Hoofdstuk 5 en 6

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2352 woorden
  • 3 juli 2007
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
20 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Hoofdstuk 5 “Productie over de grenzen:internationale handel”

§ 5.1 Wat is er zo bijzonder aan internationale handel? Begrippen:

Internationale handel: Er is sprake van internationale handel als inwoners van het ene land goederen of diensten kopen in een ander land.

Export
Verkoop aan het buitenland

Import Inkopen in het buitenland

Wisselkoersen: De wisselkoers is de prijs die we voor vreemd geld betalen

Economische politiek: Producten uit het buitenland van de markt weren, eigen belastingspolitiek.

Immobiliteit van de productiefactor arbeid: Door taal en cultuurverschillen is de factor arbeid niet bewegelijk. Een Nederlander wil niet in Italië werken.

Kennis: Wat is het verschil tussen interregionale handel en internationale handel? Wanneer er geen landsgrenzen overtreden worden is er sprake van interregionale handel, wanneer dit wel gebeurd spreken we van internationale handel.

Extra: Door verdwijning van landsgrenzen worg het aandeel aan internationale handel kleiner en de interregionale handel groter. Net als wanneer er nieuwe grenzen ontstaan het tegenovergestelde geld.

§ 5.2 Waarom is er internationale handel? Begrippen: Absolute kostenverschillen
Wanneer land A het product * met minder kosten kan maken als land B dan spreken we van een absoluut kosten verschil. Hierbij gaat land A het product* uitvoeren naar land B

Relatieve of comparatieven kostenverschillen
Wanneer een land beiden producten goedkoper kan produceren maar bij handel het voordeliger kan verhandelen naar of van een ander land spreken we van een relatief of comparatief kostenverschil.

Autarkie
Dat wil zeggen dat een land geen handelsrelaties met het buitenland heeft en alle goederen zelf maakt.

Vrijhandel
Dat wil zeggen als de overheid de internationale- goederen en dienst stromen niets in de weg legt.

Allocatie
Aanwending van de productiefactoren

Kennis: Wat zijn de oorzaken voor internationale handel? • De goederen of diensten zijn in eigenland niet te krijgen. • Er kan een voorkeur voor buitenlandse producten bestaan • Door politieke overwegingen • Buitenlandse producten zijn goedkoper dan vergelijkbare binnenlandse goederen.

Hoe bepaal je de comperatieve en relatieve kostenverschillen en welk land wat gaat im- exporteren? Japan EU
Auto’s 100 arbeids eenheden 126 arbeids eenheden
Graan 40 arbeids eenheden 42 arbeids eenheden

Er is hier een absoluut kosten verschil, Japan kan beiden producten goedkoper maken. Maar:

100 / 40 = 2,5 dus 1 eenheid auto’s is in Japan 2.5 graan
40 / 100 = 0,4 dus 1 eenheid graan is in Japan 0,4 auto’s

126 / 42 = 3 dus 1 eenheid graan is in de EU 0,3 auto’s
42/ 126 = 0,33 dus 1 eenheid auto’s is in de EU 33 graan

in Japan is je auto dus minder waard dan in de EU dan kan Japan beter auto’s maken en de EU graan.

§ 5.3 De internationale concurrentiepositie. Begrippen : Internationale concurrentiepositie
Onder de internationale concurrentiepositie verstaan we de mate waarin een land in staat is goederen te exporteren.

Human capital
Goede scholing zorgt voor een productiemogelijkheid van kennisintensieve producten dit noemen we human capital.

Arbeidsproductiviteit
Onder de arbeidsproductiviteit verstaan we de (waarde van de) geproduceerde hoeveelheid goederen per arbeidsuur. Arbeidsproductiviteit = (waarde vd) geproduceerde hoeveelheid goederen / benodigde arbeidsuren.

Ruilvoet
De ruilvoer = prijsindexcijfer uitvoer / prijsindexcijfer invoer

Kennis: Welke factoren bepalen de internationale concurrentiepositie? • De relatieve schaarste van productiefactoren • De beschikbaarheid van technisch hoogwaardige kapitaalgoederen. • De scholing van de beroepsbevolking • Het bestaan van schaalvoordelen • Het bestaan van arbeidsrust • De aanwezigheid van een goede infrastructuur • Een stabiele wisselkoers

Waarom zijn lagelonenlanden niet in alle gevallen een bedreiging voor de westerse industrielanden? Omdat onze arbeidsproductiviteit over algemeen veel hoger ligt door kapitaal goederen als machines ed.

