Hoofdstuk 7

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo/vwo | 751 woorden
  • 27 december 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
3 keer beoordeeld

Economie in context hoofdstuk 7

7.1
Productie in ruime zin: Hierbij gaat het om alle activiteiten gericht op het vervullen van menselijke behoeften.

Stoffelijke goederen: Dit zijn goederen of producten die je kunt aanraken.

Onstoffelijke goederen: Dit zijn goederen die je niet aan kunt raken. Deze goederen hebben vaak te maken met diensten.

Primaire goederen: Dit zijn noodzakelijke goederen zoals voedsel.

Secundaire goederen: Dit zijn goederen die eigenlijk niet echt nodig zijn zoals computerspelletjes.(luxegoederen)

Statusgoederen: Dit zijn goederen die mensen kopen om indruk te maken op anderen, goederen die een bepaalde status verlenen. Zoals een jacht of Ferrari.

Persoonlijke behoefte: Jouw eigen behoefte.

Individuele goederen: Goederen die voorzien in je persoonlijke behoefte.

Collectieve behoeften: Dit is de behoefte van het gehele collectief.

Collectieve goederen: Dit zijn goederen die voorzien in de behoefte van het collectief. Bijvoorbeeld de politie. Het kenmerk van deze goederen is dat je ze niet persoonlijk kunt kopen.

Formele productie of productie in enge zin: Dit is de productie welke officieel is geregistreerd bij de overheid en in de bedrijven.

Informele productie: Dit is alle niet officieel geregistreerde productie zoals vrijwilligerswerk, onbetaald huishoudelijk werk of zwart werk.

Productie in ruime zin: De formele en informele productie samen.

Productiefactoren: Dit zijn de factoren die nodig zijn om te produceren. We onderscheiden er 3:

Arbeid, Kapitaal en Natuur

7.2

Interne arbeidsverdeling: De verdeelde taken onder mensen in een bedrijf of gezin.

Voordelen hiervan:

  • De arbeidsproductiviteit neemt toe omdat de werknemers hun taak steeds sneller kunnen uitvoeren.
  • De productie en productiecapaciteit nemen toe bij een gelijkblijvend aantal werknemers.
  • Er ontstaat vereenvoudiging van de werkzaamheden.
  • De arbeidskosten per product dalen.

Nadelen hiervan:

  • Voor de werknemers is het werk niet afwisselend en saai, zo kunnen zij minder gemotiveerd worden.
  • Werknemers voelen zich minder verbonden met het product, omdat zij maar een klein, afgebakend deel van de productie verzorgen. Dit wordt vervreemding genoemd.
  • Als 1 deeltaak vertraging oploopt wordt het hele productieproces vertraagd.
  • Werknemers zijn beperkt inzetbaar.

Externe arbeidsverdeling of maatschappelijke arbeidsverdeling: Ieder bedrijf concentreert zich hierbij op de productie van een of enkele goederen. Hiervoor zijn 4 sectoren:

  • Primaire sector (Landbouw, mijnbouw en visserij)
  • Secundaire sector (Industrie en bouw)
  • Tertiaire sector (Commerciële dienstverlening)
  • Quartaire sector (Niet-commerciële dienstverlening)

Geografische arbeidsverdeling: de verdeling van de productie over verschillende gebieden deze arbeidsverdeling wordt opgesplitst in regionale en internationale.

Regionale arbeidsverdeling: Dit houdt in dat de productie van bepaalde goederen geconcentreerd is in een bepaald gebied.

De internationale arbeidsverdeling: Dit wil zeggen dat landen zich specialiseren in bepaalde goederen.

Globalisering: De toenemende internationalisering van de economie.

Wet gelijke behandeling; Hierin staat dat mannen en vrouwen voor hetzelfde werk dezelfde beloning krijgen.

Procesinnovatie: Dit is de naam voor vernieuwing of verbetering van een bepaald product.

Mechanisatie: Hierbij wordt lichamelijke arbeid vervangen door machines.

Automatisering: Hierbij wordt het geestelijke werk vervangen door computers.

Robotisering: Hierbij wordt zowel lichamelijk als geestelijk arbeid door robots vervangen.

Investeren: Het kopen van kapitaalgoederen.

Breedte-investeringen: Hierbij verandert de verhouding tussen kapitaal en arbeid niet.

Diepte-investeringen: Hierbij verandert de verhouding tussen kapitaal en arbeid. De arbeidsproductiviteit neemt hierbij toe. Ook wordt de productie kapitaalintensiever. Er moet meer geld worden betaal voor dezelfde productiehoeveelheid.

Gevolgen kapitaalintensievere productie:

  • Stijging arbeidsproductiviteit
  • Lagere loonkosten
  • Welvaartsgroei
  • Minder zware arbeidsomstandigheden
  • Anders geschoolde werknemers nodig
  • Sterkere concurrentie
  • Andere beroepen en bedrijven ontstaan

Loonkosten werkgever: Brutolonen + Sociale premies voor rekening van de werkgever.

WIG: Loonkosten – nettolonen

Arbeidsproductiviteit: De gemiddelde productie per werkende per tijdseenheid. De arbeidsproductiviteit kan stijgen door:

  • Mechanisatie, automatisering, robotisering
  • Scholing
  • Betere arbeidsomstandigheden
  • Betere arbeidsverdeling

Indexcijfer loonkosten per product: Dit bereken je met behulp van de formule: Indexcijfer loonkosten per werknemer / indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100.

Bedrijfskolom: Dit is een reeks van bedrijven die elkaar opvolgen in het productieproces van grondstof tot eindproduct.

Differentiatie: Hierbij stoot een bedrijf een taak af binnen dezelfde bedrijfskolom.

Integratie: Hiervan is sprake als een onderneming zich gaat bezighouden met meer productieprocessen in dezelfde bedrijfskolom.

Bedrijfstak: Dit is een groep bedrijven die een gelijksoortig productieproces uitvoeren.

Parallellisatie: Hierbij neemt een bedrijf een taak erbij uit een andere bedrijfskolom. Die zich in dezelfde fase van bewerking bevindt.

Specialisatie: Hierbij legt de onderneming zich toe op de productie van of handel in een geringer aantal artikelen.

Toegevoegde waarde: Dit is de som van de kosten en winst die een bedrijf aan de inkoopprijs van een product toevoegt.

Het binnenlands product: Dit is gelijk aan de optelsom van alle toegevoegde waarden van de bedrijven en de overheid in een land in een jaar.

Nationaal inkomen: In het buitenland verdiende inkomens + het binnenlands inkomen – aan het buitenland betaalde inkomens.

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.