Hoofdstuk 2:
- Primair inkomen:het inkomen dat wordt ontvangen voor het ter beschikking stellen van productiefactoren; het primair inkomen bestaat dus uit: loon, pacht, rente, winst en huur.
- Secundair inkomen: primair inkomen – inkomstenbelasting-sociale premies + sociale uitkeringen+inkomensafhankelijke besteedbaar inkomensubsidies (bijv. huursubsidie)
- Collectieve sector = overheid + de sector “sociale zekerheid”
- De Sociale zekerheid omvat de dat zijn de instellingen die van de overheid de taak hebben“sociale fondsen” gekregen om de premies te innen die de werkgevers en werknemers moeten betalen voor de sociale verzekeringen, en die tevens uit de ontvangen premies de uitkeringen moeten betalen aan de rechthebbende.
- De sociale fondsen (=bedrijfsverenigingen); moeten dus de wetten van de sociale verzekeringen uitvoeren. Sociale fondsen heten UVI’S(=uitvoeringsinstellingen voor de sociale zekerheid). Er kwamen er 5, maar in 2002 zijn de 5 uvi’s samengevoegd tot 1 organisatie: het UWV (=uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen).
- Overdrachtsinkomens : de sociale uitkeringen+ de inkomensafhankelijke subsidies
- Tertiair inkomen: secundaire inkomen – indirecte belasting (BTW) – retributies (betaling aan de overheid voor individueel aanwijsbare prestaties) + subsidies op goederen en diensten (onafhankelijke subsidies)
- Belasting: betaling aan de overheid vaan geen individueel aanwijsbare prestatie tegenover staat. We kennen 2 hoofdgroepen van belastingen
- 1.Directe belastingen: de inkomens belasting, die we direct afdragen aan de overheid.
- 2.Indirecte belastingen: BTW en accijnzen op door ons gekochte goederen en invoerrechten aan eerst staat de consument hem af aan de winkelier, douane en die->de grens sluist het geld door naar de overheid.
- Naar belasting heft de overheid ook betaling aan de overheid waar een individueel aanwijsbarenog retributies presentatie tegenover staat (bijv. schoolgeld, zegelrecht)
- Er zijn 3 manieren voor het heffen van directe belasting (heffingssysteem): 1.degressief, 2.proportioneel en 3. progressief
- 1. Progressief systeem van heffing: naarmate het bedrag waarover de heffing wordt berekend groter wordt, wordt het heffingspercentage groter
- 2. Proportioneel systeem van heffing: bij elk bedrag is het heffingspercentage hetzelfde
- 3. Degressief systeem van heffing: naarmate het bedrag waarover de heffing wordt berekend groter wordt, wordt het heffingspercentage lager
- marginaal tarief: het belastingspercentage over de laatst verdiende euro.
- Gemiddeld tarief: het totale belastingbedrag als percentage van het belastbaar inkomen. Dus: belastingbedrag/belastbaar inkomen x100%
- Eigenwoning forfait: het bedrag dat je zou hebben verdient indien je de eigen woning had verhuurd i.p.v er zelf wordt verminderd met de hypotheekrente aftrek.in te gaan wonen
- Soorten heffingkortingen : algemene heffingskorting (verplicht), arbeidskorting (als men werkt tot 57 jaar), kinderkorting ( als kind ouder is dan 6 maanden en jonger is dn 18 en het gezamenlijke bruto inkomen niet meer is dan: 56.191,-), alleenstaande ouderkorting (als men weduwe/weduwenaar is en kind(eren) in huishouden heeft dat jonger is dan 27)
- sociale voorzieningen: het is het laatste vangnet voor iedereen->(gefinancieerd door de belastingen) die niet op een andere manier (door arbeid of sociale verzekeringen) inkomen kan mensen zonder enig inkomen wort dus zo een bestaan gegarandeerd. ->verwerven Voornamelijk door ABW (=Algemene bijstandswet)
- Sociale verzekeringen: worden door de mensen ZELF betaald via premies; de premies zijn afhankelijk van de hoogte van het loon (maar over het loon boven een bepaald maximumloon, de “premiegrens”, hoeven geen premies betaald te worden)
- Volksverzekeringen: deze gelden voor iedereen, en de premie wordt geheel betaald door iedereen die inkomstenbelasting moet betalen.
- A.W.B.Z (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten): deze wet verzekert de kosten van langdurige verpleging
- A.O.W (Algemene Ouderdomswet): garandeert iedereen vanaf 65 jaar een inkomen. Als men ene hoger pensioen wil dan kan je deelnemen aan speciale pensioengebouw. Daar boven op aanvulling op de A.O.W (bedrijf)pensioenfondsen kan iedereen voor zichzelf extra pensioenvoorzieningen treffen, zoals lijfrente enz.
- De A.O.W wordt gefinancieerd volgens het omslagstelsel: de uitkeringen doordatin een bepaald jaar worden betaald uit de premieopbrengst van dat jaar. onze bevolking vergrijst zal daarom meer A.O.W moeten worden opgebracht door premies omhoog.steeds minder mensen
- Misschien is het beter om in de iedereentoekomst voor de AOW het kapitaal dekkingsstelsel toe te gaan passen spaart zelf voor zijn ouder dag, want dit leidt bij vergrijzing niet tot hogere premies. Maar bedenk: het kapitaal dekkingsstelsel heeft ook risico’s: het jaarlijks spaarrendement kan ook tegenvallen en bij sterke inflatie wordt het gespaarde bedrag minder waard
->- De AOW is “welvaartsvast” dat wil zeggen volgt de ontwikkeling van het algemene loonpeil
- Waardevast: dan zou de prijzen 5% omhoog, dan->ontwikkeling van het algemene prijspeil worden gevolg ook de uitkering 5% omhoog.
- A.N.W.= algemene nabestaandenwet: volgens deze wet kunnen mensen die weduwenaar/weduwe of wees worden een uitkering krijgen;deze uitkering is inkomensafhankelijk
- A.K.W.=Algemene kinderbijslagwet: deze geeft een tegemoetkoming in de kosten die ouders maken in het verzorgen van hun kinderen t/m 24 jaar.
deze->- Werknemersverzekeringen gelden alleen voor werknemers.
- W.W (werkeloosheidswet): garandeert mensen minstens gedurende een half jaar ene uitkering in geval van werkeloosheid, Na WW volgt de Bijstand.
- W.A.O (Wet op arbeidsongeschiktheid): als een werknemer langer dan 2 jaar ziek is, krijgt hij een uitkering via de WAO.
- De WAO premie is afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidsrisico: hoe meer mensen bij een bedrijf in de WAO gaan, hoe hoger de WAO premie voor zo’n werknemer zal Premie differentiatie noemt men ditzijn.
- Z.F.W (ziekenfondswet): deze vergoedt voor de verzekerden de kosten van medische verzorging; iedereen onder een bepaalde brutoloongrens is verplicht verzekerd.
- De premie voor de volksverzekeringen wordt geheel betaald door elke belastingbetaler zelf: ook elke werknemer betaald dus zijn eigen premie volksverzekering volledig zelf
- De premie voor de werknemersverzekeringen wordt nog steeds door werknemers en een werkgeversaandeel en een werknemersaandeel->werkgevers betaald
- De kosten van ons stelsel sociale zekerheid zijn, in vergelijking tot het buitenland, erg hoog: het streven van de vakbeweging om de uitkeringen elk jaar met hetzelfde percentage te verhogen als de lonen in het bedrijfsleven werkt sterk kostenverhogend. (koppeling tussen lonen en uitkeringen)
- De regering probeert aan deze kostenexplosie het volgende te doen:
1. het volume beleid: zorgen dat er minder uitkeringen komen
2. het loslaten van de koppeling: ontkoppeling tussen de uitkering en de lonen in het bedrijfsleven
3. allerlei maatregelen om mensen makkelijker aan het werk te krijgen: loonsubsidies voor werkgevers om werklozen in dienst te nemen, omscholen van werklozen enz.
4. fraudebestrijding: strengere controles, eenvoudigere regels en hogere boetes
5. aanscherpen van de regelgeving: verruiming van het begrip passende arbeid door niet meer te spreken van passende arbeid, maar van gangbare arbeid.
6. vervroegde pensionering ontmoedigen: de regering heeft in plaats hiervan een levensloop regeling ontworpen: werknemers kunnen zelf een deel van hun salaris belastingvrij sparen voor extra verlof.
- hoe hoger de uitkering en hoe groter de belasting en premiedruk, hoe groter het fraudeleuze gebruik dat er van de sociale zekerheid wordt gemaakt.
- Armoede val: van veel mensen daalt het netto-inkomen als ze van een uitkering naar een betaalde baan gaan, ondanks het feit dat de betaalde baan een hoger bruto bedrag oplevert dan de uitkering.
- Sociale diensten, arbeidsbureaus en uitkeringsinstellingen verdwijnen. Ze worden samen versimpeld in 1 loket. Dit loket wordt gevormd door het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI); dit centrum zorgt voor contact met de uitvoerder van de sociale zekerheid.
- Eindloon: het loon dat iemand vlak voor zijn pensionering verdiend. Middelloon: het gemiddelde van het totale loon dat iemand in zijn hele werkleven heeft opgebouwd.
- Het bedrijfspensioen zou (sinds 1997) niet mee per eindloon, maar per middelloon moeten worden gefinancieerd. Een middelloon pensioen zal dus lager uitvallen en dat is beter te financieren in een vergrijzende samenleving.
- Vlaktaks: het schijventarief vervangen door 1 belastingtarief van 35% voor de inkomstenbelasting ter wille van een verdere vereenvoudiging van de belastingsheffing.
- Loonkosten:
1. werkgeversdeel van de sociale premies
2. werknemers deel van de sociale premies
3. loonheffing
4. nettoloon
- 1t/m 3 = WIG
- 2 t/m 4 = Brutoloon
voorbeeldje:
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden