Hoofdstuk 6 en 7

Economie Hf. 6 De arbeidsmarkt

§1 Aanbod van arbeid
Abstracte markt – Het geheel van vraag en aanbod dat de prijs van een goed bepaald
vb. arbeidsmarkt;
Concrete markt – Plaats waar vragers en aanbieders van een bepaald product elkaar ontmoeten
vb. een jaarmarkt;
Beroepsgeschikte bevolking – Alle mensen tussen de 15 en 65 jaar
Beroepsbevolking – Alle mensen tussen de 15 en 65 jaar die kunnen en willen werken
Vergrijzing – Het toenemen van de gemiddelde leeftijd van de bevolking
Buitenlandse arbeidskrachten – Buitenlanders die naar Nederland komen om te werken, ze zorgen voor de vergroting van de beroepsbevolking

§2 Vraag naar arbeid

Primaire sector – landbouw/mijnbouw/visserij
Secundaire sector – industrie bv. schoenmaker/meelfabriek Het gaat om winst maken
Tertiaire sector – commerciële dienstverlening bv. verzekering/bank/kapper
Kwartaire sector – geen winst bv. gesubsidieerde scholen/welzijn organisaties
Werkgelegenheid – Het totaal aantal arbeidskrachten dat bedrijven en de overheid gezamenlijk nodig hebben
 
§3 Werkgevers en werknemers
CAO (Collectieve arbeidsovereenkomst) – afspraak tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties over een groot aantal arbeidsvoorwaarden, zoals loon en vakantiedagen.
Werknemersorganisaties/Vakbonden – dit zijn organisaties die opkomen voor de belangen van werknemers.
Werkgeversorganisaties – organisaties die opkomen voor belangen van werknemers
Primaire arbeidsvoorwaarden – de afspraken die te maken hebben met loon en werktijden
Secundaire arbeidsvoorwaarden – afspraken met betrekking tot arbeid die niet te maken hebben met loon en arbeidstijden

§4 Arbeid is duur

Brutoloon – loon waarvan belastingen en sociale premies nog niet zijn afgetrokken
Loonheffing – bestaat uit loonbelasting en premies volksverzekeringen
Nettoloon – het nettoloon bestaat uit het brutoloon minus loonbelasting en sociale premies
Werkgeverslasten – dit zijn sociale premies die de werkgever moet afdragen
WIG – verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon voor de werknemer
Verzorgingsstaat – samenleving waarin ook mensen zonder inkomen worden verzorgd door middel van een uitkering
WAO – Wet Arbeidsongeschiktheid
WW – Werkloosheidswet
AOW – Algemene Ouderdomswet
 

Economie Hf. 7 Werkloosheid

§1 Wat is werkloosheid?
Geregistreerde werklozen – alle mensen die volgens het CBS werkloos zijn
Om geregistreerd werkloos te zijn moet je voldoen aan de volgende eisen:
- Je moet ingeschreven staan bij een arbeidsbureau
- Je mag geen betaald werk hebben voor 12 uur per week of meer
- Je moet direct beschikbar zijn voor een baan van 12 uur per week
Verborgen werkloosheid – werklozen die wel betaald werk zoeken, maar niet ingeschreven staan bij het arbeidsbureau
WW-uitkering( bijstandsuitkering) – dit krijg je als je werkloos bent en ingeschreven staat bij het arbeidsbureau
Arbeidsbureau – mensen die naar werk zoeken moet zich hier inschrijven

§ 2 Soorten werkloosheid & § 3 Oplossingen voor werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid – werkloosheid die ontstaat door de tekort van vraag naar goederen en diensten
Structurele werkloosheid – werkloosheid die ontstaat door een verandering in de productiestructuur
bv. een bedrijf gaat automatiseren of mechaniseren
een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om kosten te besparen
een bedrijf heeft gebrek aan scholing, ze zoeken mensen met bepaalde opleidingen
Frictiewerkloosheid – werkloosheid die ontstaat door de duur van sollicitatieprocedures en/of de duur van arbeidsbemiddeling
Seizoenwerkloosheid – werkloosheid die ontstaat door seizoenmatige schommeling in de bedrijvigheid

§ 4 Aan het werk!
Loon-prijsspiraal – het doorbreken van hogere lonen in de prijzen. De hogere prijzen hebben looneisen tot gevolg. De hogere lonen zorgen weer voor hogere prijzen enz.
Allochtonen arbeidskrachten – hebben minder kans op de arbeidsmarkt door vaak slechte taal.