Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1404 woorden
  • 11 februari 2007
  • 67 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
67 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1, de arbeidsmarkt op.

Aanbod van arbeid = alle mensen tussen 15 en 65
Die willen, kunnen en mogen werken. ( beroepsbevolking)
+ werknemers en zelfstandigen

Je bent officieel werkloos wanneer je ben ingeschreven bij CWI (centrum voor werken en inkomen)
Iedereen samen = potentiële beroepsbevolking

percentage van een bepaalde groep mensen heet het deelnemingspercentage of de participatiegraad (participeren)
berekening:

deelnemingspercentage = beroepsbevolking : beroepsgeschikte bevolking x 100%

de omvang beroepsbevolking groeit door:
· Demografische groei, er komen steeds meer mensen in het land
· Maatschappelijke opvattingen, dus bijv. de toenemende hoeveelheid vrouwen op de arbeidsmarkt

Arbeidsaanbod wordt bepaald door:
· De stand van de economie, aanzuigeffect en ontmoedigingseffect
· Wetgeving, denk aan leerplicht en pensioenleeftijd
· Organisatie arbeidsproces, denk aan kinderopvang, deeltijdwerken.

De totale vraag naar arbeid bestaat uit werknemers ( bedrijven en overheid ), zelfstandigen en openstaande vacatures.

1. De vraag naar arbeid wordt over het algemeen groter door de groei van de economie, hierdoor komt er meer besteding van goederen en diensten. Hierbij is er arbeidskracht nodig.
Op korte termijn kan dus de vraag naar arbeid minder worden als het even slecht gaat met de economie.
2. Ook wordt de vraag naar arbeid beïnvloed door techniek, aan de ene kant is er door mechanisatie minder vraag naar arbeid maar aan de andere kant worden er meer goederen en diensten geproduceerd en neemt de vraag van arbeid juist toe.

3. Daarbij, als de loonkosten stijgen zullen bedrijven opzoek gaan naar alternatieven voor goedkopere productie. Bijvoorbeeld het bedrijf verplaatsen naar lage loon landen.

Op de arbeidsmarkt komen vraag en aanbod van arbeid samen, deze bepalen samen de werkgelegenheid. Deze bestaat uit alle werknemers en zelfstandigen samen.
Ook worden op de arbeidsmarkt de prijs van arbeid (het loon) bepaald

Concrete markt = plek waar mensen elkaar niet echt ontmoeten, bijvoorbeeld een banenmarkt.
Abstracte markt = het gehele aanbod en vraag van arbeid, niet zichtbaar.

Krappe arbeidsmarkt = de vraag naar arbeid is groter dan het aanbod, het loon zal stijgen.
Ruime arbeidsmarkt = de vraag is kleiner dan het aanbod, het loon zal dalen.
Er is één arbeidsmarkt met meerdere deelmarken (onderwijs, loodgieters)

Kans op succes op de arbeidsmarkt door:
1. opleiding
2. bevolkingsgroep

H2, loondienst of zelfstandig.

Als je een vereniging wilt oprichten moet je naar de notaris, hier worden de statuten (regels) vast gelegd. Een vereniging is een rechtsvorm, er zijn door de wet eisen gesteld.
Als je een bedrijf wilt beginnen moet je een ondernemingsvorm kiezen. (rechtsvorm van de onderneming):
1. eenmanszaak, één eigenaar, privé aansprakelijk, eigen startvermogen.

2. vennootschap onder firma (Vof), meerdere eigenaren, privé aansprakelijk, mogelijkheid tot lenen van startkapitaal.
3. besloten vennootschap (BV), scheiding tussen leiding en eigenaren, niet privé aansprakelijk, eigenaren zijn aandeelhouders en ontvangen het dividend.
4. naamloze vennootschap (NV), scheiding tussen leiding en eigenaren, niet privé aansprakelijk, eigenaren zijn aandeelhouders en ontvangen het dividend.

De aandelen van een NV zijn vrij verhandelbaar, iedereen kan dus een stukje bezitten. Door verkoop van aandelen kunnen aandeelhouders koerswinst maken.

Werkgevers en werknemers stellen altijd een arbeidsovereenkomst op.
· Individuele arbeidsovereenkomst, loon en arbeidstijd (primair)
· Collectieve arbeidsovereenkomst, (CAO) overige regelingen, vakantie, pensioen, overuren, loonverhogen enz.. (secundair)
CAO geld meestal voor een bedrijfstak, maar soms ook voor één bedrijf (phillips)

Bonden voor werknemers onderhandelen over de CAO met de vakbonden (ookwel werknemersbonden of vakverenigingen).
Werknemers in een bedrijfstak kunnen lid worden van een vakbond. Maar CAO geldt voor iedereen.

Rijksbegroting = overzicht van inkomsten/uitgave van overheid
Miljoenennota = samenvatting Rijksbegroting
Als de Rijksbegroting bekend is gaan werknemers en werkgevers om de tafel ( werkgevers bonden en vakbonden) de vakbonden zijn georganiseerd in werkgeverscentrales.
De sociale partners overleggen in de Stichting van de Arbeid (het centraal overleg).


H3, de strijd om de poen.

Loonstijgingen op een rij:
· prijscompensatie = loonstijging procentueel gelijk aan de inflatie om koopkracht gelijk te houden.
· incidentele loonstijging = bijv. door promotie. Staat niet in CAO (dus individueel)
· initiële loonstijging = afgesproken in CAO, bijv. een periodiek.

Door inflatie worden de prijzen hoger maar blijft het inkomen gelijk, loonstijging is bedoeld om de koopkracht gelijk te houden. Dit is een prijscompensatie.

(Prijscompensatie houdt de koopkracht gelijk, maar prijscompensatie + initiële loonstijging doet de individuele koopkracht stijgen.)

Stijging arbeidsproductiviteit betekend dat een werknemer per uur meer produceert. Dit wordt beloont door loonsverhoging, als loonsverhoging komt door de stijging van arbeidsproductiviteit heet dit initiële loonstijging.
Stijging arbeidsproductiviteit door:
1. Technische ontwikkelingen, mechanisering en automatisering.
2. Arbeidsverdeling en specialisatie.
3. scholing
Loonstijging is een probleem wanneer de lonen harder stijgen dan de arbeidsproductiviteit. Dan stijgen de koster per product ( totale loon : aantal producten = loonkosten per product).
Mogelijke gevolgen stijging loonkosten per product:

· prijzen stijgen
· productie verplaatsen naar lage loon landen
· mensen vervangen door machines

Hoge lonen kunnen er voor zorgen dat werkgelegenheid afneemt:
Stijging loon> arbeid vervangen door kapitaalgoederen >minder werkgelegenheid
Stijging loon> verplaatsen productie naar lage loon landen >minder werkgelegenheid
Stijging loon> verslechterde concurrentiepositie >minder werkgelegenheid
Stijging loon> minder winst >minder werkgelegenheid
Hoge lonen kunnen er ook voor zorgen dat de werkgelegenheid toeneemt:

MAAR: initiële loonstijging en prijscompensatie hebben geen gevolgen op de winst, door stijging van arbeidsproductiviteit en hogere prijzen heeft een bedrijf ruimte voor loonsverhoging!

H4, Wie doet het werk?

Verschuivingen binnen bedrijfstakken leveren op korte termijn werkeloosheid want op lange termijn groeit er werkgelegenheid in andere sectoren. (verschuiving werkgelegenheid)
Doordat bedrijven investeren in kapitaal goederen (machines, transportmiddelen, gbouwen, computers enz.) stijgt de arbeidsproductiviteit.

Consumeren = als een gezin (huishouden) goederen en diensten koopt)

Door analyse van kosten kunnen bedrijven bekijken wat voor hun de voordeligste productiemethode is.
Er zijn verschillende combinaties mogelijk van kapitaal en arbeid, wat een bedrijf kiest is afhankelijk van arbeidskosten en kosten van kapitaal goederen. Ze proberen de productie kapitaalintensiever te maken.
Kapitaalintensief = er komen meer machines dan arbeiders in verhouding.

Breedte investering = arbeidsproductiviteit blijft gelijk.
Diepte investering = arbeidsproductiviteit stijgt.

Concurrentie positie wordt bepaald door:
Prijs/kosten
Infrastructuur
Kwaliteit

De hoeveelheid goederen die een bedrijf in een land verkoopt hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in een land. De vragers van goederen en dienstern zijn de gezinnen, andere berdrijven , de overheid en het buitenland. De belangrijkste groep vragers zijn de gezinnen. De hoeveelheid die ze vragen hangt af van het inkomen dat de gezinnen verdienen.

H5, werkloosheid.

Werkloosheid is één van de grootste economische problemen van de afgelopen 25jaar.

Je bent écht werkloos wanneer je:
tussen de 16 en de 64 jaar
niet of minder dan 12 uur per week werkt
werk zoekt voor minstens 12 uur per week
staat ingeschreven bij het CWI
binnen twee weken aan de slag kunt als er iets voor je is.

Als je niet ingeschreven staat bij CWI ben je verborgen werkloos.
Verborgen werkgelegenheid = zwart werken of vrijwilligerswerk.

Soorten werkloosheid:
· Frictiewerkeloosheid = wanneer je werkloos bent omdat je op zoek bent naar een baan (van school naar werken)
· Seizoenswerkeloosheid = normaal verschijnsel, in horeca, attractieparken enz.
· Kwalitatieve Structuurwerkeloosheid = andere vraag dan aanbod
· Kwantitatieve structuurwerkeloosheid = bedrijf gaat kapitaalintensiever produceren gevolgen kwantitatieve structuurwerkloosheid:
1. arbeidsplaatsen verdwijnen door diepte investeringen

2. arbeidsplaatsen verdwijnen door reorganisatie
3. .. .. door productie verplaatsing
4. .. .. door dat winsten van bedrijven zijn ingezakt, geen nieuwe bedrijfsstarters.
5. .. .. door dat producten niet meer worden verkocht (lp’s en floppy’s)
· conjunctuur werkloosheid = de productiecapaciteit wordt niet optimaal benut, bezettingsgraad is te laag, er wordt te weinig geproduceerd en mensen worden ontslagen. Het gaat slecht met de economie.
(bezettingsgraad = werkelijke productie : productiecapaciteit x 100%)

Maatregelen tegen werkloosheid:
· conjunctuurwerkloosheid, 1 overheid kan zelf gaan mee besteden hierdoor stijgt de afzet en de productie.ook door betalen van hogere ambtenaren salarissen dit zorgt voor meer koopkracht. 2 de overheid kan subsidies verhogen zo kunnen bedrijven meer investeren en belastingen verlagen, zo kunnen mensen ook meer besteden.
· Kwalitatieve structuurwerkloosheid, reiskostenvergoeding of verhuissubsidies voor werkloosheid in bepaalde regio’s, arbeidsmobiliteit. Mensen gaan naar een baan zoeken.
· Kwantitatieve werkloosheid, lagere loonkosten.

· Seizoen en frictie werkloosheid, natuurlijk verschijnsel. Arbeidsbemiddeling.

Deeltijd is wanneer mensen gene hele banen hebben, hierdoor kan werkloosheid onder mensen verminderen zonder dat er meer banen hoeven te komen.

We spreken van Arbeidsverkorting wanneer iedereen in een bedrijfstak of bedrijf minder gaat werken, hierdoor stijgt werkgelegenheid in personen.
Nadeel: mensen werken minder voor hetzelfde loon
Voordeel: machines draaien langer dus machinekosten per product dalen.

· Atv dagen, langer op één dag werken dus één dag in de maand vrij.
· Roostervrije dagen, bepaalde dagen zijn bedrijven gesloten arbeidstijd per jaar wordt verkort
· Studieverlof, arbeidstijd over een leven wordt verkort.

Waarom leidt flexibilisering tot daling arbeidskosten?
Werknemers in vaste dienst zijn duur en het aanpassen van personeelsbestanden van de productieomgang gaat makkelijker.

Wanneer een bedrijf tijdelijk mensen nodig heeft geven ze dit door aan uitzendbureaus waar mensen komen die op zoek zijn naar een baan. Als iemand bij zo´n bedrijf gaat werken krijgt het uitzendbureau vaak een vergoeding. Dus commercieel.
Het CWI is niet commercieel dit is een overheidsinstantie.

REACTIES

Q.

Q.

Een concrete markt is waar mensen elkaar echt ontmoetten en krappe en ruime arbeidsmarkt staat verkeerd om je moet altijd uit het perspectief van de werkgever kijken

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.