Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 16, Geld en banken

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1536 woorden
  • 30 augustus 2006
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Hoofdstuk 16 Geld en banken

16.1 Geld is troef

16.2 Waar er twee ruilen…
Arbeidsverdeling (specialisatie): iedere arbeider legde zich toe op zijn/haar beste kwaliteiten.
Directe ruil: men ruilt goederen tegen goederen (ook diensten).
Indirecte ruil: ruilen met behulp van een intermediair ruilmiddel. Goederen en diensten worden geruild tegen geld.
Geld: is alles wat in een samenleving algemeen aanvaard wordt als ruilmiddel
16.3 Eigenschappen, functies en verschijningsvormen van geld

Eigenschappen van geld:
• Het moet algemeen aanvaard worden
• Het moet grote waarde in klein bestek bezitten (kleine verhouding -> grote waarde)
• Het moet gemakkelijk deelbaar zijn (voor grote en kleine transacties)
• Het moet waardevast zijn

Eerst waren er edele metalen: goud en zilver diende als ruilmiddel
Later: papiergeld en banktegoed
Functies van geld:
• Betaalmiddel: je kunt er je schulden mee betalen
• Oppotmiddel en spaarmiddel: je kunt je geld gebruiken om in de ‘oude kous’ te stoppen
( = oppotten) of om te sparen.
• Rekeneenheid: uiteenlopende zaken kun je bij elkaar optellen en met elkaar in waarde vergelijken door ze in geld uit te drukken.
Omloopsnelheid van geld:
Een afnemende omloopsnelheid betekent dat mensen op grote schaal het geld oppotten, dus zijn er minder transacties. Dit leidt tot -> minder productie, bedrijvigheid en werkgelegenheid. Dit is slecht voor de nationale productie en het nationaal inkomen.
Als elke euro sneller een dienst doet voor een volgende transactie, dus de omloopsnelheid stijgt, wordt het geld op grote schaal ontpot. Het gevolg hiervan kan zijn dat de prijzen stijgen, omdat iedereen graag geld wil uitgeven maar er zijn dan niet genoeg producten->inflatie.

Als de banken het spaargeld niet kwijt kunnen, ontstaat er eveneens een oppoteffect -> de omloopsnelheid daalt.
Verschijningsvormen van geld:
• Chartaal geld: betaalmiddel dat door de staat in omloop is gebracht (munten en bankbiljet)
• Giraal geld: betaalmiddel dat je direct kan opeisen bij banken (overschrijvingen)

ECB: De Europese centrale bank: bepaalt hoeveel geld er in omloop gebracht mag worden. De uitgifte is verantwoordelijkheid van de Nederlandse bank, ze moeten luisteren naar de aanwijzingen van de ECB. De feitelijke distributie van munten wordt verzorgd door commerciële muntverwerkers (Brinks & Geldnet). De wettelijke regelgeving ligt in Ned vast in de Bankwet en Muntwet. Door betaalautomaten en de chipknip zal het gebruik van chartaal geld verminderen. Nu maakt het 25% deel van de totale geldhoeveelheid.

Voordeel van giraal geld is de beveiliging die het bied. Bankgirorekeningen = rekeningen – courant = girorekeningen. De chipknip heeft wel een risico, want iedereen kan die gebruiken. Telebanking: via een modem naar de bankcomputer betalingen verrichten, dat doen bedrijven. Internet bankieren: kan je saldo bekijken op internet en opdrachten plaatsen.

16.4 De financiële instellingen
• Algemene banken: zijn banken die een breed pakket aan financiële diensten aanbieden, bv; bankgirorekeningen, spaarrekeningen, soorten leningen, beleggingen, handel in effecten, verzekeringen enz. (ABN-Amro, ING, Rabobank)
• Specifieke banken: die specialiseren zich op een onderdeel, bv hypotheek banken: verstrekken leningen aan gezinnen en bedrijven met ontroerende zaken als zekerheid.
• Overige financiële instellingen: Instellingen die vooral vermogens beheren. Zoals levensverzekeringmaatschappijen, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen (institutionele beleggers). Deze ontvangen premies en klanten krijgen er later iets voor terug. Levensverzekeraars: aegon, Nationale Nederlanden, Stad Rotterdam en Centraal Beheer. Pensioenfondsen: algemeen burgerlijk pensioenfonds (abp; ambtenaren) pensioenfonds voor de gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen(PGGM: voor werknemers in instellingen die diensten verrichten) Beleggingsinstellingen: beleggen de ingelegde spaargelden in aandelen, obligaties en onroerende zaken. De spaarder kan kiezen uit verschillende risicoprofielen: een vaststaand maar laag rendement of een onzeker maar wellicht hoog rendement. (beleggingsinstelling: Robeco groep)

Deze indeling in soorten financiële instellingen duid op arbeidsspecialisatie. Maar de laatste jaren is het onderscheid vervaagt door schaalvergroting (of concentratie) en door branchevervaging. De schaalvergroting is tot uiting gekomen in grote fusies. Branchevervaging is het tegenovergestelde van specialisatie, ze verbreden hun assortiment. Gezamenlijk vervullen de financiële instellingen de volgende functies in onze maatschappij:

• Verzorgen van het betalingsverkeer
• Verlenen van krediet
• Beheer van vermogen

Verzorgen van het betalingsverkeer: deze functie betreft het op gang brengen en in stand houden van het chartaal en girale geld – en betalingsverkeer.
Verlenen van krediet
Enkele bekende kredietvormen ten behoeve van particulieren zijn de persoonlijke lening, het doorlopend krediet, het salariskrediet en de hypothecaire lening.
De persoonlijke lening nemen mensen op voor de financiering van huishoudelijke apparatuur, personenauto’s, vakanties enz. vast rentepercentage en aflossingsschema.
Het doorlopend krediet: hetzelfde als persoonlijke lening, alleen kan het rentepercentage variëren.
Het salaris krediet: berust op een afspraak tussen de bank en een cliënt. Afhankelijk van de hoogt van het salaris dat de cliënt ontvangt mag hij rood staan, maar je moet ook rente aflossen.
Beheer van vermogen
Dit is de keerzijde van de kredietverlening. De banken moeten eerst vermogen aantrekken om daaruit kredieten te kunnen verlenen. Dat vermogen krijgen ze onder andere door het beheren van spaarrekeningen voor spaarders . Ook met pensioenpremies gebeurt dat. De ontvangen premies gaan ze beleggen, uit de winsten daarvan betalen ze in de toekomst de pensioenen.

16.5 De Nederlandse Bank
De taken van de Nederlandse bank (bankwet 1998):

Ieder land heeft een centrale bank. Sinds de EMU is de DNB deel van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB). De eerste 2 zijn ESCB – taken de rest DNB taken: (de ECB schrijft de DNB voor hoe men die taken moet uitvoeren)
1. In het kader van de ESCB moet DNB bijdragen aan het vaststellen en uitvoeren van het monetaire beleid in de Europese Gemeenschap.
2. DNB is de houder en de beheerder van de officiële externe reserves van Nederland. De DNB is in het bezit gekomen van internationale betalingsmiddelen als gevolg van het feit dat alle economische transacties vanuit Nederland met het buitenland tot nu toe per saldo voor Nederland meer geld heeft opgeleverd dan dat er betaald is. Dit is dus doorgeschoven naar de DNB, dat ontstaat als de bank vreemde valuta opkoopt. Alle reserves van DNB zijn nu eigendom van het ECB, dat betekent dat alleen transacties mogen plaatsvinden volgens de aanwijzingen van de ECB.
3. DNB is belast met het verzamelen van statische gegevens en het samenstellen van statistieken met betrekking tot het geld – en betalingsverkeer en andere monetaire zaken
4. DNB moet het goed functioneren van het betalingsverkeer bevorderen. ECB bepaalt hoeveel bankbiljetten er in omloop mogen zijn. De uitgifte van munten wordt bepaald door de minister van financiën. De ECB stelt vast hoeveel munten. De zorg voor het betalingsverkeer houdt in dat DNB het interbancaire betalingsverkeer verzorgt. Het betalingsverkeer van het buitenland loopt ook via DNB. Dankzij de ESCB kan DNB internationale betalingen uitwisselen.
5. DNB houdt toezicht op de in Nederland gevestigde financiële instellingen.

