Hoofdstuk 7 belastingen

Beoordeling 3.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 683 woorden
  • 12 april 2015
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 3.8
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Economie Hoofdstuk 7

Voor meer uitleg ga je naar: https://www.youtube.com/user/Lokaal4

Begrotingstekort

Er is een begrotingstekort als de overheid meer geld denkt uit te geven dan ze aan inkomsten ontvangt.

Belasting

Een verplichte bijdrage die burgers en bedrijven aan de overheid betalen.

Brutoloon

Het loon dat je met je werkgever hebt afgesproken en waarop nog niets is ingehouden.

Btw (omzetbelasting)

Belasting over de toegevoegde waarde. De btw is een algemene verbruiksbelasting op goederen en diensten.

Collectieve goederen

Goederen of diensten die voor iedereen van belang kunnen zijn. Ze worden geleverd door de overheid en betaald met belastinggeld. Voorbeelden hiervan; onderwijs, politie, leger, gezondheidszorg, aanleg en onderhoud van wegen.

Directe belastingen

Belastingen die je rechtstreeks betaalt aan de overheid. Deze belasting betaal je over inkomen, winst en vermogen.

Indirecte belastingen (kostprijsverhogende belasting)

Belasting die verwerkt zijn in de prijs van goederen en diensten, bijvoorbeeld btw en accijns.

Nettoloon

Het loon dat overblijft nadat belastingen en sociale premies zijn ingehouden.

Nettoloon

De wetten die je recht geven op een inkomen dat voldoende is om van te kunne leven en op de nodige zorg bij ziekte. Voorbeelden hiervan; uitkeringen voor werklozen en arbeidsongeschikten.

Belastingen en niet-belastingen

Belastingen: Directe belastingen en indirecte belastingen.

Niet-belastingen: verkoop van aardgas en het opleggen van boetes.

Aftrekposten

Bepaalde kosten die je in mindering mag brengen op je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen.

Bbp (Bruto binnenlands product)

De totale waarde van de productie in een land.

Denivellering

De verschillen in inkomens worden in verhouding groter.

Draagkrachtbeginsel

Wie in staat is veel te betalen, moet ook meer betalen. Zo betalen mensen met een hoog inkomen in verhouding (=in procenten) meer belasting dan mensen met een laag inkomen.

Economische groei

Toename van de totale productie.

Eigenwoningforfait.

Een bedrag dat je voor inkomstenbelasting bij je inkomen moet optellen als je een eigen huis bezit.

Fiscus

Andere naam voor Belastingdienst.

Heffingskorting

Een korting op het bedrag dat je aan inkomstenbelasting moet betalen.

Inkomstenbelasting

Belasting die iedereen over zijn inkomen betaalt.

Loonheffing

Bedrag voor loonbelasting en premies volksverzekeringen dat je werkgever inhoudt op je loon en afdraagt aan de fiscus. De loonheffing is een voorheffing van de inkomstenbelasting.

Motorrijtuigenbelasting

Belasting die je als eigenaar van een auto betaalt. Dit is een houderschapsbelasting, dat wil zeggen: je betaalt voor het bezit dat je hebt.

Nationaal inkomen

Het totaal van de inkomens van alle inwoners van een land.

Nivellering

De verschillen tussen de inkomens worden in verhouding kleiner.

Profijtbeginsel

Je betaalt, omdat je gebruikt maakt van goederen of diensten die de overheid levert.

Progressief tarief

Het belastingspercentage wordt hoger naarmate het inkomen toeneemt.

Retributie

Bedrag dat je voor een bepaalde overheidsdienst moet betalen, bijvoorbeeld voor je paspoort en de afvalstoffenheffing.

Solidariteitsbeginsel

De sterken helpen de zwakken.

Staatsschuld (EMU-schuld)

Het totaal een leningen van de overheid op een bepaald moment.

Vennootschapsbelasting

Belasting die bedrijven (nv’s of bv’s) betalen over hun winst.


Formule: Loonbelasting + premies volksverzekeringen = Loonheffing

Voorbeeld: De werkgever van Yara houdt €189 aan loonbelasting en €395 aan premies volksverzekeringen in op haar loon. De loonheffing is €189 + €395 = €584

Formule: Inkomsten + bijtellingen – aftrekposten = belastbaar inkomen in box 1

Stappenplan

  1. Verdeel het inkomen over de schijven
  2. Over compleet “gevulde” schijven lees je het totale belastingbedrag af
  3. Over het restbedrag in de volgende schijf bereken je de belasting met het percentage van die schijf.
  4. Tel de uitkomsten van stap 2 en 3 bij elkaar op

productie neemt toe à bedrijven meer personeel nodig à de werkloosheid daalt à overheid hoeft minder uit te geven aan werkloosheidsuitkeringen

overheid minder uit geven aan werkloosheidsuitkeringen à premies voor WW omlaag à werkenden houden meer netto over




Formule: belasting in box 3 = (vermogen – heffingvrij vermogen) x 1.2%
Formule:  verschuldigde IB = belasting box 1 + belasting box 3 – heffingskorting

Herverdeling van inkomens worden bereikt d.m.v. >

< >Progressieve tarieven bij de inkomstenbelastingDe heffingskortingen bij de inkomstenbelastingenHet stelsel van sociale zekerheidInkomenssteun voor mensen met lage inkomens, bijvoorbeeld in de vorm van zorgtoeslag en huurtoeslag.

Er is economische groei als het bbp toeneemt.

EMU hebben regels voor de tekorten die een land mag hebbe

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.