nederland handelsland Par. 1 Uitvoer en invoer ~ Grootheden: - Bij export of import > waarde vd goederen en/of diensten; een bedrag - Bij aantallen verhandelde goederen > exportvolume en importvolume (liters, tonnen, kilo’s, etc.) ~ Wereldeconomie = de nationale productie van alle landen in de wereld bij elkaar opgeteld. Par. 2 Waarom handel? ~ Loonkosten per product > hangt af van de loonkosten per arbeider én de arbeidsproductiviteit. ~ In plaats van naar de hoogte vd loonkosten en de arbeidsproductiviteit in euro’s wordt vaak gekeken naar de procentuele verandering vd loonkosten per arbeider, de arbeidsproductiviteit en de loonkosten per eenheid product om de verandering vd internationale concurrentiepositie van een land te volgen. Par. 3 Nederland, een open economie ~ Open economie > wanneer een hoge exportquote samengaat met een hoge importquote. ~ Kleine landen hebben vaak een meer open economie dan grote landen: 1. Kleine landen hebben vaak maar één soort klimaat en bodemgesteldheid waardoor ze niet veel verschillende goederen kunnen produceren. Daarom zijn ze voor bepaalde goederen aangewezen op het buitenland. 2. Het ontbreekt kleine landen aan schaalvoordelen bij sommige productieprocessen. Onder schaalvoordelen verstaan we dat je per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert. Ook geldt: hoe meer je produceert, hoe lager de vaste kosten per product.
Par. 4 De betalingsbalans Par. 5 De overheid en de betalingsbalans ~ De Nederlandse overheid bemoeit zich actief met de betalingsbalans. Mede dankzij zijn sterke exportpositie heeft Nederland een overschot op de lopende rekening en de overheid wil dat zo houden. Met dat overschot kan o.a. de ontwikkelingshulp (uitgaven op de kapitaalrekening) betaald worden. De voorraad goud en buitenlandse valuta wordt niet aangetast of kan geleidelijk toenemen. Export = werkgelegenheid, dus streven naar sterke exportpositie! -> loonmatiging; lagere productiekosten; prijzen laag! Daarnaast zouden grote loonstijgingen voor extra importen kunnen zorgen. Mensen besteden dan immers meer, dus ook in het buitenland. Loonmatiging matigt dus de import en dat houdt het overschot op de lopende rekening in stand. ~ Innovatie = het vernieuwen van producten en productieprocessen. Par. 6 Multinationale ondernemingen ~ Multinationale ondernemingen/ multinationals: bedrijven met productievestigingen in verschillende landen > kostenbesparing (lagelonenlanden + landen met minder strenge milieu eisen) internationale handelsbelemmeringen omzeilen. Multinationals als Shell en Unilever hebben op deze manier de hele productiecyclus van een product (van grondstof tot eindproduct) in handen gekregen. HS 2 Wisselkoersen Par. 1 De hoogte van de wisselkoers ~ Wisselkoers: de waarde van een munt (valuta) uitgedrukt in de waarde van een andere munt. De wisselkoers van de Amerikaanse dollar t.o.v. de euro is bijv.: 1 dollar = 1.17 euro. Dit betekent dat 1 euro = 0.85 dollar. (1/1.17 = 0.85) ~ Bereken hoeveel yen een euro is als je weet dat 10.000 yen = 104 euro; 10.000/104. Dus 1 euro = 96 yen. ~ 1 euro = 0.60243 pond, 1 euro = 0.8584 dollar. Hoeveel dollar is een pond? 1. 0.60243 pond = 1 euro = 0.8584 dollar, 1 pond = 0.60243/0.60243, 0.8584 dollar/0.60243 = 1.425 dollar, 1 pond = 1.425 dollar. 2. 0.60243 pond = 1 euro, 1 pond = 1/0.60243 = 1,65995 euro, 1 pond = 1,65995 euro = 0.8584 dollar x 1,65995 euro = 1,4 dollar, 1 pond = 1,4 dollar. ~ Appreciatie: wanneer de vraag naar euro’s op de valutamarkt stijgt of het aanbod daalt zal de wisselkoers van de euro stijgen. ~ Depreciatie: de vraag naar euro’s op de valutamarkt daalt of het aanbod van euro’s stijgt > de wisselkoers van de euro daalt. ~ Valutamarkt: geheel van vraag naar en aanbod van valuta’s op verschillende plaatsen. Ontvangsten Uitgaven Niets Vraag naar euro’s Aanbod van euro’s
1. Een Nederlandse importeur koopt voor X X
400.000 dollar Amerikaanse auto’s. 2. Een Amerikaanse toerist wisselt in X X Duitsland 500 dollar om in marken. 3. Een Spanjaard koopt in Amerika obligaties X X
vanwege de hoge Amerikaanse rentestand. 4. Een Fin huurt een vakantiebungalow op X
Vlieland voor 850 euro. 5. Een Amerikaanse importeur koopt voor X X
100.000 euro Nederlandse kaas. 6. Een Belg verwacht een stijging vd dollar X X
koers en koopt daarom 100.000 Amerikaanse dollars. ~ Zoals je ziet leiden de ontvangsten op de betalingsbalans tot vraag naar euro’s op de valutamarkt en uitgaven op de betalingsbalans tot aanbod van euro’s op de valutamarkt. Concurrentiepositie van

Euroland stijgt
Export stijgt Import daalt
Vraag naar munt op Aanbod munt op
valutamarkt stijgt Wisselkoers stijgt valutamarkt daalt Rentevoet Euroland Stijgt
Buitenlandse beleggingen Eurolandse beleggingen
in Euroland stijgen in buitenland dalen
Vraag munt op Aanbod munt op
valutamarkt stijgt Wisselkoers stijgt valutamarkt daalt Par. 2 Wisselkoers, handel en werkgelegenheid ~ Een daling vd wisselkoers kan tot een hogere export en een lagere import leiden. Wanneer de wisselkoers vd euro daalt van 1 euro = 0.95 dollar naar 1 euro = 0.90 dollar zal een Amerikaan voor een kilo kaas van 10 euro nog maar 9 dollar hoeven betalen, in plaats van 9.50 dollar. Amerikanen zullen dan meer goederen en diensten uit Nederland importeren. Zo zal de omvang vd Nederlandse export toenemen. Als gevolg van deze koerswisseling kan de omvang van de Nederlandse import ook dalen, omdat voor Nederlanders buitenlandse producten duurder worden. (depreciatie) ~ Bereken hoeveel euro een Eurolandse importeur voor een Amerikaanse hamburger van 0.50 dollar moet betalen vóór en na de hierboven genoemde verandering vd wisselkoers. Bij de wisselkoers van 1 euro = 0.95 dollar kost een hamburger 0.50/0.95 = 0.53 euro. Bij de wisselkoers van 1 euro = 0.90 dollar betaalt de importeur 0.50/0.90 = 0.56. ~ Een stijging vd wisselkoers kan tot een lagere export en een hogere import leiden. Wanneer de wisselkoers van de euro stijgt worden buitenlandse producten voor ons goedkoper. We zullen meer buitenlandse producten kopen en hierdoor kan de omvang van de import stijgen. Doordat Eurolandse producten voor het buitenland duurder zijn zal de omvang van de export zal juist dalen. (appreciatie) {Als je wisselkoers stijgt ben je duurder voor andere landen.} Par. 3 Wisselkoersen en prijzen Schema A Schema B

Hoge inflatie (stijging vh algemeen Wisselkoers stijgt
prijspeil) t.o.v. andere landen Prijs geïmporteerde
concurrentiepositie daalt producten daalt
export daalt Inflatie daalt
vraag naar munt op
valutamarkt daalt
wisselkoers daalt ~ Wanneer de euro apprecieert betekent dit dat geïmporteerde producten voor NL goedkoper worden. Voor dezelfde Koreaanse auto of Chileense sinasappels hoef je immers minder euro’s te betalen. Deze daling van importprijzen zal de inflatie laag houden. Immers: als er veel in het buitenland wordt gekocht, en er vindt ook nog eens inflatie plaats, dan gaan de Nederlanders nog minder in NL zelf kopen (veel te duur t.o.v. buitenlandse producten). (zie schema B) Par. 4 Wisselkoersbeleid ~ Europese Centrale Bank: verlaagt de rente wanneer de koers vd euro te hoog is, en verhoogt de rente wanneer de koers vd euro te laag is. Bij dat laatste geldt namelijk: meer buitenlandse ondernemers gaan in Euroland gaan beleggen vanwege de renteverhoging, en beleggers uit Euroland gaan minder snel buiten Euroland beleggen. Zo stijgt de vraag naar Euro’s op de valutamarkt, terwijl het aanbod daalt. Hierdoor stijgt de wisselkoers vd euro. Rente in Euro- Rente in Euroland
land stijgt daalt Aantal lenen- Aantal sparen- Beleggingen uit het
den daalt den stijgt buitenland dalen Binnenlandse bestedingen dalen Vraag naar euro’s op valutamarkt daalt
Productie daalt Wisselkoers euro daalt
Werkgelegenheid (kans op) inflatie
daalt daalt HS 3 Economische Integratie Par. 1 Vrijhandel en protectie ~ Vrijhandel: de internationale handel wordt niet belemmerd. Bij vrijhandel worden de producten daar gemaakt, waar ze het goedkoopst gemaakt kunnen worden. Dus: wanneer alle producten op de goedkoopst mogelijke manier gemaakt en verkregen kunnen worden is in theorie de totale welvaart in de wereld het grootst. Misleidend, want: - Sommige landen produceren goedkoop omdat ze gebruik maken van kinderarbeid, of omdat ze arbeiders lange werkweken laten draaien tegen een hongerloon. - Verschillen in milieuwetgeving tussen landen (ene land wél strenge milieuwetten > boetes, accijns etc., andere land niet) ~ Protectie: binnenlandse producent wordt beschermd tegen buitenlandse concurrenten (bescherming binnenlandse werkgelegenheid), slecht voor de economie van een land, omdat: 1. Duurdere producten (nadelig voor de consumenten) 2. Binnenlandse producenten worden lui > geen vernieuwingen (innovaties) ~ Soms is protectie aanvaardbaar, wanneer? 1. Bij nieuwe (opkomende) industrieën (op het begin nog hoge kosten) 2. Noodzakelijke producten (mocht er oorlog uitbreken) ~ Protectionisme: het beschermen van de eigen economie door invoerbelemmeringen en/of uitvoersubsidies, volgende maatregelen; 1. Invoerrechten: er wordt een tarief geheven op importproducten
2. Invoercontingentering/quotering: er mag per jaar slechts een bepaalde hoeveelheid van een product worden ingevoerd. 3. Kwaliteitseisen: er worden kwaliteitseisen gesteld waaraan buitenlandse producten niet en binnenlandse producten wel voldoen. 4. Subsidiëring vd binnenlandse productie: door binnenlandse producenten subsidies te geven kunnen ze goedkoper produceren en lagere prijzen vragen > beter concurreren. 5. Subsidiëring vd export: producten goedkoper in het buitenland aanbieden. ~ tarifaire handelsbelemmeringen (/protectie): invoerrechten. Komt van tarief > heffing/ subsidie op de prijs vh product. ~ non-tarifaire handelsbelemmeringen: quotering, kwaliteitseisen en douanecontroles.
Par. 2 De Europese Unie ~ Europese economische integratie: het samengaan en samenwerken van landen op economisch terrein. Binnen de Eu geen invoerrechten en grensbelemmeringen. ~ Kenmerken vd EU: - vrijhandel - vrij verkeer van productiefactoren (kapitaal en arbeid) ~ Economische en Monetaire Unie (EMU) (1999): behalve Zweden, Engeland en Denemarken doe alle EU landen mee (euro). ~ Waarom deze integratie: - Hoe minder handelsbelemmeringen, hoe groter de welvaart. Door de toegenomen concurrentie kunnen de prijzen ook weer omlaag, dat is weer voordelig voor de consument. - Er kunnen schaalvoordelen ontstaan bij de productie. Bij grotere economische samenwerking kan grootschalige productie en research efficiënter gebeuren. Het is inefficiënt om ieder land apart onderzoek te laten doen naar technologie en vervolgens allemaal apart een vliegtuig- of treinindustrie op te laten zetten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.