Hoofdstuk 10
Intertemporele ruil gezinnen
Paragraaf 1
per levensfase heb je verschillende behoeften aan consumptie.
indien je geld leent, verschuif je je consumptie van de toekomst naar het heden
indien je geld spaart, verschuif je je consumptie van het heden naar de toekomst
Dit wordt ook wel ruilen over tijd genoemd.
tijdsvoorkeur
- direct consumeren = hoge tijdsvoorkeur
- consumptie uitstellen = lage tijdsvoorkeur
invloed op tijdsvoorkeur
- risico’s
- prioriteiten
- kansen
Paragraaf 2
investeren in jezelf →Human capital
waarom?
- vergroten van je kennis
- verbeteren van je vaardigheden
- ontplooiing
- vergroten kansen op arbeidsmarkt
- vergroten kansen op hoger inkomen
Er is ook:
- fysiek kapitaal (machines en transportmiddelen van bedrijven)
- sociaal kapitaal (netwerk)
opofferingskosten zijn de kosten die je maakt voor het opgeven van een alternatief
verdiencapaciteit is wat iemand maximaal kan verdienen gedurende de werkzame periode
Het op de hoogte blijven van de nieuwe technologische vernieuwingen noemen we herscholing of bijscholing. Het leren van een geheel ander beroep noemen we omscholen.
voordelen goed onderwijs en dus goed geschoolde beroepsbevolking
- een goed geschoolde beroepsbevolking kan kwalitatief hoogwaardige producten produceren
- door onderwijs en scholing begrijp je veranderingen in de samenleving beter. zo worden sneller goede oplossingen voor maatschappelijke problemen gevonden
- door een goed geschoolde beroepsbevolking is de arbeidsproductiviteit hoog
- door een hogere productie per werkende worden de arbeidskosten per product lager. hierdoor kan de winst toenemen
- door de lagere arbeidskosten per product kunnen ook de verkoopprijzen dalen. dit leidt tot een betere concurrentiepositie
- door de hogere arbeidsproductiviteit produceren werknemers meer in dezelfde tijd. in een land kan dan in totaal meer geproduceerd worden
Paragraaf 3
je wilt rente over spaargeld ontvangen:
- als vergoeding voor het uitstellen van consumptie
- als vergoeding voor het inflatierisico
samengestelde interest → rente over rente
je ontvangt rente over je inleg en daarna ook over de ontvangen rente
→ n jaar = (1 + P)^n x eenmalige begin storting
Enkelvoudige interest → rente over inleg
je ontvangt rente over je oorspronkelijk opgelegde spaarbedrag
nominale rente = rente die je van de bank krijgt
reële rente = geeft aan met hoeveel procent de koopkracht van je spaargeld is gestegen of gedaald
Ric = Nic/Pic x 100
Risico’s beleggen
- aandelen
- obligaties
welke soorten leningen zijn er?
- rekening-courant krediet (rood staan)
- persoonlijke lening
- doorlopend krediet (als je de lening hebt afgelost, kun je er weer opnieuw gebruik van maken
- kopen op afbetaling (aanbetaling nodig, maar gelijk eigenaar product)
- huurkoop (je bent pas eigenaar van het product als je alles hebt afbetaald)
- hypothecaire lening (huis dient als onderpand)
je betaald leenrente omdat?
- als een vergoeding voor het gebruik van andermans geld
- als een opslag voor het risico op wanbetaling
- als compensatie voor het inflatierisico
Paragraaf 4
Huurwoning
- sociale huurwoning
- vrije sector woning
Sociale huurwoning
- huurtoeslag
- max percentage huurverhoging
- huur is laag
Vrije sectorwoningen
- geen maximum huur
- huurverhoging vrij
- geen huurtoeslag
- geen wachtlijsten
Lineaire hypotheek
- de aflossing is gelijk verdeeld over de looptijd van de lening
- daar bovenop betaal je rente
Annuïteiten hypotheek
- je betaald iedere periode een vast bedrag dat bestaat uit rente en aflossing
paragraaf 5
Pijler 1: AOW-basispensioen
- voor alle mensen die in nederland wonen
Pijler 2: Bedrijfspensioen
- meestal verplicht deelname via werkgever
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden