Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Arbeidsmarkt - Hoofdstuk 2-3

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1112 woorden
  • 7 februari 2009
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
2.1 DE ENE BAAS IS DE ANDERE NIET
Eenmanszaak: een eenmanszaak is een bedrijf met maar 1 baas zo’n bedrijf kan wel meer dan 100 man personeel hebben. De eigenaar moet er ook voor zorgen dat hij/zij genoeg startvermogen heeft.
Nadelen: De eigenaars van eenmanszaken zijn privé aansprakelijk, voor de schulden en faillissement, als je de schulden niet kunt betalen kan de belasting jouw privé eigendommen innemen.
Voordelen: eenvoudig te beginnen, geen last van anderen met beslissingen,

Als de eigenaar zijn privé vermogen op de naam van zijn/haar partner laat zetten kan de belasting hun daar niet meer aansprakelijk stellen

VoF: bij een VoF zijn er meerdere eigenaren in tegenstelling tot de eenmanszaak.
Nadelen: meer overleggen, je kunt ruzie krijgen, privé aansprakelijk, als van de 3 firmanten 1 het privé vermogen behoudt is hij/zij volledig aansprakelijk.
Voordelen: meerdere eigenaren, betere mogelijk heden om geld te lenen
Als de eigenaar(en) hun privé vermogen op de naam van een van de partners laat zetten kan de belasting hun daar niet meer aansprakelijk voor stellen

BV/NV.
 zijn juridisch zelfstandig, dit betekent dat personen het bedrijf afzonderlijk voor de rechter kunnen slepen zonder dat het persoon de eigenaren aanklaagt.
 Niet met privé vermogen aansprakelijk
Dit is een bepaalde scheiding tussen bedrijf en eigenaren wat de eenmanszaak en de VoF niet hebben
 Hebben aandelen, deze aandelen zijn in handen van aandeelhouders. Een aandeel is een eigendomsbewijs van een bedrijf dus als je een aandeel van een bedrijf bent ben je eigenlijk een klein beetje eigenaar. Aandeelhouders krijgen ook een deel van de winst: het dividend
Bij een BV (besloten vennootschap) staan de aandelen op naam. Meestal is een BV in handen van één of enkele directeuren-grootaandeelhouders. Als aandeel houders zijn zij de eigenaren van de BV, maar zij hebben als directeuren ook de dagelijkse leiding over het bedrijf. Degene met het grootste aantal aandelen ontvangt dan ook het grootste deel van de winst. Als het bedrijf failliet gaat zijn de aandeelhouders alleen het ingelegde bedrag kwijt, meer niet.


Bij een NV (naamloze vennootschap) staan de aandelen niet op naam, deze zijn dus op de beurs vrij verhandelbaar. Als de aandelen in trek staan stijgt de prijs en andersom ook. Sommige NV’s hebben duizenden of miljoenen aandeelhouders, maar hebben meestal maar een paar grootaandeelhouders die samen de meer dan de helft in handen hebben. De aandeelhouders zijn de eigenaren van een NV

Een keer per jaar komt de aandeelhoudersvergadering bijeen. Elke aandeelhouder heeft stemrecht. Ieder aandeel betekent één stem. De aandeelhouders worden vertegenwoordigd door de raad van commissarissen, zij controleren de raad van bestuur. De raad van bestuur zijn de directeuren, zijn, zijn gewoon werknemers en hoeven niet aandelen in handen te hebben, dit hebben ze vaak wel om vertrouwen in het bedrijf uit te stralen.

2.2 DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Een werknemer en werkgever moeten altijd een arbeidsovereenkomst opstellen, een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen een werkgever en werknemer, in zo’n arbeidsovereenkomst worden arbeidsvoorwaarden zwart op wit vastgelegd zodat er later geen onduidelijkheid kan ontstaan.
In een individuele arbeidsovereenkomst worden het loon en de arbeidstijd vastgelegd, voor het overige gebruiken ze de Collectieve arbeidsovereenkomst.
Doordat ze niet iedere werknemer de arbeidsovereenkomsten individueel kan opstellen bestaat de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) hierin worden de primaire en de secundaire overeenkomsten in opgesteld. In een CAO staan de rechten en plichten van de werkgevers en werknemers zwart op wit.
Iedere bedrijfstak heeft een eigen CAO
Bonden van werkgevers en werknemers onderhandelen over de CAO’s voor de werknemers doen de vakbonden dit en voor de werkgevers de werkgevers bonden. Sommige Grote bedrijven hebben een eigen CAO zoals Philips.
De organisatiegraad is het percentage van werknemers wat is aangesloten bij een vakbond.
Ook profiteren de mensen die niet aangesloten zijn bij een vakbond van de CAO omdat dat voor iedereen in een bedrijftak geld.
Een CAO gaat pas in als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de CAO algemeen verbindend verklaart.

