Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Consument & Producent H1t/m5

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 875 woorden
  • 16 juli 2008
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Consument en Producent

Hoofdstuk 1
§1.1
Marktaandeel: verhouding tussen afzet v.e. merk en de totale afzet v.e. productvorm
Formule:
Marktaandeel= afzet merk x 100%
Totale afzet
Of
Marktaandel= omzet merk x 100%
Totale omzet
Producenten proberen behoeftes om te zette in preferenties voor hun merk.

§1.2
Individuele reclame -> reclame voor eigen merk
Collectieve reclame -> bedrijven maken samen een reclame

Door marktonderzoek krijgt de producent inzicht in:

1. behoeften en voorkeuren v.d. consumenten
2. inkomen v.d. consumenten
3. prijzen v. Andere goederen
4. aantal vragers
5. prijs v.h. goed
Door de punten 1-2-3-4 verschuift de prijsvraaglijn naar Links of Rechts
Door punt 3 verschuift de punt van de prijsvraaglijn

De prijsvraaglijn is altijd dalend; hoe lager de prijs, hoe groter de gevraagde hoeveelheid;
• Bij elke P meer vraag -> lijn naar Rechts
• Bij elke P minder vraag -> lijn naar Links

§1.3
Oorzaak-gevolgrelatie; stijging tabaksprijs -> minder verkoop v. Sigaretten
Formule
Elasticiteit uitdrukken in getal= % ∆ gevolg
% ∆ oorzaak

Prijselasticiteit v.d. vraag (Ev) = % ∆ Qv
% ∆ P
Antwoord op deze formule is meestal negatief, want:
Prijs is verkoop

Ev = hoe reageert de vraag op een prijsverandering

Voorbeeld:
Ev=1,4 betekend Prijs 1% dan Qv 1,4%
Ev=-0,4 betekend Prijs 1% dan Qv 0,4%

Elastisch: getal achter de - / + is groter dan 1, want de vraag reageert sterker dan dat de prijs verandert. Deze goederen zijn luxe goederen, primair niet noodzakelijk.
Inelastisch: getal achter de - / + is tussen de o en 1, want de vraag reageert minder sterk dan dat de prijs verandert. Deze goederen zijn primair noodzakelijk.
Indien een goed inelastisch is: Prijs omzet
Indien een goed elastisch is: Prijs omzet

§1.5
(prijs)Vraagfunctie/(prijs)vraagvergelijking:
Voorbeeld
Qv= -2,5 P +10
Als P=2 wat is Qv?
Qv= -2,5 x 2 +10
Qv=5

(negatief) extern effect: bijkomende effecten van productie en consumptie die niet in de (kost)prijs tot uitdrukking komen
Duurzame ontwikkeling: (economische)ontwikkelingen die niet ten koste gaan van toekomstige genraties en het milieu

Hoofdstuk 2
§2.1
Verschuiving vraaglijn: bij dezelfde Prijs andere Qv

Verschuiving aanbodlijn: Bij dezelfde Prijs ander aanbod

Redenen verschuiving aanbodlijn:
1. productiekosten veranderen
2. natuurlijke omstandigheden
3. verandering aantal aanbieders

§2.2
Afzet waarbij de kosten precies zijn gedekt: break-evenafzet (opbrengsten gelijk aan kosten) en geeft break-evenomzet

Breakevenanalyse -> verwachte kosten + opbrengsten
Men gaat uit van:
• alle geproduceerde eenheden worden verkocht
• alle eenheden worden voor dezelfde prijs verkocht

Constante kosten: Hangen niet af van de productieomvang. V.b.:
- kosten voor aanschaf machines
- ontwikkelingskosten

Variabele kosten hangen wel af van de productieomvang. V.b.:
- grondstofkosten

Formules:
GCK= TCK: q
GVK= VK : q
TO(omzet)= q x p
TK= TCK + TVK

GTK (kostprijs)= TK : q
GO(verkoopprijs)= TO : q
Breakevenomzet= TO=TK
Breakevenafzet= aantal prod. Dat je moet verkopen om geen winst en geen verliest te maken

Productiecapaciteit -> max. Hoeveelheid dat een bedrijf in een bepaalde periode kan produceren

Hoofdstuk 3
§3.2
Concrete markt: vragers en aanbieders ontmoeten elkaar
Abstracte markt: vragers en aanbieders ontmoeten elkaar niet

Een markt heeft in de economie de volgende functies:
1. vragers & aanbieders komen bij elkaar (zaken)
2. er komt een prijs tot stand
3. er wordt ‘geruimd’ , men verkoopt en koopt

§3.3
Als er veel aanbieders op een markt zijn, is de macht van de individuele producent klein.

Homogeen -> voor de consument geen verschil (graan, olie, valuta), macht individuele producent klein

Heterogeen -> voor de consument wel verschil, macht individuele producent groter


MARKTVORMEN;
• Monopolie
- veel vragers
- een aanbieder (90% v.d. markt in handen)
- homogeen
- oppassen voor substitutiegoederen

• Oligopolie
- veel vragers
- enkele aanbieders
- homo-/heterogeen

• Monopolistische concurrentie
- veel vragers
- veel aanbieders
- heterogeen

• Volkomen concurrentie/Volledige mededinging
- veel vragers
- veel aanbieders
- homogeen
komt nauwelijks voor, omdat;
1. individuele aanbieder heeft geen invloed op de prijs, in de praktijk is dit wel zo
2. er is nooit sprake van echt homogene producten
Transparante markt -> als belangrijke gegevens over de markt helder en duidelijk te verkrijgen zijn

§3.4
Marketingmix:

• Prijs
• Productbeleid (service, garantie)
• Promotiebeleid
• Plaatsbeleid

§3.5
Consumentenorganisaties;
1. geven voorlichting over producten
2. wijzen je op je rechten als consument, helpen tijdens een juridisch conflict met een bedrijf (mits je lid bent)
3. beinvloeden de politiek (wetten ter bescherming van de consument)

Hoofdstuk 4
§4.1
Door de werking van vraag & aanbod komen evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid tot stand, dit heet het marktmechanisme.

Aanbodvergelijking -> Qa
Vraagvergelijking -> Qv

Evenwichts-prijs & -hoeveelheid is het snijpunt in de grafiek, oftewel Qa=Qv

§4.2
Kartel -> afspraken tussen producenten om concurrentie te verminderen

Producenten of de overheid richten een bureau op dat ervoor zorgt dat te lage prijzen worden gecorrigeerd door een deel van het aanbod op te kopen (buffervoorraad) en om in tijden van hoge prijzen verkocht te worden.

Monopolisch/oligopolisch kartel:
+ Schaalvoordelen
+ continuïteit van de prijs
- hogere prijzen

Hoofdstuk 5
§5.1
De overheid beïnvloedt het gedrag van producent & consument door middel van;
• belastingen
• heffingen
• subsidies
• voorlichting
• kwaliteitseisen

Bemoei-/meritgoederen wil de overheid stimuleren
Demerit goederen wil de overheid afremmen

§5.2
Belastingen Direct (inkomen, winst, vermogen)
Indirect (BTW)
Met heffingen + accijnzen wil de overheid beïnvloeden, met BTW niet.

§5.3
Bij volledige mededinging:
+ marktmechanisme zorgt voor evenwicht, geen overschotten en geen tekorten

+ geen enkele partij heeft macht die misbruikt kan worden
- onbetaalbare/onredelijke evenwichtsprijs

Aanbodtekort kan opgelost worden door een bepaald aantal producten tegen maximum prijs te verkopen. De maximumprijs is er ter bescherming van de consumenten.
Aanbodoverschot kan opgelost worden het opkopen van het overschot of door quotering. De minimumprijs is er ter bescherming van de producent.

§5.4
Overheid bepaalt inhoud van productie + wie mag consumeren.
Mededingingsbeleid (Nma) zorgt ervoor dat er genoeg bedrijven zijn om mee te concurreren. Let tevens op kartelvorming.
Covenant -> producent belooft bepaalde dingen (niet) te doen, overheid belooft niet in te grijpen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.