Toezicht van DNB op de in Nederland gevestigde financiële instellingen
DNB houdt toezicht op het functioneren van het bankwezen, de beleggingsinstellingen en de wisselkantoren. De toezicht op het bankwezen is geregeld in de Wet toezicht kredietwezen. (kredietwezen: algemene banken, coöperatief georganiseerde banken, spaarbanken, effectenkredietinstellingen en de hypotheekbanken) Dit toezicht heeft 2 doelstellingen:
• DNB moet door middel van het toezicht de belangen van het publiek beschermen. Als het fout gaat met banken garanderen de gezamenlijke banken in Nederland op grond van de garantieregeling depositohouders dat tegoeden (max 20000) worden uitbetaald.
• De tweede doelstelling van het toezicht door DNB is het waarborgen van het nationale financiële stelsel. (domino effect voorkomen)

Elke kredietinstelling moet een vergunning hebben van DNB. DNB ontvangt maandelijks allerlei gegevens van de kredietinstellingen. De kredietinstellingen worden ook gecontroleerd op de richtlijnen van DNB. Die richtlijnen hebben betrekking op de solvabiliteit en de liquiditeit. Een bank is solvabel als ze voldoende eigen vermogen heeft vergeleken met de uitstaande schulden. Een bank is liquide als ze voldoende giraal en chartaal geld bezit om aan haar verplichtingen op korte termijn te voldoen. Als DNB ziet dat de richtlijnen niet correct worden nagestreefd dan gaan ze overleggen met de bank om t te verbeteren. Als overleg niet werkt gaan ze over tot bindende aanwijzingen.
Als kredietinstellingen willen fuseren (samenwerken) is daar toestemming voor nodig van de DNB. Dit is om de ongewenste machtconcentraties te voorkomen (monopolie). ->structuur beleid.
De wet toezicht beleggingsinstellingen regelt het toezicht, je moet bv een vergunning hebben van DNB. Dat is om de een goede werking van financiële markten te bevorderen en beleggers te beschermen.
De wet inzake de wisselkantoren is om vals geld te voorkomen. Een vergunningsstelsel en een intensieve rapportageplicht is de kern van het toezicht van DNB.
Overige taken
De DNB registreert het betalingsverkeer van Nederland met het buitenland -> betalingsbalans. En DNB is betrokken in allerlei internationale overlegsituaties waarbij monetaire zaken aan de orde zijn. (VN, IMF, OESO)
DNB en de overheid
DNB is verbonden aan het ESCB. In het EG verdrag staat dat de ECB en de nationale banken (DNB) geen politieke instructies mogen aanvaarden. Bankinstellingen moeten zich wel aan het EG verdrag houden en aan de bankwet. Om de vier jaar moet de president van de ECB het beleid van de ESCB toelichten als een soort van controle. Verder staan financiële instellingen en de overheid los tegenover elkaar.
DNB treedt soms wel op als adviseur over bepaalde economische en monetaire zaken.

Een belangrijk deel van het belastingverkeer van de staat loopt via de rekening die de staat aanhoudt bij de DNB: ’s Rijks schatkist. De staat mag niet rood staan en mag dus niks lenen van de DNB maar dat gaat allemaal via de Dutch Treasury Certificates (DTS).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.