Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 587 woorden
  • 17 september 2015
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
78 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Bij het vak economie is een huishouden elke eenheid die zelfstandig economische beslissingen neemt. Dat kan een gezin zijn, een alleenstaande of een samenwonend paar. Ook een bedrijf, vereniging en de overheid is een huishouden. Economische beslissingen zijn beslissingen die overal over kunnen gaan zowel over wat voor soort werk je wilt gaan doen tot wat je in je vrije tijd doet. Een gezinshuishouden is precies hetzelfde als een huishouden alleen er staat nog gezin voor, de overheid beschouwd het als hetzelfde, het kan ook een alleenstaande zijn.

Zakgeld is het geld dat je zonder tegenprestatie per week of per maand van je ouders of verzorgers krijgt ( dus niet van je oma ) en wat je vrij mag besteden.

Het omrekenen van bedragen:

Als je een week bedrag wilt omreken naar een maand of andersom doe je dat altijd via het jaarbedrag. Als je bedragen wilt vergelijken, moet je ze berekenen voor dezelfde periode.

Primaire inkomens:

Ontvang je door deel te nemen aan het productieproces, bijvoorbeeld door te werken. Alle mensen die een primair inkomen hebben, betalen belastingen en sociale premies dit bedraagt ongeveer 40% van hun inkomen. Met die belastingen en sociale premies krijgen de overheid en de sociale-verzekeringsinstellingen geld om zaken als defensie, onderwijs en medische zorg te betalen en om uitkeringen te verstrekken aan mensen die door ouderdom, ziekte en arbeidsongeschiktheid niet meer zelf voor een inkomen kunnen zorgen. Maar ook betalingen in de vorm van kinderbijslag, studietoeslagen en huurtoeslagen voor mensen met een laag inkomen worden daarmee gefinancierd. Huur en rente zijn ook primaire inkomens.

Overdrachtsinkomens:

 Alle uitkeringen en subsidies ( toeslagen ) worden overdrachtsinkomens genoemd. Dus overdrachtsinkomen betekent letterlijk inkomen dat wordt overgedragen van de ene groep personen naar de andere groep personen.

Productiefactoren en hun beloning:

Productiefactoren of productiemiddelen zijn factoren of middelen die productie mogelijk maken. Economen onderscheiden 4 soorten productiefactoren.

  1. Arbeid: het werk dat mensen verrichten.
  2. Kapitaal: machines, gebouwen, materialen. Alle goederen die gebruikt worden om andere goederen te produceren. In plaats van Kapitaal gebruiken economen ook de term kapitaalgoederen.
  3. Natuur: omvat alles wat niet door mensen is geproduceerd, zoals de grond maar ook zonlicht en warmte en natuurlijke grondstoffen.
  4. Ondernemerschap: het combineren ( coördineren ) van de productiefactoren arbeid, kapitaal en natuur in het productieproces.

De categoriale inkomensverdeling:

Een verdeling van het inkomen over de inkomenscategorieën loon, winst, rente, huur en pacht noemen we de categoriale inkomensverdeling. Als we een grootheid uitdrukken als percentage van het ( nationaal ) inkomen dan noemen we de uitkomst een quote. Het loon uitgedrukt in procenten van het totale primaire inkomen bij een bedrijf heet dus de loonquote.

De loonquote geeft inzicht in de verdeling van het inkomen over arbeid en de andere productiefactoren. Als de loonquote stijgt, daalt de overig-inkomensquote. Dit is slecht voor het bedrijfsleven, omdat een stijgende loonquote veelal gepaard gaat met een dalende winstquote. De winst komt onder druk te staan, waardoor het bedrijf minder investeert en de werkgelegenheid afneemt.

Overig-inkomensquote = 100% - loonquote

Participatiegraad:

Door de emancipatiegolf in de zeventiger jaren van de vorige eeuw veranderen de opvattingen over de rollen van mannen en vrouwen. Vrouwen willen economisch zelfstandig zijn, hun eigen inkomen verdienen en economisch niet meer afhankelijk zijn van hun echtgenoot. Het aantal vrouwen dat deelneemt aan het arbeidsproces in Nederland is sterk toegenomen. In 2010 is dat toegenomen tot 60%. Economen gebruiken in dit verband de term participatiegraad. Een andere benaming hiervoor is deelnemingspercentage. De participatiegraad van vrouwen geeft aan hoeveel procent van de totale vrouwelijke bevolking tussen 15 en 65 jaar een baan heeft of een baan wil hebben ( werkloos is ).

 

REACTIES

M.

M.

bij het uploaden ging het niet helemaal goed voor de goede samenvatting moet je de bijlage openen daar staan ook de 'formules'

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.