Extra:

§ 5.4 Vrijhandel of protectie? Begrippen: Vrijhandel
Er bestaat vrijhandel als overheden de internationale handel niets in de weg leggen

Protectie
Onder protectie verstaan we de bescherming van een bedrijfstak of een gehele economie tegen buitenlandse concurrentie

Dumping
Onder dumping verstaan we het onder de kostprijs verkopen van een bepaald product met het doel snel de markt te veroveren.

Handelsoorlog
Wanneer er protectie plaatsvindt blijven andere landen vaak niet achter met maatregelen, dit heer retorsie, wat kan leiden tot een handelsoorlog.

Handelspolitiek
Onder handelspolitiek verstaan we het ingrijpen door de overheid in de internationale handel

Invoerrecht
Een heffing die bij de invoer betaald moet worden, dit is een tarifaire maatregel

Uitvoerrecht
Een heffing die bij de uitvoer betaald moet worden, dit is een tarifaire maatregel

Contingentering of quotum
Een contingentering legt de hoeveelheid aan banden. Er wordt een maximum gesteld aan de producten die in en uitgevoerd mogen worden.

Prohibitief invoerecht
Wanneer de heffing zo hoog is dat de import vrijwel tot 0 daalt noemen we dit prohibitief.

Handelsverdrag
De afspraak tussen 2 of meer landen over de vrije toegang op elkaars markten

Kennis: Waarom kan protectie gerechtvaardigd worden? • Het lagelonenargument • Het antidumpingargument • Het opvoedingsargument • Het zelfvoorzieningsargument

Wat zijn de handelspolitieke instrumenten?

Wat is de invloed van protectie op allocatie en het prijspeil? Door protectie kunnen de producten niet meer zo goedkoop mogelijk ingekocht worden en zullen de prijzen stijgen.

§ 5.5 Internationale handel in de praktijk. Begrippen: Invoerquote
De invoerquote is de waarde van de goederen- en diensteninvoer als een percentage van het nationaal product. (invoer / nationaal product)

Uitvoerquote
De uitvoerquote is de waarde van de goederen- en dienstenuitvoer als een percentage van het nationaal product. (uitvoer / nationaal product)

Gesloten economie
Een land met een zeer lage of geen in en uitvoerquote noemen we een gesloten economie

Open economie
Een land met een relatief hoge in en uitvoerquote noemen we een open economie.

Geografische spreiding: Waar gaat de export heen en waar komt de import vandaan

Samenstelling van het in en uitvoerpakket; Welke soort goederen worden in en uitgevoerd

3 grote handelsblokken: De Europese Unie, de Verenigde Staten en Japan zijn de grote handelsblokken omdat zij verreweg het grootste deel van de internationale handel voor hun rekening nemen. Extra:

§ 5.6 Economische integratie Begrippen: Economische integratie
Economische integratie betekend dat landen die aan het integratie proces mee gaan doen uiteindelijk een economie worden.

Schaalvoordelen
Kostenvoordelen, spreiding van risico, meer geld voor onderzoek ed.

Vrijhandelzone
Het doel van een vrijhandelzone is een onbelemmerd onderling verkeer van goederen en diensten.

Certificaten van oorsprong
In een certificaat van oorsprong staat waar een artikel gemaakt is. Zo weet je of het uit de goede zone komt in verband met een vrijhandelzone.

Douane-unie
Dit is een vrijhandelzone waarbij er een gemeenschappelijk buitentarief is, iedereen heeft dezelfde invoerrechten.

Gemeenschappelijke markt
Dit is een douane-unie waarbij er ook vrij verkeer van de productiefactoren is.

Economische unie
Kenmerken: • Vrij verkeer van goederen en diensten • Vrij verkeer van productiefactoren • Een gemeenschappelijk buitentarief • Een gemeenschappelijke economische politiek

De economische en monetaire unie
Dit is een economische unie waarbij er ook nog eens dezelfde munteenheid word gebruikt zoals in Europa

Stabiliteitspact
Hierin staat dat ieder lid een gezonde economie moet hebben en het financieringstekort niet hoger dan 3% van het bruto binnenlands product mag zijn en dat de staatsschuld niet hoger dan 60% daarvan mag zijn

Kennis: Wat zijn de voordelen van economische integratie?

Welke vormen van internationale samen werkingen zijn er? • De vrijhandelzone • De douane-unie • De gemeenschappelijke markt • De economische unie • De economische en monetaire unie

Wat is het nut van het Stabiliteitspact? Wanneer er een land is met grote financieringstekorten en een zeer hoge staatsschuld kan dat problemen opleveren voor de hele unie

§ 5.7 Enkele internationale organisaties: Begrippen: De WTO
De World Trade Organisation ► bestaat sinds 1995 ► opvolger van de GATT, de General Agreement on Traffis and Trade ► opgericht in 1947 ► doel: vrije wereldhandel bevorderen

De OESO
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ► opgericht in 1948 ► doel ► adviezen uitbrengen voor de verdeling van de Marshall hulp ► tegenwoordig voert het vergelijkende studies over leden uit.

