Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 6

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 383 woorden
  • 2 juli 2014
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

§1   Collectieve sector = het deel v/d economie & de maatschappij dat wordt betaald en georganiseerd door de 

       overheid. Ook onderwijs & zorg.

Particuliere sector = bedrijven & organisaties die niet bij de overheid horen. Bedrijven in de particuliere sector moeten zich houden aan: wetten & regels v/d overheid & belastingplichtig zijn.

Quartaire sector = bestaat uit organisaties zonder winstoogmerk in de publieke dienstverlening.

Privatiseren = afstoten van overheidsbedrijven zodat deze naar de particuliere sector gaan.

Infrastructuur = alle basisvoorzieningen waardoor mensen kunnen wonen en werken. BV wegen, bruggen, riolering, industrieterrein, vliegveld.

Ruimtelijke ordening  = hoe de provincie wordt ingedeeld

Overheid werkt op 3 niveaus:

Gemeente; Straten/parkeren/huisvuil ophalen/bevolkingsregister

Provincie; rampenplannen/deel milieu beheer

Rijk (rijksoverheid); leger, =centraleoverheid

SER = Sociaal Economische Raad

§2   Maatschappelijke kosten = kosten die ontstaan doordat bedrijven of personen schade toebrengen aan de

leefomgeving. BV schade aan het milieu door de industrie, schade op straat door vernielzucht. De overheid draait meestal voor die kosten op.

Inkomensverdeling = de manier waarop de inkomens zijn verdeeld over de mensen. Daarbij kijk je vooral naar het verschil tussen de hoogste en de laagste inkomens en of er veel mensen zijn die het gemiddelde verdienen

Tot je 16e jaar heb je volledige leerplicht.

Na je 16e moet je minstens 1 dag per week naar school (partiële leerplicht)

§3   Belasting = een verplichte bijdrage aan de overheid van particulieren/bedrijven

Accijns = gebruiksbelasting voor bepaalde goederen: tabak, alcohol, brandstof

Directe belasting = belasting die door de belastingplichtige direct wordt afgedragen: loonbelasting

Indirecte belasting = belasting die niet door de belastingplichtige wordt afgedragen: accijns of btw

Vermogensrendementsheffing = vast percentage. 4%.

Soorten belasting:

  • Belasting over winst
  • Vennootschapsbelasting
  • Omzetbelasting

Waterschapsbelasting

OZB = Ontroerend Zaak Belasting

§4   Rijksbegroting = overzicht van alle te verwachten inkomsten en uitgaven van de rijksoverheid, opgesteld door

het ministerie van Financiën

Miljoenennota = toelichting op de rijksbegroting, op Prinsjesdag gepresenteerd

Begrotingstekort = de uitgaven overstijgen de inkomsten. De overheid kan bezuinigen, lenen of de belasting verhogen om het begrotingstekort te verminderen.

Financieringstekort = begrotingstekort – aflossing op de staatsschuld. Het geeft aan hoeveel de staatsschuld zal toenemen.

Maatregelen om het begrotingstekort te verminderen:

  • De uitgaven verlagen (bezuinigen)
  • De inkomsten laten stijgen door hogere belastingen
  • Meer geld lenen. Als je meer geld leent dan moet je ook meer rente betalen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.