Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Productie

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 592 woorden
  • 25 september 2009
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting economie

Behoeften alles wat een mens nodig heeft
primaire basisbehoeften (voedsel, kleding, onderdak)
secundaire ‘luxe behoeften’ (zwembad in je tuin etc.)

Goederen om in behoeften te voorzien zijn goederen nodig
alle stoffelijke en onstoffelijke middelen
1. vrije vrij in natuur te vinden (lucht, licht, regen)
2. economische schaarse, moet voor betaald worden (3 groepen)
- individueel alles wat je dagelijks koopt, wie betaald, geniet ervan
- collectieve word door overheid gekocht, voor iedereen, (dijken)

- quasi collectief bied overheid tegen prijs aan (bibliotheek, tolwegen)
Productie het toevoegen van waarde (toegevoegde waarde genoemd)

Onderlinge leveringen leveringen van ene bedrijf naar het andere bedrijf

Productiefactoren middelen die nodig zijn voor de productie
- arbeid (loon, salaris) is nodig om productie voort te zetten
- kapitaal (rente, interest) goederen, machines; geld, rente -schuld
- natuur (pacht) alles wat de natuur bied, grond (gebruiker betaald)
- ondernemersactiviteit (winst, verlies) combineren van bovenste 3 factoren

Produceren het combineren van productiefactoren met doel waarde
toevoegen

Nationaal product productie van alle bedrijven en de overheid in bepaald jaar
Nationaal inkomen loon– rente- pacht- winst bij elkaar opgeteld in bepaald jaar

BNP, bruto binnenlands productie binnen grenzen van land (binnenlands)
product bruto, productie inclusief vervangingsinvesteringen
netto, productie exclusief vervangingsinvesteringen


+ Omzet – onderlinge leveringen = toegevoegde waarde (productie)
Onderlinge leveringen zijn; onderdelen, energie, diensten boekhouding
- kosten productiefactoren; arbeid, rente, pacht
= winst, verlies als uitkomst

productie, toegevoegde waarde moet gelijk zijn aan de beloningen van de productiefactoren

nationaal product is gelijk aan nationaal inkomen
Welvaart mate waarin in de behoeften is voorzien
hoe minder schaarste, hoe meer welvaart

schaarste spanning; behoeften <-> middelen om de behoeften te bevredigen

meer productie -> meer middelen om schaarste terug te dringen, niet meer welvaart:
1. behoeften nemen toe
2. productie neveneffecten kan hebben (positief of negatief)

1. behoeften van mensen naar nieuwe dingen stijgen
als de behoeften even hard stijgen als de productie neemt de welvaart niet toe

2. externe effecten; andere krijgen onbedoeld te maken met jou productie
- negatief (fabriek met veel lawaai, omwonenden tot last)
- positief (fabriek heeft fraai gebouw wat hele buurt opknapt)
welvaart enge zin alleen kijken naar productie
welvaart ruime zin kijken naar productie + behoeften + externe effecten
Arbeid onbetaald, betaald werk
- beroepsgeschikte bevolking 15 t/m 64 jarigen
- beroepsbevolking - personen van 15 t/m 64 die beschikbaar zijn voor betaald werk
- alleen met baan van 12 uur per week of meer
- mensen die wel willen werken (werklozen)
participatiegraad aangeven welk deel van beroepsgeschikte bevolking bij de beroepsbevolking hoort

participatiegraad= beroepsbevolking x100%
bevolking 15 t/m 65 jaar

Kapitaal geldkapitaal, vermogen -> kapitaalgoederen, machines, bebouwen
goederen goederen die niet bestemd zijn voor consumptief verbruik maar om andere goederen te kunnen produceren

- vast kapitaal gaan meer dan 1 productieproces mee (machines, wegen, havens octrooien, auteursrechten)
- vlottend kapitaal voorraden (gaan op in eindproduct)
investeren het aanschaffen van kapitaalgoederen
kapitaalintensiteit hoeveelheid kapitaalgoederen per eenheid arbeid
(bijv. 1 caissière achter 1 kassa, 10 caissières betekend 10 kassa’s)
breedte investering investering waarbij de kapitaalintensiteit niet verandert
(bij kassa uitbereiding naar 11, ook caissière uitbereiding naar 11)
diepte investering investering waarbij de kapitaalintensiteit toeneemt
arbeid word vaak steeds duurder, dit word dan vervangen door kapitaal (bijv. machines die het werk overnemen)
Afschrijvingen waardedaling van kapitaalgoederen (vervangingsinvesteringen)

Natuur -ligging land/ regio (Nederland is gunstig gelegen)
- natuurlijke hulpbronnen (aardgasvoorraden, bodemgesteldheid)
- klimaat (bijv. geen verbouwing van sinaasappelen mogelijk)
- milieufactoren (frisse lucht, schoon water,ozonlaag, rust, stilte)

duurzame andere generaties moeten er ook nog mee door
ontwikkeling

Ondernemers onderneming= bedrijf dat eigendom is van particulieren (*failliet)
activiteit management functie (organiseren, bijeenbrengen productiefactoren) en risico groep (bedrijf kan failliet gaan of verlies draaien)

hoeveelheid (kwantiteit) <-> kwaliteit
alleen arbeid is op te delen in hoeveelheid (kapitaal alleen met geldkapitaal)
kwaliteit kan bij elke productiefactor verbeteren

substitutie = het vervangen van arbeid door kapitaal
onderlinge verhouding tussen productiefactoren veranderd


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.