Het IMF
Het Internationaal Monetair Fonds ► opgericht in de Tweede Wereldoorlog ► doel ► na de oorlog een ordelijk internationaal betalingsverkeer te stimuleren ► zoals vaste wisselkoersen ► tegenwoordig ► geeft belastingbalanssteun aan derde wereld landen ►

De Wereldbank
Tegelijkertijd met het IMF opgericht ► doel ► ontwikkelingslanden aan zachte leningen helpen

De UNCTAD
De United Nations Conference on Trade and Development ► de vergadering van de Verenigde Naties ► thema ► hoe kunnen de ontwikkelingslanden meer betrokken worden in het internationale goederen verkeer. Extra:

Hoofdstuk 6 “De boekhouding van de nationale productie”

§ 6.1 Een eenvoudige kringloop Begrippen: Micro-economie: De productie bekeken door 1 onderneming

Macro-economie: De productie bekeken door het hele land

Toegevoegde waarden: Omzet – onderlinge leveringen

Consumptie
Consumptie is het bedrag dat gezinshuishoudingen uitgeven aan door bedrijven geproduceerde goederen. Symbool = C

Nationaal product: Het nationaal product bestaat uit de som van de in een land gedurende een jaar toegevoegde waarde. Symbool = W

Nationaal inkomen: Het nationaal inkomen bestaat uit de som van de in een land gedurende een jaar aan de productiefactoren uitgekeerde beloningen. Symbool = Y

Afschrijvingen
Afschrijvingen geven de in geld uitgedrukte waardedalingen van kapitaalgoederen weer

Bruto toegevoegde waarde: Netto toegevoegde waarde + afschrijvingen

Bruto nationaal product
Het bruto-nationaal product is de gedurende een jaar toegevoegde waarde van een land, inclusief de afschrijvingen.

Netto nationaal product
Het netto-nationaal product is de gedurende een jaar toegevoegde waarde van een land, exclusief de afschrijvingen

Objectieve methode: Door de toegevoegde waarden op te tellen.

Subjectieve methode: Door de beloningen van de productiefactoren op te tellen.

Kennis: Hoe ziet de kringloop zonder collectieve sector en zonder internationale betrekkingen eruit?

§ 6.2 Sparen en investeren Begrippen: Besparingen: De besparingen bestaan uit het niet-geconsumeerde deel van het nationaal inkomen

Investeringen: Investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen

Bruto-investeringen: Zijn de netto-investeringen + de vervangingsinvesteringen
Symbool = Ib

Netto-investeringen: Zijn de uitbreidingsinvesteringen + de voorraadinvesteringen
Symbool = I

Uitbreidingsinvesteringen: Wanneer je je voorraad uitbreid

Vervanognsinvesteringen: Symbool = Iv

Voorraadmutaties: De voorraad investeringen

Kennis: Breng de verschillende onderdelen van de investeringen met elkaar in verband

Maak de besparingen en investeringen in een kringloop model zichtbaar

Pas 3 methodes toe om het nationaal product te berekenen
Zie §6.1 voor de 1e 2
Finale bestedingen: bereken het nationaal product via de bestedingen van de sectoren gezinnen en bedrijven met C en I dus W = C + I

Extra: S = Y – C
Y = C + S
Ib = I + Iv
W = C + I
W = Y
S = I
C + I = C + S

§ 6.3 De collectieve sector in de kringloop Begrippen: Particuliere of Marktsector: Bestaat uit de gezinnen en de bedrijven

Collectievesector: Het andere gedeelte van de nationale economie, samen met de particuliere of marktsector

Kennis: Hoe ziet de collectieve sector er in het kringloopmodel uit?

Geef het schema van de uitgaven van de collectieve sector:

Extra: Y=C+S+B
W=C+I+O (S-I)+(B-O) = 0 (S-I)-(O-B) = 0 (S-I) = (O-B)

§ 6.4 Het buitenland in de kringloop Begrippen: Betalingsbalans: Een betalingsbalans is een overzicht van alle betalingen aan en ontvangsten uit het buitenland gedurende de periode van een jaar.

Lopende rekening: De lopende rekening van de betalingsbalans bevat info over alle transacties met het buitenland die bijdragen tot de vorming van het nationaal product.

Goederen- of handelsrekening: Op de goederenrekening worden alle ontvangsten en uitgaven vermeld die voortvloeien uit de verkopen aan en de inkopen in het buitenland van goederen.

Dienstenrekening: Hierop staan de ontvangsten en uitgaven die te maken hebben met verleende en ontvangen diensten

Inkomensrekening: Op deze rekening worden de beloningen geboekt voor de beschikbaarstelling van de productiefactoren arbeid en kapitaal

Inkomensoverdrachten: Hiertoe behoren schenkingen, zoals de ontwikkelingshulp die door de overheid en particulieren wordt verstrekt voor consumptieve doeleinde.

Export: Onder export verstaan we alle ontvangsten uit het buitenland die voortvloeien uit de lopende rekening.

Import: Onder import verstaan we alle betalingen aan het buitenland die voortvloeien uit de lopende rekening

Nationale bestedingen: De symbolen C, I en O zijn de binnenlandse bestedingen (binnenlandse consumptie, investeringen en de overheidsbestedingen) noemen we de nationale bestedingen.

Extra: W = C+I+O+E-M
Y = C+S+B (S-I)+(B-O)+(M-E) = 0 (S-I) = (O-B)+(E-M)

Kennis: Hoe ziet het buitenland er uit in het kringloop model:

§ 6.5 Definities van het nationaal product Begrippen: Kostprijsverhogende belastingen: De omzet word door deze indirecte belastingen verhoogt. BTW en accijnzen.

Kostprijsverlagende subsidies: De omzet word door deze subsidies verlaagd, bijv. laaggeschoolden en gehandicapten in dienst nemen.

Nationaal product tegen factorkosten: De berekening van het nationaal product via de subjectieve methode (Y) : optelling van de beloningen van de productie factoren + de ambtenarensalarissen
Het nationaal product tegen factorkosten wordt berekend door de gezinsinkomens over een periode van een jaar op te tellen

Nationaal product tegen marktprijzen: De berekening van het nationaal product via de objectieve methode (W) : de berekening van de toegevoegde waarde, omzet – onderlinge leveringen. De omzet word verhoogt door indirecte belastingen en verlaagd door door de overheid verstrekte subsidies
Het nationaal product tegen marktprijzen kan ook worden berekend door het optellen van de finale bestedingen, dus W = C+I+O+E-M

(bruto) binnenlands product: Het binnenlands product bestaat uit de totale toegevoegde waarde die binnen de geografische grenzen van een land gedurende de periode van een jaar tot stand is gekomen. Dus ook buitenlandse bedrijven die in Nederland produceren.

Beschikbaar nationaal inkomen

Kennis: Maak onderscheid tussen het binnenlands en het nationaal product
Het verschil tussen het binnenlands en het nationaal product bestaat uit het saldo van de inkomens volgens de inkomensrekening van de betalingsbalans.

Extra: Nationaal product tegen factorkosten + kostprijsverhogende belastingen – kostprijsverlagende subsidies = Nationaal product tegen marktprijzen.

De 3 verschillende manieren om het BBP te berekenen.

§ 6.6 De staat van middelen en bestedingen Begrippen: Staat van middelen en bestedingen: De staat van middelen en bestedingen geeft een overzicht van de inkomensvorming, de productie en de bestedingen in een bepaald jaar.

W+M=C+I+O+E

Nationaal spaarsaldo
Het nationaal spaarsaldo bestaat uit het bruto nationaal product verminderd met de nationale bestedingen. Ookwel E-M

Kennis: Stel een staat van middelen en bestedingen op en interpreteer deze

Extra:

W+M=C+I+O+E

§ 6.7 Statistiek en werkelijkheid Begrippen: Formele economie: De officiële economische transacties, geregistreerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vormen samen de formele economie

Informele economie: De niet geregistreerde transacties, de informele economie valt uiteen in 2 gedeelten.

Legaal of Wit gedeelte: dit gedeelte bevat vaak zeer nuttige activiteiten, zoals huishoudelijk werk en doe-het-zelf activiteiten

Illegaal of Zwart gedeelte: dit gedeelte bevat activiteiten die op zichzelf legaal zijn maar niet worden gemeld om onder de belasting uit te komen. En de criminele activiteiten.

Grijsgedeelte: Wanneer er niet duidelijk of iets bij zwart of wit hoort noemen we het grijs zoals bijvoorbeeld vriendendiensten.

Ongeprijsde schaarste: Goederen die geen prijs hebben, maar toch waardevol kunnen zijn. Zoals stilte.

Kennis: Noem een aantal factoren die de officiële statistieken relativeren - Internationale vergelijkingen (inwonertal en prijspijl) - De informele economie (wit, zwart en grijs gedeelte) - Productiegroei en welvaart (neemt de productie even veel toe als de behoefte dan is er geen sprake van meer welvaart) - Externe effecten - De inkomensverdeling

Extra: Inkomen per hoofd van de bevolking: nationaal inkomen / inwonertal

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.