De volledige word (.docx) versie zit bijgevoegd als bestand!
Productie:
- Grondstoffen
- Hulpstoffen Onderneming à Eindproducten twv. 400.000
- Diensten van derden
- Waarde: 50.000
Toegevoegde waarde is in dit geval 400.000-50.000=350.000
Toegevoegde waarde: Hoeveel de producten in waarde zijn gestegen
- Bruto Toegevoegde waarde: Exclusief afschrijving
- Netto Toegevoegde waarde: Inclusief afschrijving
Afschrijving: Bedrag dat je apart moet zetten om kapitaal intensieve goederen te vervangen
Zowel winkelier, importeur als vervoerder voegt waarde toe.
- Winkelier door verzamelen verschillende producten
Toegevoegde waarde - 3 productiefctoren= winstà voor ondernemer
De 4 productiefactoren (+primaire inkomens) zijn:
Naam:
Kosten:
Uitleg:
Kapitaal
Interest
Betaal je over producten die al eerder gemaakt zijn
Arbeid
Loon
Natuur
Pacht
Omvat alles wat de natuur biedt zoals de grond.
Ondernemerschap
Winst
Voor het combineren van de de 3 bovenstaande.
BBP: toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid
Nationaal inkomen: opbrengst van de BBP; Ook wel alle beloningen van de productiefactoren à inkomen van de gehele bevolking
Hierom kan je ook wel zeggen: BBP=nationaal inkomen
BBP is te brekenenen op 2 manieren:
- Factorkosten: Dit zijn de kosten van de (productie)factoren die worden gemaakt om te kunnen produceren.
- Marktprijzen: factorprijzen + prijsverhogende belastingen – subsidies
Hoe bereken je nationaal inkomen?
- Subjectieve methode: gegevens van de belastingdienst
- Objectieve methode: Gegevens BTW betalingen en Ambtenaarsalarissen (=productieoverheid)
- Belasting van alle mensen en bedrijven op tellen
Binnenlands inkomen: Som van de primaire inkomens (interest,pach,loon,winst) in een land in een jaar
- Als iemand uit een ander land in Nederland werkt, telt dit ook.
Nationaal inkomen: Som van primaire inkomens van de inwoners van een land
- Als iemand uit Nederland in eht buitenland werkt, maar wel in Nederland woont, telt dit mee.
- Dus dit is: +primaire inkomensoverdrachten uit buitenland, - overdrachten naar buitenland
- Inkomens overdracht: inkomen waar geen tegenprestatie tegenover staat
Beschikbaar nationaal inkomen: alle primaire inkomen die mensen binnen krijgen in een land
- Dit is inclusief de inkomens die men van het buitenland meeneemt naar nederland (bijv. Aow), dat van Nederland naar eht butienland telt dan niet mee.
Economische kringloop: Schematische weergave van geldstromen in een land
Kleine kringloop:
Letter
Betekenis
C
Consumptie
S
Sparen
I
Investeren
Y
Inkomen
Grote kringloop:
Letter
Betekenis
C
Consumptie
S
Sparen
I
Inversteren
Y
Inkomen
B
Belastingen
O
Overheidsuitgaven
M
Import
E
Export
E-M
Betalingsbalans
O-B
Overheidssaldo
Letter
Term
Omschrijving
Formule(s)
Y
Binnenlands inkomen
Totaal aan beloningen van de productiefactoren wat bij de consumenten terechtkomt
Y=C+S+B
W
Binnenlandsproduct
Totale productie van bedrijven aan consumptiegoederen (C), maken nieuwe investeringen (I), Overheidsgoederen (O) en Import, maar hiervoor hebben ze import goederen nodig (M)
W=C+O+I+E-M
Y=W
Dus:
C+S+B=C+O+I+E-M
S-I
Particuliere Spaarsaldo (PS)
Wat de Financiële sector overhoudt
S-I
O-B
Overheidssaldo (OS)
Hoeveel de overheid over houdt of schuld heeft
O-B in schema,
B-O bij berekeningen
PS+OS
Nationaal spaarsaldo
Dit is al het spaargeld op de bank van de huishoudens en bedrijven en de begroting van de overheid bij elkaar opgeteld.
(S-I)+(B-O)
E-M
Saldo op de lopende rekening (betalingsbalans)
Hoeveel gelder meer/minder uitgegeven wordt aan de export t.ov. de import
E-M
Betalingsbalans: Overzicht van de ontvangsten tov het buitenland
- E>M= Overschot op rekening betalingsbalans
Overheidssaldo: de hoeveelheid geld dat de overheid heeft
- B>O= Positief overheidssaldo, O>B= Overheidsschulden, geleend door fin instellingen aan overheid
Nationale rekening: Geeft op een boekhoudkundige manier weer hoe de geldstromen lopen.
- Hierdoor weten we heoveel er in Nederland geproduceerd wordt.
(Deze nationale rekeningen zijn bijbehorend aan de grote kringloop)
Gezinnen
Uitgaven
Inkomsten
C=900
S=100
1.000
Y=1000
1000
Bedrijven
Uitgaven
Inkomsten
M=400
Y=5000
5400
E=500
I=600
O=1000
C=3300
5400
Financiële instellingen
Uitgaven
Inkomsten
I=600
(O-B)=200
(E-M)=100
900
S=900
900
Overheid
Uitgaven
Inkomsten
O=1000
1000
B=800
(O-B)=200
1000
Buitenland
Uitgaven
Inkomsten
E=500
500
M=400
(E-M)= 100
500
Formele economie= alle geregistreerde betalingen
Informele economie= alle niet geregistreerde betalingen
Overheid streeft naar stijging van het BBP en het nationaal inkomen
Nationale economische groei: toename van BBP in nationaal inkomen
Reele economische groei BBP (in enge zin): nominale groei, gecorigeerd met inflatie
BBP in ruime zin= BBP in enge zin – negatieve externe effecten + positieve externe effecten
- Negatieve externe effecten: onbedoelde negatieve gevolgen, die niet in de prijs opgenomen zijn
- Bijv. Geluidsoverlast
- Positieve externe gevolgen: Onbedoelde positieve gevolgen die neit in de prijs opgenomen zijn
- Bijv. Verfraaiing van de omgeving
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden