Samenvatting Hoofdstuk 15 Informatie
15.1 Prijsmechanisme en informatie
Begrippen
Prijsmechanisme = marktmechanisme = Veranderingen in vraag en/of aanbod hebben gevolgen voor de evenwichtsprijs. Deze prijsveranderingen leiden op hun beurt tot veranderingen in de gevraagde, respectievelijk aangeboden hoeveelheden.
Bijvoorbeeld (p 55) Voorkeur van consument voor een mineraalwater neemt toe => de prijs van mineraalwater stijgt => de vraag naar productiefactoren door de producenten van mineraalwater neemt toe => de beloningen van de productiefactoren bij de productie van mineraalwater stijgen => productiefactoren bewegen in de richting van de productie van mineraalwater => de productie van mineraalwater neemt toe.
Kunnen
De prijsveranderingen zijn informatief; op de vrije markt geven prijzen informatie over de betalingsbereidheid van de klanten en de productiekosten van de producent. Prijsverandering geeft informatie voor de klant of hij dit product nog wel wil en kan kopen voor dat bedrag. Ook zijn prijsveranderingen informatief voor de producent of hij dit product nog wel voor dit bedrag kan en wil aanbieden en of hij ergens in het productieproces kosten moet aanpassen. In het keuzeproces van prioriteiten stellen geven prijsveranderingen een verschuiving van keuzes en daarmee een verandering in de schaarste verhoudingen.
Bij volledige concurrentie leidt een vraag – of aanbodverandering tot zodanige prijsverandering dat de gevraagde hoeveelheid weer gelijk wordt aan de aangeboden hoeveelheid.
Bij een oligopolie (zoals de supermarkten) kan één van de oligopolisten besluiten tot een prijsverlaging => prijzenoorlog. Alle andere oligopolisten moeten meedoen en verlagen zo hun winstmarges. Dit heeft gevolg voor de consument (grotere koopkracht), voor de leveranciers (lagere prijzen), voor de werknemers (minder arbeidsplaatsen of lagere lonen) en voor de oligopolisten waarvan sommigen failliet zullen gaan.
Bij een staatsmonopolie kan niet worden gestuurd door het prijsmechanisme maar door het budgetmechanisme - water/wegen/openbaar vervoer. Prijzen spelen natuurlijk wel een rol bij de kostenkant van het staatsmonopolie en dus het verbruikte budget.
De overheid gebruikt prijzen vaak om keuzes van burgers te sturen; middels prijsverhogende accijnzen op alcohol en benzine of prijsverlagende subsidies op onderwijs en bibliotheken.
15.2 Individuele en Collectieve goederen
Begrippen:
Individuele goederen = goederen die wel leverbaar zijn in individueel leverbare goederen.
Collectieve goederen = goederen die:
- niet splitsbaar zijn in individueel leverbare eenheden
- Niet rivaliserend zijn
- Niet uitsluitbaar zijn
Rivaliserend goed = het gebruik van dit goed door de ene persoon gaat ten koste van het gebruik door de andere. Bijv: alle individueel leverbare goederen; marsen, bounties slagroomkloppers
Niet-rivaliserend goed = bijv licht van de straatlantaarn,
Uitsluitbaarheid of exclusiviteit = consumptie van dit goed kan worden uitgesloten voor bijvoorbeeld niet-betalers, leeftijdsgroepen etc. Bijv alle individueel leverbare goederen
Niet-uitsluitbare goederen = bijvoorbeeld; rechtsgelijkheid, bescherming tegen overstroming door een dijk, bescherming door het leger.
Meelifter of free-rider = iemand die gebruikmaakt van een product of dienst zonder bij te dragen in de productiekosten. Synoniem: klaploper, uitvreter.
Democratisch budgetmechanisme = de vraag welke collectieve goederen er worden geproduceerd, door wie, hoeveel en hoe, wordt beantwoord in een democratisch proces waarbij er een budget wordt toegekend aan de productie. Dit is in tegenstelling tot het vrije marktmechanisme.
Kunnen beredeneren
De niet-uitsluitbaarheid van collectieve goederen zoals snelwegen, straatlantaarns, openbaar vervoer, kan mensen verleiden tot gebruik zonder ervoor te betalen. Dit is dus free-ridersgedrag. Door belastingen verplicht te stellen wordt free-ridersgedrag vaak voorkomen.
Democratisch budgetmechanisme veronderstelt een volk dat zijn vertegenwoordigers kiest
Het budgetmechanisme functioneert niet altijd optimaal want:
- de drie functies: beslisser, lastendrager en batenontvanger zijn bij het vrije marktmechanisme verenigd in één en dezelfde persoon maar bij het budgetmechanisme in drie personen; de volksvertegenwoordiger, de belastingbetaler en de gebruiker van de voorziening.
- als de democratie niet voldoende functioneert zoals in geval van lobby- en pressiegroepen, dan worden eenzijdige belangen gediend in plaats van maatschappelijke belangen.
15.3 Externe effecten
Begrippen:
Externe effecten = Externaliteiten = onbedoelde gevolgen van het streven naar welvaart door de één voor de welvaart van den ander. = Gevolgen die niet in de marktprijs verrekend zijn.
Negatieve externe effecten = verminderen de welvaart van anderen, bijv bodemverzakking door aardgaswinning, watervervuiling, ontbossing, luchtvervuiling, ozongat etc.
Positieve externe effecten = verhogen de welvaart van anderen, bijv. door goed onderwijs heeft het hele land baat van betere ingenieurs, artsen; door fosfaatverrijking van de zee krijgen vissen meer voeding, etc.
Private kosten = kosten die ondernemingen maken om een product te vervaardigen en op de markt te brengen.
Maatschappelijke kosten = de kosten voor de maatschappij als geheel = de private kosten plus de kosten van de negatieve externe effecten
Maatschappelijk optimum = De hoeveelheid Q die tot stand komt in het geval dat de aanbieders de maatschappelijke kostprijs rekenen.
Grafisch en logisch kunnen beredeneren:
Het maatschappelijk optimum Q2 ligt lager dan het ondernemersoptimum Q1 omdat door de kosten van externe effecten de prijs hoger wordt en daardoor de vraag langs de vraaglijn naar links schuift
15.4 Theorema van Coase
Begrippen:
Coase theorema = partijen die betrokken zijn bij negatieve externe effecten kunnen door onderhandelingen een bevredigende Pareto-optimale oplossing vinden.
Pareto-optimaal = Geen enkele partij kan zijn positie verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van de andere partij.
Kunnen beredeneren:
Coase theorema werkt alleen onder voorwaarde dat:
- eigendomsrechten helder en eenduidig zijn vastgelegd
- de transactiekosten laag zijn
- de partijen over voldoende middelen beschikken om de andere partij te ‘af te kopen’ .
Bij bestrijding van veel negatieve externe effecten blijft tussenkomst van de overheid vaak noodzakelijk. Bijvoorbeeld in de wetgeving “De vervuiler betaalt” waarin bedrijven moeten betalen voor het lozen van afvalstoffen
15.5 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden