Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1155 woorden
  • 10 februari 2004
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting H1 en H2 Productie: het toevoegen van waarden met behulp van productiefactoren -> - Arbeid (loon) - Kapitaal (rente) Loon/rente/pacht/winst: inkomen gezinnen - grond/natuur (pacht) - ondernemersactiviteit (winst) Arbeid. Mensen kunnen betaald en onbetaald werk doen. Beroepsbevolking: bestaat uit alle mensen van 15 tot en met 64 jaar die beschikbaar zijn om betaald werk te doen. Participatiegraad: het deel van de bevolking die deel uit maakt van de beroepsbevolking. Participatiegraad = beroepsbevolking / bevolking van 15 t/m 64 x100% Prod. Factor Arbeid = loon + premies sociale verzekeringen. Sociale verzekeringen à volksverzekeringen (1) en werknemersverzekeringen (sociale verzekering voor mensen in loondienst en daaraan gelijk gestelden)(2) 1. AOW algemene ouderdomswet
ANW algemene nabestaandenwet

AAW algemene arbeidsongeschiktheidswet (betaald in loon en voorziening) AWBZ algemene wet bijzondere ziektekosten
2. WW werklozenwet
ZW ziektewet
WAO wet arbeidsongeschiktheid. Verschillen volksverzekeringen en werknemersverzekeringen: Volksverzekering: -inkomensvervangende uitkering - premiegrens (dat je nooit meer betaald dan een bepaald bedrag aan premie) Werknemersverzekering: - kostenvergoeding -inkomensgrens
Kapitaal. Geld, machines, gebouwen. Kapitaalgoederen: goederen die niet bestemd zijn voor consumptief verbruik, maar om andere goederen te produceren. Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen. Kapitaalintensiteit: hoeveelheid kapitaalgoederen per eenheid arbeid. Breedte-investering: een investering waarbij de kapitaalintensiteit niet veranderd. Diepte-investering: een investering waarbij de kapitaalintensiteit toeneemt. Afschrijvingen: geven de in geld uitgedrukte waardedalingen van kapitaalgoederen weer. Natuur. Stuk grond dat elk bedrijf nu eenmaal nodig heeft, er valt onder: de ligging van een land of regio, natuurlijke hulpbronnen, het klaar en milieufactoren. Duurzame ontwikkeling: manier van produceren, die de natuurlijke omgeving zoveel mogelijk onaangetast laat en die de onaangename kanten van onze manier van produceren niet naar de toekomst verschuift. Ondernemingsactiviteit. een onderneming is niet alleen een bedrijf, maar bovendien een bedrijf dat eigendom is van de particulieren die het risico lopen dat het helemaal misgaat met de onderneming. Produceren: het combineren van productiemiddelen met het doel waarde toe te voegen. Totale omzet (het totaal vd verkopen ) - onderlinge leveringen (ingekochte materialen en diensten van derden) = toegevoegde waarde
Nationaal product : som vd toegevoegde waarden van alle ondernemingen in een jaar. Nationaal inkomen: alle inkomens van gezinnen bij elkaar (in een jaar) Nationaal product = nationaal inkomen
Welvaart: de mate waarin iemands behoeften worden gezien. Welvaart wordt vergroot door uitbreiden vd productie. Positief: er kunnen meer auto´s worden verkocht. Negatief: meer files, milieu-beschadiging. Welvaart in enge zin: vergroten productie (zonder te letten op externe factoren) Welvaart in ruime zin: vergroten productie (met letten op externe factoren) Schaarste: te kort aan middelen om iemands behoeften te bevredigen. Externe effecten: doen zich voor als het streven naar welvaart door de één onbedoeld invloed uitoefent op de welvaart van een ander. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ Ondernemingsvorm(rechtsvorm): de juridische vorm die aan de onderneming wordt gegeven. Personenassociaties: gaat om kwaliteiten vd personen. - Maatschap: samenwerkingsvorm ter uitoefening van een beroep. Bedoeling is niet om winst te maken. - Eenmanszaak: onderneming waarbij 1 persoon de eigenaar is. - Vennootschap onder firma (V.O.F) Een samenwerkingsvorm onder een gemeenschappelijke naam, meerdere eigenaren. Iedere vennoot is hoofdelijk aansprakelijk, iedere vennoot is zijn totaal vermogen aansprakelijk van het totaal vd schuld. - Commanditaire vennootschap (C.V) V.O.F. waarin naast de beherende vennoten ook stille vennoten voorkomen die niet hoofdelijk aansprakelijk zijn (achter de schermen) Kapitaalassociaties (rechtspersonen): organisaties waarbij een scheiding is aangebracht tussen bezittingen en schulden vd onderneming en bezittingen en schulden vd eigenaar (aandelen). Gaat om geld. - Naamloze vennootschap (NV) Onderneming die aan vermogen komt door de uitgiften van aandelen die niet op naam staan. NV geeft aandeelbewijzen uit waardoor deze vrij verhandelbaar zijn. - Besloten vennootschap (BV) Naamloze vennootschap met een besloten karakter; doordat deze organisatie geen aandeelbewijzen uitgeeft. Bedrijven kunnen worden ingedeeld naar rechtsvorm (zie hierboven), omvang (grootte van bedrijf) en economische activiteit (wat voor eindproduct het voorbrengt, in welke categorie, zie hieronder). Marktsector: winstgevend gerichte bedrijven. Quartaire sector: maatschappelijke dienstverlening tot stand brengen zonder winstoogmerk. Primaire sector: landbouw, visserij en delfstofwinning. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (banken, horeca en transportbedrijven) Wel winstgericht. Concentratie:het verschijnsel dat beslissingen over de productie van goederen en diensten door steeds minder bedrijven wordt genomen. Macht komt bij steeds minder bedrijven. Fusie: als twee min of meer gelijkwaardige partners besluiten op te gaan in een nieuw rechtspersoon. Overname: als een relatief groot bedrijf zijn wil oplegt aan een relatief klein bedrijf. Concern: bundeling bedrijven die binnen een grotere eenheid als ´(klein) dochter`hun plaats hebben gekregen. Holding company (moeder- of houdstermaatschappij): bezit meer aandelen van een ander bedrijf en daarmee de zeggenschap. Motieven schaalvergroting: - kostenvoordelen - risicospreiding - toelevering of afzet van producten (door integratie vergroting) kan beter worden gegarandeerd. - toegang tot de vermogensmarkt - meer geld vrijmaken voor research. Multinational: een onderneming die zich in verscheidene landen gevestigd heeft. Kartel: een samenwerkingsvorm tussen juridisch zelfstandige ondernemingen met het doel de concurrentie te beperken. Verschillende kartels: - prijskartel - productiekartel - rayonkartel (geografisch, elkaar niet voor de voeten lopen) - voorwaardenkartel (kortingen, garantie) Bedrijfskolom: de opeenvolging van economische activiteiten die nodig zijn om een bepaald product te maken. Bedrijfstak: alle bedrijven die zich in dezelfde fase in het bedrijfskolom bevinden en dus hetzelfde product voortbrengen. VB: landbouwer ßoerproduct
Inkoper Integratie: samenvoegen 2 vakken
Graanfabriek
Meelfabriek
Grossier
Bakkerij Parallellisatie: branchevervaging. Consument ßeindproduct
Tegenovergestelde van integratie is differentiatie. Verticale beweging in bedrijfskolom. Parallellisatie: opnemen van een deel uit een ander bedrijfskolom. geen logica in
aanbieden van producten = vd pc verkopen in supermarkt. Opnemen van artikelen die niet horen bij bedrijfstak. Tegenovergestelde parallellisatie is specialisatie: afstoten deel v activiteiten branchevervaging (kan komen door parallellisatie) Een bedrijf gaat zich toeleggen tot de productie van één of enkele producten binnen een bedrijfstak. Verslaggeving: iedere onderneming is verplicht ieder jaar verslag te doen over de activiteiten die dat jaar hebben plaatsgevonden. Dat kan in een Balans (momentopname van bezitting/schulden) en in een resultatenrekening (overzicht v kosten/opbrengsten over een bepaalde periode) debet Balans credit ------------------------------------------------------------------------ Vaste activa eigen V
Vlottende activa lang vreemd V (lening) Liquide middelen kort vreemd V

Vaste activa: bezittingen die langer dan 1 jaar meegaan (gebouw, machines) Vlottende activa: bezittingen die binnen 1 jaar uit de onderneming zijn
Liquide middelen: zijn de beschikbare betalingsmiddelen (kas, postbank) Lang vreemd vermogen: staat langer dan een jaar ter beschikking en is herkenbaar aan het woord lening. Kort vreemd vermogen: binnen een jaar terugbetalen (schulden, bv debiteuren) (te betalen…) debet Balans credit -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Gebouwen 600 Eigen V 800
Machines 250 Hyp Lening 500
Voorraad 300 Crediteuren 150
Debiteuren 250 ABN 50
Rabo 60 ----------------------+ Kas 40 1500 (totaal vermogen) ---------------------+ 1500
Debiteuren: mensen waar je nog iets te goed van krijgt. Crediteuren: mensen die nog iets te goed van je hebben. Hyp lening: lening die te maken heeft met de aankoop v gebouwen. Liquiditeit: De maten waarin de onderneming in staat is haar kortlopende schulden te betalen. vlottende activa (kan je binnen een kort termijn omzetten in geld) / kort vreemd vermogen. Bedrijf is liquide als de liquiditeit minstens 1 is, anders is de onderneming failliet. Solvabiliteit: De maten waarin de onderneming alle schulden kan betalen bij opheffing van de onderneming. Eigen vermogen / totaal vermogen X100% Bedrijf is solvabel als de solvabiliteit minstens 50% is.

REACTIES

D.

D.

jah te gek thnx

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.