Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 823 woorden
  • 18 juni 2013
  • 293 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
293 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Economie, Hoofdstuk 1.

Schaarste ontstaat doordat je niet genoeg middelen hebt om in je behoefte te voorzien. Het dwingt je daarom om keuzes te maken. De economie bestudeert hoe mensen met deze keuzes omgaan. Omdat de middelen dus beperkt zijn, moet je kiezen hoe je ze inzet. De middelen zijn alternatief aanwendbaar. Doe je het één, dan offer je het andere op.

Mensen hebben verschillen de behoeften, maar bepaalde behoeften zijn voor iedereen belangrijk: de primaire behoeften/basisbehoeften. Denk hierbij aan: voeding, kleding en onderdak. Behoeften die niet noodzakelijk zijn, maar het leven wel gemakkelijker maken noemen we secundaire behoeften. Secundaire behoeften kun je onderverdelen in normalen behoeften en luxe behoeften.

Normale behoeften:  je zou er zonder kunnen, maar dat is niet makkelijk. Bijvoorbeeld sport, lekker eten, een mooi ingericht huis, etc.

Luxe behoeften:  worden ook wel statusgoederen genoemd omdat je door statusgoederen laat zien wat je bereikt hebt of wat je je kunt veroorloven.  Je koopt ze om waardering en erkenning te krijgen van andere mensen. Denk aan: luxe auto, vakantie, de nieuwste gadgets, merkkleding, etc.  De behoeften verschillen per mens van categorie. Voor de één is een computer een normale behoefte, voor de andere een luxe behoefte.

Je hebt materiële behoeften  en immateriële behoeften. Materiële behoeften kun je kopen, het is een product, je kunt het vasthouden. Immateriële behoeften kun je niet kopen, kun je niet vasthouden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vriendschap, liefde, stilte of gezondheid. Toch kun je wel vaak geld en tijd besteden aan immateriële behoeften. Je kunt een middag afspreken met je vrienden (tijd) om vriendschap (immateriële behoefte) te ontvangen.

Wat mensen het belangrijkst vinden staat bovenaan hun prioriteitenlijst. Zo’n lijst geeft de volgorde van voorkeuren aan.

Wanneer iemand een product of dienst koopt om in zijn/haar behoeften te voorzien noemen we dat consumeren. Je besteed dus inkomen aan consumptiegoederen. Een gezin bv. koopt van producenten die producten produceren of diensten verlenen. Produceren is het voortbrengen van producten of diensten die kunnen worden geconsumeerd of gebruikt voor verder productie.

In economie gaat het om keuzes maken en om de verdeling van schaarse middelen. Een manier om schaarse middelen te verdelen is duurzame ontwikkeling. Bij duurzame ontwikkeling gaan mensen zo om met de schaarse middelen dat ze nu in hun behoeften kunnen voorzien, maar ze houden er ook rekening mee dat mensen in de toekomst er ook gebruik van kunnen maken. In praktijk betekent dit dat er rekening wordt gehouden met de drie P’s: people, planet en profit. (Mensen, milieu en meerwaarde(winst)). Producenten die rekening houden met deze drie P’s doen aan Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. (MVO).

In economie is het belangrijk dat degen die bij een ruil betrokken zijn er allebeide iets aan hebben. Dit noemen we wederzijds voordeel. Het ruilen van producten tegen producten is directe ruil. Het komt nog wel voor, maar door geld vind er steeds meet indirecte ruil plaats. Dat is ruilen met geld als ruilmiddel. Geld heeft drie functies: ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel.

Je kunt je geld meteen gebruiken, maar je kunt ook sparen. Dan leg je je geld even opzij, en geeft het later uit. Geld wordt gebruikt in de vorm van munten en biljetten, dit heet chartaal geld. Geld dat op de bank staat noemen we giraal geld.  Bij chartaal geld heb je te maken met de nominale waarde en de intrinsieke waarde. De nominale waarde is de waarde die op de munt of het biljet staat, en de intrinsieke waarde is de waarde van het materiaal waarvan het gemaakt is. De totale waarde van al het chartale en girale geld is de maatschappelijke geldhoeveelheid.

De hoeveelheid producten/diensten die je kunt kopen voor een bepaald bedrag noem je de koopkracht. Als je inkomen hetzelfde blijft, maar de prijzen stijgen, heb je een kleinere koopkracht. Het stijgen van de waarde van het geld noemen we inflatie. Heet tegenovergestelde noemen we deflatie. De hoeveelheid geld waarover je in een bepaalde periode beschikt heet een budget. Meestal is je budget niet genoeg om in al je behoeften te voorzien.  Om inzicht te krijgen in verschil tussen behoefte en budget kun je een begroting opstellen. Een begroting is een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.

Bij economie kun je vaak op verschillende manieren naar de werkelijkheid kijken. Een manier om inzicht te krijgen in de keuzen van mensen is met een model.  Dat is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. De budgetlijn is een voorbeeld van een model. Met dit model kun je nagaan welke keuze iemand maakt als hij/zij zijn hele inkomen besteed aan 2 producten.  De formule om een budgetlijn te maken: M=pxx+pyy

M= inkomen

Px= prijs van product x

X=hoeveelheid product x

Py= prijs van product y

Y=hoeveelheid van product y.

REACTIES

A.

A.

Ik vindt het nog steeds een beetje lastig

7 jaar geleden

H.

H.

ja boeie

6 jaar geleden

M.

M.

Van welke boek is dit samengevat?

6 jaar geleden

A.

A.

PINCODE

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.