Economie
Hoofdstuk 7: Productie in beweging: groei en conjunctuur
7.1 Soorten bewegingen
Er zijn in de economie verschillende soorten bewegingen. Hierbij onderscheiden we:
- De trendbeweging
- De conjunctuurbeweging
- De seizoensbeweging
- Incidentele bewegingen
De trendbeweging
Met trend wordt de algemene richting bedoeld waarin een variabele zich beweegt.
Als het inkomen per hoofd in honderd jaar groeit van €157 tot €25063, betekent dat een gemiddelde groei van ruim 5% per jaar.
In westerse landen is er de afgelopen eeuwen spraken van voortdurende groei. Daarom spreken we van een groeitrend. Ook komt het af en toe voor dat de trend ruw onderbroken wordt; bijvoorbeeld de tweede wereldoorlog. Dat heet een trendbreuk.
De conjunctuurbeweging
Het komt zelden voor dat de groei in een bepaald jaar precies op het gemiddelde zit. Sommige jaren zijn hoger, en sommige lager. De schommelingen in de feitelijke groeicijfers van het nationaal product rond de groeitrend noemen we de conjunctuurbeweging.
Seizoensbewegingen
Binnen de periode van een jaar vind je de seizoensbeweging. De jaargetijden veroorzaken pieken in een aantal bedrijfstakken. Bijvoorbeeld bij de horeca in de zomer en schaatsbanen in de winter.
Incidentele bewegingen
Door allerlei incidenteel optredende factoren kan de economie beïnvloed worden. Een land dat zich in (burger)oorlog bevindt, zal de weerslag op de productie voelen. Natuurrampen kunnen de economie veel schade toebrengen, maar ook leiden tot flinke investeringen.
7.2 De productiecapaciteit
De productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur en ondernemersactiviteit) à productieproces à productie.
De ondernemer combineert de productiefactoren en brengt zo een bepaalde productie tot stand.
- Onder de productiecapaciteit verstaan we de maximale hoeveelheid goederen en diensten die een land op korte termijn kan voortbrengen.
Een eenvoudig model van de productiecapaciteit
AA = het arbeidsaanbod: de beroepsbevolking (de feitelijk werkenden + de werklozen)
K = kapitaalgoederenvoorraad (de waarde van de aanwezige kapitaalgoederen)
a = gemiddelde arbeidsproductiviteit
k = gemiddelde kapitaalproductiviteit
De gemiddelde arbeidsproductiviteit (a) is de waarde van de productie per hoeveelheid arbeid. De arbeidsproductiviteit kan per arbeidsuur, maar ook per arbeidsjaren gaan. Als bekend is hoe groot de beroepsbevolking is, kan worden uitgerekend hoe groot de productie zou zijn, als iedereen is ingeschakeld.
Maximale productievolgens arbeid = AA x a
Niet alleen met de productiefactor arbeid maar ook met de productiefactor kapitaal moet gewerkt worden. Hoeveel er met de kapitaalgoederenvoorraad kan worden gemaakt hangt af van de gemiddelde kapitaalproductiviteit (k). Onder de kapitaalproductiviteit verstaan de waarde van de productie per hoeveelheid kapitaal. (Stel dat de kapitaalproductiviteit 1/3 is, dat betekent dat er met elke euro 0,33 cent productie tot stand kan worden gebracht.)
Maximale productievolgens kapitaal = K x k
Vb. Maximale productievolgens arbeid = 6,5 miljoen x €50000 = €325 miljard
Maximale productievolgens kapitaal = €900 miljard x 1/3 = €300 miljard
In dit voorbeeld is kapitaal de knelpuntsfactor.
De knelpuntsfactor bepaalt de omvang van de productiecapaciteit. In het voorbeeld is de productiecapaciteit €300 miljard. Dan kunnen we zeggen dat kapitaal de schaarste factor is. Dan spreken we van kapitaalschaarste. Als arbeid de schaarste factor zou zijn, zouden we spreken van arbeidsschaarste.
Theoretische productiecapaciteit is de maximale productie die gehaald kan worden als de aanwezige productiemiddelen zo volledig mogelijk worden benut. Dit gebeurt natuurlijk maar zelden, daarom wordt er uitgegaan van productiecapaciteit op normale bezetting.
- De arbeidscoëfficiënt geeft aan hoeveel eenheden arbeid er nodig zijn om €1 eindproduct te maken. Arbeidscoëfficiënt = hoeveelheid arbeid / productiewaarde.
- De kapitaalcoëfficiënt geeft aan hoeveel
eenheden kapitaal nodig zijn om €1 eindproduct te maken.
Kapitaalcoëfficiënt = hoeveelheid kapitaal / productiewaarde.
Toename van de productiecapaciteit
Op korte termijn wordt de productie (inkomen) beperkt door de productiecapaciteit. Op de lange termijn kan de capaciteit toenemen. De productiecapaciteit wordt bepaald door de kwantiteit en de kwaliteit van de aanwezige productiefactoren.
Arbeid
Kan in hoeveelheid veranderen door:
- Een toename of afname van de bevolking
- Een toename of afname van de participatiegraad
De kwaliteit kan ook veranderen, door bijvoorbeeld scholing. Scholing à investering in menselijk kapitaal à human capital. Maar kwaliteit kan ook veranderen door arbeidsverdeling à specialisatie.
Kapitaal
Kapitaalvoorraad neemt toe door investeringen à investeringsklimaat is van belang à geheel van factoren die of een ondernemer al dan niet investeert (belastingdruk, goede infrastructuur, goed geschoolde beroepsbevolking & nabije afzetmarkt). Gunstig investeringsklimaat bevordert de investeringen en daarmee de productiecapaciteit.
Kwaliteit wordt bepaald door technische ontwikkelingen. à mechanisatie (machines nemen menselijke handelingen over) en automatisering (machines besturen zichzelf) à hierdoor productiviteit van de factor kapitaal sterk verbeterd. à vooral door introductie computer.
Mogelijkheid om productiefactor kapitaal beter te benutten is ploegendiensten, hierdoor kan ook s’ avonds en in het weekend worden gewerkt à constante kosten per eenheid product kunnen dan omlaag.
Natuur
Door inpoldering à hoeveelheid Nederlandse landbouwgrond toegenomen.
Door onderzoek + stijgende energieprijzen à steeds meer natuurlijke hulpbronnen rendabel te exploiteren.
Kwaliteit van de grond kan worden verbeterd door drainage en diepontwatering.
Ondernemersactiviteit
Fusie met ander bedrijf kan de schaal van de productie verhogen à daarmee kosten verlagen à kapitaalgoederenvoorraad kan beter benut worden door ploegendiensten.
Innovaties
Een innovatie is de (succesvolle) introductie van nieuwe vindingen in het productieproces.
Bij een innovatie gaat het om het toepassen van een nieuwe vinding. à bijvoorbeeld betere kapitaalgoederen (computers), of introductie nieuw product (vliegverkeer).
Innovaties ie van veel belang zijn geweest en die vaak vele andere innovaties oproepen, worden basisinnovaties genoemd. à bijvoorbeeld radio’s, vliegtuigen, spoorwegen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden