Hoofdstuk 3 De concurrentie
Er zijn 4 kenmerken om de ‘marktvorm’ te kunnen bepalen.
* aantal aanbieders op de markt (+ aantal vragers)
* soort/aard van het product
= homogeen -> de producten zijn volkomen identiek de aanbieder kan de voorkeur van
de vraag niet beinvloeden.
= heterogeen -> je kunt je onderscheiden van je concurrentie -> product heeft ‘unieke
eigenschappen’
dit geeft de aanbieder macht
* Of de toetreding tot de markt vrij is
* Is de markt voor iedereen ‘transparant’
mate van informatie over het koop en verkoopgedrag
geheel van omstandigheden waaronder de ruil zich afspeelt
3 functies van de markt: * daar ontmoeten de aanbieder en vrager elkaar
* daar wordt de prijs (P) bepaald
* markt wordt geruimd
Marktvormen:
* Met volkomen concurrentie -> veel aanbieders en veel vragers van homogene producten -> niemand heeft macht
* Met beperkte concurrentie -> onvolkomen macht
- monopolistische concurrentie -> er is erg veel concurrentie maar elke aanbieder
probeert ervoor te zorgen dat zijn product in de ogen van de consument uniek is.
- oligopolie -> beperkt aantal aanbieders -> acties van een van hun worden direct
gevoeld door de rest -> prijzenslag -> bedrijven proberen prijzenslag te voorkomen
door kartelafspraken te maken -> dit is iligaal -> de NMA (de Nederlandse
Mededingins Autoriteit) deelt boetes uit maar is moeilijk te controleren
- Monopolie -> een aanbieder die heel veel macht heeft dus is prijszetter -> macht is
afhankelijk van mate van subsituten.
Macht: mate waarop de iemand invloed kan uitoefenen op de prijs. Macht is afhankelijk van de mate van de aanwezigheid van concurrentie.
Is vaak regionaal beperkt
Marketingmix -> 4 wapens die bedrijven gebruiken in de concurrentiestrijd
* prijs: Door onder de prijs van je concurrenten te zitten lok je klanten
Psychologische prijs te gebruiken klanten over de streep te
trekken om toch het product te kopen bijvoorbeeld 99,99
* product: Door te zorgen dat je product een goede kwaliteit heeft of
speciale eigenschappen, ook de service en garantie vallen onder productbeleid -> productdifferentiatie
* plaats: - via welke kanalen verkoop je je product (rechtsstreeks, aan winkels die ze aan de consument verkopen enz.
- waar verkoop je het product (in zoveel mogelijk winkels, in speciale winkels)
* promotie: zorgen dat je producten en de eigenschappen van je product bij potentiëlle afnemers bekend worden (reclame, 3 halen 2 betalen, gratis product bij aankoop van een bepaald product)
Sinds 1950 is de macht van de consument toegenomen doordat ze zich verenigd hebben in consumentenorganisaties.
4 taken van de consumentenorganisaties:
* productvoorlichting geven (consumenten weten dan beter wat er te koop is en voor hoeveel).
* voorlichtingen geven over de rechten die je als consument hebt.
* consumenten helpen als ze een juridisch conflict hebben met een bedrijf.
* druk uitoefenen op de overheid zodat de overheid wetten maakt die de macht van de consument verhoogd
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
hallo cheffie. alles goed? goed gedaan! tot ziens x
20 jaar geleden
Antwoorden