De arbeidsmarkt, Vraag en aanbod

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 677 woorden
  • 7 maart 2004
  • 232 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
232 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Er is vraag naar arbeid en er is een aanbod van arbeid. Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen die willen, kunnen en mogen werken. Dat heet ook wel de beroepsbevolking. De beroepsbevolking kan je weer onderverdelen uit de werkzame en de werkloze beroepsbevolking. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit zelfstandigen en werknemers en de werkloze beroepsbevolking bestaat uit alle werklozen die staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Zelfstandigen zijn mensen met een eigen bedrijf en werknemers zijn de mensen die in loondienst zijn. Behalve een beroepsbevolking bestaat er ook een niet-beroepsbevolking. Dat zijn alle mensen die niet willen, kunnen of mogen werken. Als je deze twee bevolkingen bij elkaar optelt, krijg je de beroepsgeschikte bevolking. Dat zijn alle mensen tussen de 15 en 65 jaar. Dus iedereen die in principe zou kunnen werken, zonder naar hun omstandigheden te kijken. Een ander woord voor beroepsgeschikte bevolking is de potentiële beroepsbevolking. Er bestaat een formule om uit te reken welk deel van de beroepsgeschikte bevolking tot de beroepsbevolking hoort. Dat heet het Deelnemingpercentage of de participatiegraad. Die formule is: Deelnemingspercentage =Beroepsbevolking/ Beroepsgeschikte bevolking
Er zijn verschillende factoren die het aanbod van de arbeid beïnvloeden. De demografische groei bijvoorbeeld. Dat betekent dat de bevolking steeds meer toeneemt. . Hiernaast zijn maatschappelijke opvattingen ook belangrijk. Dat is dat de laatste tijd veel meer vrouwen gaan werken. Het is ok belangrijk hoe het met de economie staat. Als het geod gaat met de economie, zullen mensen eerder een baan gaan zoeken. Deze situatie heet een aanzuigeffect. Als het slecht gaat met de economie, zullen mensen zich eerder uitschrijven en een uitkering nemen dan dat ze werk gaan zoeken. Dat heet een ontmoedigingseffect. Het aanbod van arbeid wordt ook nog beïnvloedt door de organisatie van het arbeidsproces. Dat houdt in dat de omstandigheden gunstiger worden ten aanzien van het werken. Dus bijvoorbeeld dat er goede kinderopvang is, die ervoor zorgt dat je naast je kinderen kan werken. De groep mensen die arbeiders vragen zijn de overheid en de werkgevers. Maar de vraag naar arbeid bestaat uit de werknemers, de zelfstandigen en de openstaande vacatures. Of het goed gaat met de vraag naar arbeid hangt af van de economie. Gaat het goed met de economie, dan zal er ook veel vraag zijn. Maar gaat het slecht met de economie, dan zorgt dat tot een daling van de vraag. Want als een bedrijf minder te besteden heeft, heeft het ook minder te produceren en dus een kleinere vraag naar arbeid. De vraag naar arbied hangt ook af van de techniek. Als er een nieuwe techniek wordt ontwikkeld waar machines mensen kunnen vervangen, zorgt dat voor een daling van de arbeid. Maar het kan ook tot gevolg hebben dat er nieuwe producten worden gemaakt of dat er nieuwe taken ontstaan waar weer mensen voor nodig zijn. De arbeidsmarkt is de manier waarop vraag en aanbod bij elkaar komen zodat er een prijs ontstaat. Er is een concrete markt en een abstracte markt. Bij een concrete markt ontmoeten de vragers en aanbieders van een bepaald product elkaar. Bij een abstracte markt gebeurt dat niet. Een voorbeeld van concrete markt is een groentemarkt in de stad. En een voorbeeld van abstracte markt is de supermarkt. Op de arbeidsmarkt komen vraag en aanbod samen. Hierdoor wordt bepaald hoeveel mensen daadwerkelijk arbeid verrichten. Dat heet werkgelegenheid. Dus alle zelfstandigen en werknemers bij elkaar opgeteld. Je kunt werkgelegenheid uitdrukken in arbeidsjaren. Een arbeidsjaar is een volledige baan. Een arbeidsjaar kan dus door meerdere personen worden opgevuld. Dat heet deeltijdwerk. Op de arbeidsmarkt komt ook het loon tot stand. Dat is weer afhankelijk van hoe goed het aanbod en de vraag op elkaar aansluiten. Als de vraag naar arbeid groter is dan het aanbod, is er een krappe arbeidsmarkt. Het loon zal dan stijgen Wanneer de vraag juist kleiner is dan het aanbod spreken we van een ruime arbeidsmarkt. Er zijn verschillend arbeidsmarkten. Bijvoorbeeld een markt voor onderwijzers, en een voor loodgieters. In elke markt is het anders gesteld met de vraag en het aanbod van arbeid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.