Economie, hoofdstuk 3.
Je hebt verschillende soorten inkomen, namelijk:
- Loon: Het inkomen dat je krijgt uit arbeid.
- Pacht/huur: Het geld dat je ontvangt wanneer je een eigendom, grond of gebouw, verhuurd aan een ander.
- Interest/rente: De vergoeding die je krijgt als je spaargeld gaat beleggen.
- Dividend: Een deel van de gemaakte winst voor de eigenaren van een onderneming.
Deze soorten inkomens noemen we primaire inkomens, ze worden verdiend door de overheid en de productie van de onderneming. De werknemers ontvangen ook sociale uitkeringen van de overheid, de overheid komt aan dit geld door premies die werknemers en werkgevers betalen volgens de sociale verzekeringswetten. Voor mensen met een laag inkomen bestaan er de zogeheten overdrachtinkomens, dit zijn dingen als huursubsidie en kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen.
Het loon bestaat uit verschillende delen:
- Nominale loon: het geldbedrag dat je ontvangt door te werken.
- Reële loon: hoeveel goederen je voor je nominale loon kunt kopen, het reële loon is belangrijker dan het nominale loon.
- Bruto loon: het gehele geldbedrag zonder afnamen.
- Netto loon: Het geld wat je krijgt, van het brutoloon zijn de loonbelasting en de premies voor de werknemersverzekeringen, eraf gehaald.
Wanneer prijzen sterk stijgen krijg je prijscompensatie, aanpassing van de nominale prijzen aan de gestegen prijzen. Zo blijft de koopkracht van de lonen gehandhaafd.
De loonkosten die een werkgever moet betalen is meer dan het brutoloon dit komt doordat de werknemer en werkgever allebei ook nog een deel van de pensioenspremie betalen.
Indexcijfers zijn getallen waarmee de ontwikkeling van een grootheid in een bepaalde tijd wordt weergeven. Je hebt een enkelvoudige prijsindexcijfer, dit is een prijsindexcijfer voor één goed. Een samengesteld prijsindexcijfer weergeeft de ontwikkeling van een aantal goederen over een bepaalde tijd.
Consumentenprijsindexcijfer is een voorbeeld van een samengesteld prijsindexcijfer, het is de gemiddelde prijsontwikkeling van alle consumptiegoederen. Maar om hiervan een goed gemiddelde te krijgen moet er gewogen worden, daarom noemen we dit ook wel een samengesteld gewogen prijsindex. Om dit te kunnen bereken heb je eerst ook nog de wegingsfactor nodig.
Je kunt berekenen hoeveel % een product qua prijs is gestegen, voorbeeld:
In 2001 kost een fles cola €1,25 en in 2002 kost de fles €1,30. het prijsindexcijfer voor 2002 bereken je door 2001 als basisjaar te nemen.
1,30/1,25 *100=1,04 *100= 104, dus de prijs is 4%gestegen.
Het onderzoek van het CBS, Centraal Bureau voor Statistiek, naar hoeveel procent mensen van hun budget uitgeven aan kleding, voeding, woning en ontspanning, noemen ze budgetonderzoek.
Sparen is het niet-consumptief besteden van het inkomen. Bij de meeste mensen gaat het om gedwongen sparen, ze sparen voor pensioenspremies.
Vrijwillig sparen is het sparen voor dure aankopen zoals auto, caravan. Dit noemen ze ook wel doelbesparingen. Met vrijwillig sparen kan je ook naar de bank en je geld gaan beleggen. Met sparen ontstaat er dus een vermogen.
Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen hebben dagelijks de grote bedragen om te beleggen, ze worden ook wel institutionele beleggers genoemd, daarmee worden ze onderscheiden van de andere, particuliere beleggers.
Wanneer je veel geld nodig hebt, nieuwe keuken of auto, dan kan je ook gaan lenen bij de bank. Bij de meeste banken heb je dan een speciale kredietafdeling, daar krijg je consumptief krediet. Het ligt aan je inkomen hoeveel je kan lenen. Je kunt ook lenen bij iemand anders dan de kredietinstellingen en de bekenden. Je kan namelijk kopen op afbetaling, hierbij aanvaart de leverancier de betaling in termijnen. Het afbetalingskrediet is een dure versie van het lenen omdat het risico van de gever redelijk groot is en de administratiekosten zijn hoog.
Het lenen moet wel volgens de Wet Consumentenkrediet, om misstanden te voorkomen moet de effectieve rente, rente die je werkelijk moet betalen, in de kredietovereenkomst staan.
Een hypothecaire lening is een lening met onderpand, zo’n lening vraag je aan wanneer je een huis wilt kopen. Het onderpand dient als zekerheid voor de hypotheeknemer, de bank dus. Wanneer de hypotheekgever de aflossing niet meer kan betalen heeft de bank het recht ze uit het uit het huis te zetten en het huis te verkopen.
Ontsparen is het meer lenen dan het sparen, meestal bij jongeren.
Personele inkomensverdeling, de verdeling van het nationaal inkomen over de personen in het land. Het meest voorkomende loon, noemen we het modale loon. Het wettelijk minimumloon is wat je min. verdient.
De grafische weergave van de gegevens van de inkomensverschillen levert de lorenz-curve op.
Personele inkomensverdeling, onderscheiden in 3 termen:
- Primaire inkomensverdeling: de verdeling voordat belastingen en sociale premies zijn geheven en sociale uitkeringen en subsidies zijn ontvangen.
- Secundaire inkomensverdeling: wanneer wel al die dingen eraf en erbij zijn gedaan.
- Tertiaire inkomensverdeling: verdeling van goederen van de overheid, gratis of voordeliger bijv. onderwijs. Deze groep is nog gelijkmatiger wanneer lage inkomensgroepen meer gebruikmaken van de overheidsdiensten.
De
secundaire inkomensverdeling is gelijkmatiger dan de primaire, dit komt omdat mensen met hoge inkomen meer belasting betalen en mensen met lage inkomens krijgen vooral meer uitkeringen, op deze manier ontstaat er inkomensnivellering, personele inkomensverschillen zijn verkleind want bij de hoge inkomens gaat het meeste af en bij de lage inkomens het meeste bij.
REACTIES
1 seconde geleden
P.
P.
dit is echt een handig verslag
12 jaar geleden
Antwoorden