1.1
Werkeloosheid heeft verschillende nadelen:
- Persoonlijke nadelen, geen loon, psychische problemen (voelen zich nutteloos) kunnen zich afreageren op dicht bij staande.
- Maatschappelijke nadelen: protestacties, demonstraties, vandalisme en stakingen.
- Economische gevolgen: werkelozen hebben minder geld uit te geven, minder inkomsten overheid en geen loonsverhogingen voor werknemers.
Als je ONTSLAGEN bent heb je recht op een uitkering NIET als je ontslag hebt genomen. Je bent wel verplicht je in te schrijven bij het CWI om in aanmerkingen te komen voor zo’ n uitkering. Je moet wel blijven solliciteren anders volgt er een sanctie. Je uitkering is afhankelijk van:
- Minsten 26 weken hebben gewerkt.
- Je moet in de laatste 5 jaar minsten 4 jaar 52 dagen en 200 arbeidsuren hebben gewerkt.
- Onvrijwillig werkloos ( GEEN ONTSLAG, MAAR ONSLAGEN)
- Ingeschreven zijn bij het CWI
ALS JE WEL VOLDOET AAN DE 26 WEKENEIS MAAR NIET AAN DE VIER-UIT-VIJF HEB JE RECHT OP 3 MAANDEN WW-UITKERING.
De eerste 2 maanden is de uitkering 75% van het laatste BRUTOLOON de 3de maand is het 70% over het laatst verdienden BRUTOLOON.
Als je geen recht (meer) hebt op een WW-uitkering kun je beroep doen op het wwb (wet, werk en bijstand). Eerst je eigen huis opeten is een bijstand in de vorm van een lening.
1.2
De geregistreerde beroepsbevolking van NL bestaat uit alle personen tussen 15 en 65 jaar die ten minste 12 uur per week werken of werk zoeken in de formele sector (alle ondernemingen van de overheid).
De officiële werkzame beroepsbevolking van NL bestaat uit alle personen tussen de 15 en 65 jaar die ten minste 12 uur per week werken in de formele sector.
Participatie graad= Beroepsbevolking (+ werkzoekenden)/ Beroepsgeschikte bevolking
Dit geeft aan hoeveel procent van de bevolking tussen 20 en 64 jaar een baan heeft of zoekt.
1.3
Bij de officiële werkloze beroepsbevolking behoren alle personen die:
- Werkzoekende bij het CWI
- Ouder dan 15 en jonger dan 65 jaar
- Een baan ZOEKEN van minimaal 12 uur per week
- Altijd beschikbaar zijn
- Nu niet of minder dan 12 uur per week werken
Werkloze beroepsbevolking= totale beroepsbevolking-werkzame beroepsbevolking
Om het werkloosheidspercentage te berekenen gebruik je de formule:
Aantal werklozen
Werkloosheidpercentage = ----------------------- × 100%
Beroepsbevolking
Naast geregistreerde werkeloze zijn er ook verborgen werkelozen deze zijn niet geregistreerd.
Het gaat hier vooral om werklozen die zich niet inschrijven bij het CWI omdat ze al denken dat er geen werk is. Maar ook mensen die minder dan 12 uur per week willen werken. Dit percentage ligt hoger bij:
- Allochtonen: omdat ze vaak de taal niet/slecht beheren en lager opleidingsniveau
- Lager opgeleiden: Spreek voor zich
- Vrouwen: Kennis- en ervaring achterstand
- Jongeren: Leerplicht, geen ervaring
- Ouderen: grotere kans op ziekteverzuim, duurder en minder flexibel inzetbaar
1.4
In de wereld is het vaak zo dat door bepaalde redenen de bestedingen afnemen. Als dit gebeurt maken bedrijven minder omzet waardoor er werknemers weg moeten. Dit noem je conjuncturele werkeloosheid (een tijdelijke afname van bestedingen waardoor de productiecapaciteit niet meer helemaal wordt benut). Er is ook een andere vorm van werkloosheid dit is structurele werkloosheid.
Dit is werkeloosheid die ontstaat omdat het productieproces word gewijzigd. Een voorbeeld van beide werkeloosheden:
CW: er komen minder inkomsten in het bedrijf waardoor de arbeidsplaatsen niet te betalen zijn er moeten werknemers ontslagen worden zodat het bedrijf overeind blijft.
SW: bij een reisbureau word steeds meer verkocht via het internet en niet meer via een filiaal dus er zijn daar minder werknemers nodig.
Structurele werkeloosheid kun je onderverdelen in:
- Kwantitatieve structurele werkeloosheid: Werkloosheid door een tekort aan arbeidsplaatsen (mechanisering)
- Kwalitatieve structurele werkloosheid: Werkloosheid door een tekort aan geschikte arbeidsplaatsen. (geen geschikte opleiding)
- Seizoenwerkloosheid: Sommige banen bestaan alleen in een bepaald seizoen, zoals aardbeien plukken. De rest van het jaar zijn de werknemers werkloos of doen iets anders.
- Frictie- of wrijvingswerkloosheid: een werkloosheid die ontstaat als mensen veranderen van baan of net van school komen en nog bezig zijn met zoeken. Alles is er voldoende alleen hebben ze elkaar nog niet gevonden.
1.5
De overheid doet er alles aan om de werkeloosheid te bestrijden. Structurele en conjuncturele bestrijd je allebei anders.
Conjuncturele:
ú Daling van belastingen en sociale premies
ú Toename van de overheidsuitgaven (kan wel leiden tot overheidstekort)
ú Daling van de rente (sparen)
Structuele:
ú Daling loonkosten per product
ú Daling van rente (lening)
ú Verlenging van de bedrijfstijd
ú Om- , her-, bijscholing en inburgeringscursussen
ú Kinderopvang
ú Investeringssubsidies en belastingvoordelen
ú Betere werking CWI
1.6
Bij werkeloosheid is het aanbod van arbeidskrachten groter dan het de vraag naar arbeidskrachten. Het kan echter ook zo zijn dat er een personeelstekort is. Er is dan spraken van een gespannen arbeidsmarkt. Kortom er is spraken van gespannen of krappe arbeidsmarkt wanneer de vraag van werkgevers groter is dan het aanbod van arbeidskrachten. Er is dan een tekort aan arbeidskrachten.
Gevolgen van krappe arbeidsmarkt is:
- Toenemende loonstijging
- daling van winst
- Toenemende inflatie
- Loons-prijsspiraal
- Verslechtering van de internationale concurrentiepositie
- Snelle procesinnovatie
Oorzaken van gespannen arbeidsmarkt:
- Vergrijzing
- Toename van de vraag naar arbeidskrachten
- Verschillen in scholing en vaardigheden tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
Bestrijding van gespannen arbeidsmarkt
- Beleid dat is gericht op het laten toenemen van het arbeidsaanbod
- Beleid dat is gericht op de toename van de arbeidsproductiviteit
- Betere afstemming van de kwaliteit van arbeid op de eisen in het bedrijfsleven
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden