Hoofdstuk 3 n 4 (Welvaart)

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 362 woorden
  • 13 februari 2004
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
26 keer beoordeeld

3.1 Welvaart in enge zin: hoeveelheid goederen en diensten die je tot je beschikking hebt (kwantitatief -> dus meetbaar) Welvaart in ruime zin: immateriële ook meegerekend (kwalitatief en kwantitatief)

3.2 Hoogte inkomen wordt gebruikt als indicator welvaart in enge zin. Dit gaat niet op als prijzen ook veranderen -> Nominaal inkomen: geldbedrag dat je verdient
Reëel inkomen: koopkracht van het inkomen
CPI = indexcijfer dat gemiddeld prijsniveau aangeeft t.o.v. basisjaar
Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal inkomen : prijsindexcijfer x 100 (basisjaar moet gelijk zijn) Indexcijfer koopkracht geeft aan met hoeveel procent koopkracht is gestegen. Niet-geldeconomie/parallelle economie: verhoogt welvaart maar brengt geen geldstroom op gang. 3.3 Milieugebruiksruimte = ruimte waarbinnen economie kan groeien zonder natuur te schaden. Duurzame ontwikkeling = economische ontwikkeling waarbij in toekomst ook welvaart mogelijk is. Nationaal MilieubeleidsPlan = milieubeleid v Nederlandse overheid
Instrumenten voor milieubeleid: - gebods- en verbodswetgeving - afsluiten milieuconvenanten (vervuiling moet verminderd ma bedrijven kiezen hoe) - marktconforme aanpak milieuprobleem: kosten vervuiling worden opgenomen in prijzen producten (externe effecten worden intern gemaakt -> internaliseren) - systeem v/d verhandelbare emissierechten: overheid verkoopt vergunningen aan bedrijven om hoeveelheden vervuilende stoffen uit te stoten. Vergunning mag verkocht worden als je op milieuvriendelijke manier overgaat. Externe effecten: onbedoelde nevengevolgen v economisch handelen op omgeving. Waarom marktconforme maatregelen (nog) niet op grote schaal: - externe effecten zijn moeilijk vast te stellen - vervuiling is internationaal probleem, overheid is nationaal georganiseerd - onduidelijk in hoeverre toekomstige generatie hinder ondervinden v huidige productie
Groen nationaal product: wordt rekening gehouden met externe effecten

4.1 Rechten overheid (hoogste gezag): - geweld uit oefenen - politie of defensie inschakelen - dwingende regels voorschrijven (= publiekrechtelijke bevoegdheid) publiekrechtelijke bevoegdheid -> instellingen die het doen zijn publiekrechtelijke lichamen/organen. Bijv. leerplicht, belasting. Privaatrechtelijke bevoegdheid -> vereniging. Geheel vrijwillig. ‘Hoge overheid’: nationale overheid (a.k.a. rijksoverheid/staat) ‘Lagere overheden’ (ook publiekrechtelijke organen): - provincies - gemeenten - waterschappen
Niet publiekrechtelijk, wel publiekrechtelijke bevoegdheden: - Centra voor Werk en Inkomen: opgericht door werkgevers en werknemers. Private
instellingen. Bevoegdheid sociale premies te innen. Behoort iig tot collectieve sector (volgens sommigen tot overheid) Collectieve sector: alle overheidsorganen incl. instellingen voor sociale zekerheid. Collectieve uitgaven: totale uitgaven collectieve sector. Collectieve inkomsten/middelen: totale inkomsten -> gaan naar Rijksoverheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.