Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 3

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 671 woorden
  • 20 juni 2018
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Economie

H3 geld

eigenschappen , functies en vormen van geld

Geld => een ruilmiddel , je ruilt goederen tegen geld en daarna dat geld tegen goederen. (geld is alles wat in een samenleving algemeen aanvaard wordt als ruilmiddel)

vertrouwen = burgers moeten vertrouwen hebben in het geld. (hyperinflatie = het verdwijnen van het vertrouwen in geld. De prijzen stegen zeer snel.)

De technishce vereisten = Een kleine hoeveelheid kan een naar verhouding grote waarde vertegenwoordigen + gemakkelijk deelbaar + houdbaar + niet reproduceerbaar

-> functies

  • Ruilmiddel = je kunt goederen en diensten ruilen voor geld en dat geld vervolgens weer uitgeven aan andere goederen en diensten (indirecte ruil)
  • Rekenmiddel = je kunt de waarde van bepaalde zaken met elkaar vergelijken
  • oppotmiddel = je kan ervoor kiezen om je geld opzij te zetten , het te sparen

-> soorten geld

Intrinsiek : de waarde van het materiaal van de munt

Nominaal : de waarde die op de munt staat (nomina is naam) -> de nominale waar is altijd hoger dan de intrinsieke waarde

fiduciar : We acceoter geld zonder intrinsieke waarde , omdat we erop vertrouwen dat anderen dit geld op hun beurt accepteren. fiductie = vertrouwen

chartaal : munten en bankbiljetten , je kan het aanraken

giraal : de direct opeisbare tegoeden  , wat op je bankrekening staat (giraal = je giro)

-> de wet van Gresham

'Bad money always drives out good money'

=> de munten met een hoge intrensieke waarde gaan uit de omloop.

-> de maatschappelijke geld hoeveelheid

maatschappelijke geldhoeveelheid = het totaal aan chartaal en giraal geld

in procenten uitrekenen = alles bij elkaar optellen (600 + 4000 = 4600) -> (deel / geheel) x 100% => bijvoorbeeld (600/4600) x 100 = 13%

3.2

Bankbalansen en geldschepping

balans : een overzicht v bezitting , schulden en eigen vermogen ve onderneming op een bepaald tijdstip

Activia (L) : waarde vd bezittingen -> gebouwen , machines , de bedragen die de klanten nog moeten betalen + de kasmiddelen en het banksaldo

Passiva (R) : de schulden + het eigen vermogen

eigen vermogen  : bezitting - schulden

Crediteuren : leveranciers van het geld -> verleners , uit leners

Debiteuren : de klanten die nog moeten betalen -> leners

Liquide middelen : kasmiddelen + het banksaldo

'de activa wordt gedinancierd met schulden en het eigen vermogen => activa + passiva zijn gelijk'

-> Liquiditeit , geldschepping https://www.youtube.com/watch?v=GCWjq7Ywy84

Liquiditeit = de mate waarin een onderneming in staat is aan zijn kortetermijnverplichtingen te voldoen

Liquiditeit = (kasmiddelen / kortetermijnverplichtingen) x100%

'hoe meer vertrouwen in een bank , hoe lager het liquiditeit percentage kan zijn

rekeningcouranttegoeden : schulden die de bank op elk moment moet kunnen voldoen

-> chartale opname

chartale opname is ook wel de liquiditeit -> als rekeninghouders een deel van hun tegoed in chartale vorm willen opnemen terwijl een bank onvoldoende chartaal geld ter beschikking heeft , raken de klanten hun vertrouwen in de bank kwijt.

-> overschrijving

Centrale bank : de bank van de banken => het tegoed van de centrale bank is dus het geld van de bank. Omdat banken hier altijd beschikking over hebben behoort dit tot de liquide middelen.

Peter boekt 2.000 euro van zijn reknening bij ING over naar zijn rekening bij de Rabobank => het tegoed bij INg neemt bij de Nederlands Bank af met 2.000 , maar het tegoed bij de Rabobank bij de DNB neemt toe met 2.000 euro.

gevolg : als rekening houders ongerust worden zullen ze steeds meer gaan overboeken naar een andere bank => de post 'tegoed centrale bank' neemt af (dus ook de liquiditeit)

-> geldschepping

=> een toenoeme van de maatschappelijke geldhoeveelheid door kredietverlening

kredietverlening = het uitlenen van het geld wat mensen op de bank hebben gezet , want ze hebben niet al hun geld tegelijk nodig. Dus als iemand 100 euro stort kan deze worden uitgeleend aan iemand , want de persoon heeft deze niet gelijk of helemaal nodig. => er wordt 100 uitgeleend , maar die persoon heeft ook recht op 100 euro => er is 100 euro aan geld geschept

MAAR de liquiditeit neemt zo af. En er is een minimumliquiditeits percentage => een rem op het creëren van girale goederen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.