Primaire arbeidsvoorwaarden zijn arbeidsvoorwaarden voor loon en werktijden
Secundaire arbeidsvoorwaarden zijn voor auto v/d zaak en vakantie regeling enz.
Niet alle secundaire arbeidsvoorwaarden worden in een CAO besproken soms zoals bijv. een auto v/d zaak

3.1 LOON IN DE OGEN VAN DE WERKNEMERS
Een inflatie van 3% per jaar betekent dat je voor precies hetzelfde gevulde boodschappenwagentje vorig jaar € 100 euro voor moest betalen, je nou € 103 moet betalen
Als de loon in euro’s gelijk blijft, terwijl de prijzen stijgen, kunnen werknemers minder kopen, de koopkracht is gedaald. Werknemers willen een loonstijging die er voor zorgt dat zij evenveel kunnen blijven komen. Een loonstijging die is bedoeld om de koopkracht op peil te houden noemen we prijscompensatie. Als er in een jaar een inflatie van 2% moet er een prijscompensatie zijn van 2% om de koopkracht te behouden
De gemiddelde productie per werknemer per gewerkte tijdseenheid noemen we arbeidsproductiviteit. Er is een aantal oorzaken voor de stijging van de arbeidproductiviteit
 Mechanisering (het gebruik maken van machines de mens blijft de grootste rol spelen) Automatisering (het gebruik maken van computers en robots.) De mens wordt vervangen)
 Arbeidsverdeling en specialisatie ( Arbeidsverdeling is het verdelen van het productie proces in onderdelen zodat zich gaan richten op 1 stuk van een product zo specialiseren ze zich
 Scholing (hierdoor kunnen werknemers per uur meer te produceren
Stijging van de Arbeidsproductiviteit betekent dat een werknemer per uur meer produceert

Primaire sector = Landbouw en Visserij
Secundaire sector = industrie
Tertiaire sector = commerciële dienstverlening
Quartaire sector = niet commerciële dienstverlening
In de quartaire sector kan de arbeidsproductiviteit moeilijker stijgen omdat dit toch een mensen baan blijft zonder machines dit is in de andere sectoren anders.
Initiële loonstijging = een loonstijging die door een stijging van de Arbeidsproductiviteit komt Incidentele loonstijging = loonstijging die maar enkel voorkomt door bijv. promotie

Een werknemer ziet zijn loon als inkomsten bron terwijl een werknemer dit toch als kosten ziet. Hogere lonen leiden tot lagere winst en dus minder inkomen voor het bedrijf en de eigenaren

Omzet = Afzet x Verkoopprijs
Winst = Omzet – kosten

Een loonstijging kan tot problemen leiden wanneer de loonstijging groter is dan de stijging van de arbeidsproductiviteit dan stijgen namelijk de loonkosten per product
Voorbeeld:
Een bedrijf heeft in totaal 4 werknemers. Deze 4 ontvangen in totaal €200 per uur aan loon en produceren in een uur samen 100 producten X. De loonkosten per eenheid product X bedragen dan €200/100 = €2
Als de loonkosten van de 4 werknemers stijgen met 10% en de arbeidsproductiviteit stijgt maar met 5% dan zullen de loonkosten per product stijgen. De totale loonkosten word namelijk €200+10%=€220 en de arbeidsproductiviteit stijgt naar 100+5%=105 stuks. De loonkosten per product X worden dan: €220/105=2.10 dus een stijging van €0.10


Als de bedrijven in Nederland hun prijzen in verhouding meer verhogen dan buitenlandse bedrijven, worden Nederlandse producten duurder. Dan verslechterd te concurrentie positie van het Nederlandse bedrijfsleven ten opzichten van het buitenland. Het buitenland koopt dan minder Nederlandse producten, terwijl Nederlander meer buitenlandse producten kopen hierdoor daalt de werkgelegenheid

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.