3.1 Welvaart in enge zin: hoeveelheid goederen en diensten die je tot je beschikking hebt (kwantitatief -> dus meetbaar) Welvaart in ruime zin: immateriële ook meegerekend (kwalitatief en kwantitatief)
3.2
Hoogte inkomen wordt gebruikt als indicator welvaart in enge zin.
Dit gaat niet op als prijzen ook veranderen ->
Nominaal inkomen: geldbedrag dat je verdient
Reëel inkomen: koopkracht van het inkomen
CPI = indexcijfer dat gemiddeld prijsniveau aangeeft t.o.v. basisjaar
Indexcijfer koopkracht = indexcijfer nominaal inkomen : prijsindexcijfer x 100 (basisjaar moet gelijk zijn)
Indexcijfer koopkracht geeft aan met hoeveel procent koopkracht is gestegen.
Niet-geldeconomie/parallelle economie: verhoogt welvaart maar brengt geen geldstroom op gang.
3.3
Milieugebruiksruimte = ruimte waarbinnen economie kan groeien zonder natuur te schaden.
Duurzame ontwikkeling = economische ontwikkeling waarbij in toekomst ook welvaart mogelijk is.
Nationaal MilieubeleidsPlan = milieubeleid v Nederlandse overheid
Instrumenten voor milieubeleid:
- gebods- en verbodswetgeving
- afsluiten milieuconvenanten (vervuiling moet verminderd ma bedrijven kiezen hoe)
- marktconforme aanpak milieuprobleem: kosten vervuiling worden opgenomen in prijzen producten (externe effecten worden intern gemaakt -> internaliseren)
- systeem v/d verhandelbare emissierechten: overheid verkoopt vergunningen aan bedrijven om hoeveelheden vervuilende stoffen uit te stoten. Vergunning mag verkocht worden als je op milieuvriendelijke manier overgaat.
Externe effecten: onbedoelde nevengevolgen v economisch handelen op omgeving.
Waarom marktconforme maatregelen (nog) niet op grote schaal:
- externe effecten zijn moeilijk vast te stellen
- vervuiling is internationaal probleem, overheid is nationaal georganiseerd
- onduidelijk in hoeverre toekomstige generatie hinder ondervinden v huidige productie
Groen nationaal product: wordt rekening gehouden met externe effecten
4.1
Rechten overheid (hoogste gezag):
- geweld uit oefenen
- politie of defensie inschakelen
- dwingende regels voorschrijven (= publiekrechtelijke bevoegdheid)
publiekrechtelijke bevoegdheid -> instellingen die het doen zijn publiekrechtelijke
lichamen/organen. Bijv. leerplicht, belasting.
Privaatrechtelijke bevoegdheid -> vereniging. Geheel vrijwillig.
‘Hoge overheid’: nationale overheid (a.k.a. rijksoverheid/staat)
‘Lagere overheden’ (ook publiekrechtelijke organen):
- provincies
- gemeenten
- waterschappen
Niet publiekrechtelijk, wel publiekrechtelijke bevoegdheden:
- Centra voor Werk en Inkomen: opgericht door werkgevers en werknemers. Private
instellingen. Bevoegdheid sociale premies te innen.
Behoort iig tot collectieve sector (volgens sommigen tot overheid)
Collectieve sector: alle overheidsorganen incl. instellingen voor sociale zekerheid.
Collectieve uitgaven: totale uitgaven collectieve sector.
Collectieve inkomsten/middelen: totale inkomsten -> gaan naar Rijksoverheid.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden