Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Conjunctuur en Structuur

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1150 woorden
  • 21 oktober 2013
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De volledige word (.docx) versie zit bijgevoegd als bestand!

Productie:

  • Grondstoffen
  • Hulpstoffen                  Onderneming à Eindproducten twv. 400.000
  • Diensten van derden                                      
    • Waarde: 50.000

Toegevoegde waarde is in dit geval 400.000-50.000=350.000

Toegevoegde waarde: Hoeveel de producten in waarde zijn gestegen

  • Bruto Toegevoegde waarde: Exclusief afschrijving
  • Netto Toegevoegde waarde: Inclusief afschrijving

Afschrijving: Bedrag dat je apart moet zetten om kapitaal intensieve goederen te vervangen

Zowel winkelier, importeur als vervoerder voegt waarde toe.

  • Winkelier door verzamelen verschillende producten

Toegevoegde waarde - 3 productiefctoren= winstà voor ondernemer

De 4 productiefactoren (+primaire inkomens) zijn:

Naam:

Kosten:

Uitleg:

Kapitaal

Interest

Betaal je over producten die al eerder gemaakt zijn

Arbeid

Loon

Natuur

Pacht

Omvat alles wat de natuur biedt zoals de grond.

Ondernemerschap

Winst

Voor het combineren van de de 3 bovenstaande.

BBP: toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid

Nationaal inkomen: opbrengst van de BBP; Ook wel alle beloningen van de productiefactoren à inkomen van de gehele bevolking

Hierom kan je ook wel zeggen: BBP=nationaal inkomen

BBP is te brekenenen op 2 manieren:

  • Factorkosten: Dit zijn de kosten van de (productie)factoren die worden gemaakt om te kunnen produceren.
  • Marktprijzen: factorprijzen + prijsverhogende belastingen – subsidies

Hoe bereken je nationaal inkomen?

  • Subjectieve methode: gegevens van de belastingdienst
  • Objectieve methode: Gegevens BTW betalingen en Ambtenaarsalarissen (=productieoverheid)
  • Belasting van alle mensen en bedrijven op tellen

Binnenlands inkomen: Som van de primaire inkomens (interest,pach,loon,winst) in een land in een jaar

  • Als iemand uit een ander land in Nederland werkt, telt dit ook.

Nationaal inkomen: Som van primaire inkomens van de inwoners van een land

  • Als iemand uit Nederland in eht buitenland werkt, maar wel in Nederland woont, telt dit mee.
    • Dus dit is: +primaire inkomensoverdrachten uit buitenland, - overdrachten naar buitenland
  • Inkomens overdracht:  inkomen waar geen tegenprestatie tegenover staat

Beschikbaar nationaal inkomen: alle primaire inkomen die mensen binnen krijgen in een land

  • Dit is inclusief de inkomens die men van het buitenland meeneemt naar nederland (bijv. Aow), dat van Nederland naar eht butienland telt dan niet mee.

Economische kringloop: Schematische weergave van geldstromen in een land

Kleine kringloop:

Letter

Betekenis

C

Consumptie

S

Sparen

I

Investeren

Y

Inkomen

Grote kringloop:

Letter

Betekenis

C

Consumptie

S

Sparen

I

Inversteren

Y

Inkomen

B

Belastingen

O

Overheidsuitgaven

M

Import

E

Export

E-M

Betalingsbalans

O-B

Overheidssaldo

Letter

Term

Omschrijving

Formule(s)

Y

Binnenlands inkomen

Totaal aan beloningen van de productiefactoren wat bij de consumenten terechtkomt

Y=C+S+B

W

Binnenlandsproduct

Totale productie van bedrijven aan consumptiegoederen (C), maken nieuwe investeringen (I), Overheidsgoederen (O) en Import, maar hiervoor hebben ze import goederen nodig (M)

W=C+O+I+E-M

Y=W

Dus:

C+S+B=C+O+I+E-M

S-I

Particuliere Spaarsaldo (PS)

Wat de Financiële sector overhoudt

S-I

O-B

Overheidssaldo (OS)

Hoeveel de overheid over houdt of schuld heeft

O-B in schema,

B-O bij berekeningen

PS+OS

Nationaal spaarsaldo

Dit is al het spaargeld op de bank van de huishoudens en bedrijven en de begroting van de overheid bij elkaar opgeteld.

(S-I)+(B-O)

E-M

Saldo op de lopende rekening (betalingsbalans)

Hoeveel gelder meer/minder uitgegeven wordt aan de export t.ov. de import

E-M

 

Betalingsbalans: Overzicht van de ontvangsten tov het buitenland

  • E>M= Overschot op rekening betalingsbalans

Overheidssaldo: de hoeveelheid geld dat de overheid heeft

  • B>O= Positief overheidssaldo, O>B= Overheidsschulden, geleend door fin instellingen aan overheid

Nationale rekening: Geeft op een boekhoudkundige manier weer hoe de geldstromen lopen.

  • Hierdoor weten we heoveel er in Nederland geproduceerd wordt.

(Deze nationale rekeningen zijn bijbehorend aan de grote kringloop)

 

Gezinnen

Uitgaven

Inkomsten

C=900

S=100

1.000

Y=1000

1000

Bedrijven

Uitgaven

Inkomsten

M=400

Y=5000

5400

E=500

I=600

O=1000

C=3300

5400

Financiële instellingen

Uitgaven

Inkomsten

I=600

(O-B)=200

(E-M)=100

900

S=900

900

Overheid

Uitgaven

Inkomsten

O=1000

1000

B=800

(O-B)=200

1000

Buitenland

Uitgaven

Inkomsten

E=500

500

M=400

(E-M)= 100

500

Formele economie= alle geregistreerde betalingen

Informele economie= alle niet geregistreerde betalingen

Overheid streeft naar stijging van het BBP en het nationaal inkomen

Nationale economische groei: toename van BBP in nationaal inkomen

Reele economische groei BBP (in enge zin): nominale groei, gecorigeerd met inflatie

BBP in ruime zin= BBP in enge zin – negatieve externe effecten + positieve externe effecten

  • Negatieve externe effecten: onbedoelde negatieve gevolgen, die niet in de prijs opgenomen zijn
    • Bijv. Geluidsoverlast
  • Positieve externe gevolgen: Onbedoelde positieve gevolgen die neit in de prijs opgenomen zijn
    • Bijv. Verfraaiing van de omgeving

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

BBP in ruime zin= BBP in enge zin – negatieve externe effecten + positieve externe effecten

  • Negatieve externe effecten: onbedoelde negatieve gevolgen, die niet in de prijs opgenomen zijn
    • Bijv. Geluidsoverlast
  • Positieve externe gevolgen: Onbedoelde positieve gevolgen die neit in de prijs opgenomen zijn
    • Bijv. Verfraaiing van de omgeving

Waarvan hangt hat nationaal inokmen en dus ook de welvaard af?

  • Klassieke economen: productiecapactieit wordt altijd geheel benut:
    • Werkloosheidà daling lonen à meer vraagà werkloosheid verdwijnt
    •  beurscrisis 1929 bewees tegendeel
  • Keynes: effectieve vraag bepaald in welke mate de productiecapaciteit wordt benut:
    • Conjunctuurgolven (zie blz 6)
  • Productiecapaciteit:Hangt af van de productiefactoren
    • Arbeid: grootte en scholing vd beroepsbevolkingà human capital
    • Kapitaal: grootte en soort investering:
      • Diepte: Aanschaf van arbeidsbesparende middelen
      • Breedte: aanschaf van middelen die de verhouding van arbeid niet veranderen
    • Natuur: hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen

 Productiecapaciteit is afhankelijk van:

Term

Letter

Formules

Bruto binnenlands product

W

Arbeidsproductiviteit

a

Werkgelegenheid (Arbeidsvraag)

Av

Kapitaalproductiviteit

K

Waarde kapitaal

Kv

  • Te veel arbeidsaanbod à structurele werkloosheid
  • Te veel kapitaal à structurele overcapaciteit

Term

Letter

Formules

Productiecapaciteit

W*

Aanbod van arbeid

Aa

W*=Aa x a

Arbeidsproductieviteit

a

Kapitaal aanbod

Ka

W*=Ka x k

Kapitaal productiviteit

k

Aanbod hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen

Na

W*= Na x n

Snelheid van winning natuurlijke hulpbronnen

n

Laagste W* is het landelijke productiecapaciteit

2 soorten kapitaal goederen:

  •    Vlottende kapitaalgoederen à gaan 1x mee in productieproces
  •    Vaste kaptiaalgoederen à gaan meerdere keren mee in productieproces

Term

Letter

Formules

Binnelands inkomen

Y

W=Y=EV

EV= C+I+O+E-M

Effectieve vraag

EV

Bruto binnenlands product

W

Bestedingsevenwicht: W*=W=Y=EV

  • Is echter in realiteit niet mogelijk.
  • Geen over/onderbesteding
  • Geen conjuncturele werkloosheid/ bestedingsinflatie

Onderbesteding: EV=W< W*

Overbesteding: EV=W > W*

  • Situatie te berekenen door:
    • Werkloosheidsgraad
    • Met een berekning

Bezettingsgraad: Hoeveel % vd productiecapaciteit wordt benut:

Overheidsingrepen: vaak anti-cyclisch, dus ook in dit geval.

Onderbesteding:

Overbesteding:

Verhoogd eigen uitgaven

Verlaagd eigen uitgaven

 (Loon)belastingen verlaagd

(loon)belastingen verhoogd

Verhogen sociale uitkeringen

Verlagen sociale uitkeringen

Centrale bank verlaagd rentestand

  • Verleidelijker omte lenen
  • Minder verleidelijk om te sparen

Centrale bank verhoogd rentestand

  • Minder verleidelijk omte lenen
  • Verleidelijker om te sparen

2008: NLà kredietcrisisà overheidsuitgaven te grootà groot begrotingstekort

2011: Weer crisis in NLà NL overheid heeft geen geldreserves meerà bezuinigingenà crisis verergert

Convergentie: inkomenskloof tussen landen wordt kleiner: economische groei per land verschitl

Divergentie: inkomenskloof tussen land wordt groter, oorzaken:

  • Structurele groeiverschillen
    • Geringe kwaliteit van beroepsbevolking
    • Onvoldoende investeringen en econmische vooruitgang
    • Te kort aan natuurlijke hulpbronnen
  • Conjuncturele groeiverschillen
    • Geringe consumptie en investeringen (C+I)
    • Kleine collectieve secter (O)
    • Tekorten op betalingsbalans (E-M)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.