Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Arbeidsmarkt (H4)

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1197 woorden
  • 20 augustus 2008
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 8
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
4.1 Werkgelegenheid in Nederland

Deze paragraaf is eigenlijk alleen maar een opdracht en daarvoor moet je weten hoe je procentuele veranderingen (toename/afname) en indexcijfer uitrekent. Dus zo:
En je moet de verschillende sectoren kennen.

Primaire sector: landbouw, jacht, bosbouw, visserij - beroep: boer, jager
Secundaire sector: nijverheid, industrie, bouw - beroep: metselaar, timmerman, bouwvakker
Tertiaire sector: commerciële dienstverlening, particulier streeft naar winst - reclamemaker

Quartaire sector: niet commerciële dienstverlening: onderwijs, zorg - dokter, leraar, verpleger

4.2 Verschuivingen in de werkgelegenheid


In deze paragraaf leer je dat werkgelegenheid wordt bepaald door verschillende factoren. Zoals bijvoorbeeld: de productie en de gemiddelde productie per werknemer,de arbeidsproductiviteit. Als de totale productie stijgt zijn er meer werknemers nodig, als elke werknemer evenveel blijft maken. Als de arbeidsproductiviteit stijgt(dus als een werknemer per tijdseenheid meer produceert) zijn er meer werknemers nodig om dezelfde hoeveelheid producten te maken.

Een voorbeeld in de landbouw. Door de sterk stijgende arbeidsproductiviteit waren er steeds minder mensen nodig om dezelfde hoeveelheid voedsel te maken. Daardoor werden veel  mensen overbodig in de landbouw en kon de werkgelgenheid in de andere sectoren groeien. Door een stijging van de arbeidsproductiviteit kan dus de welvaart stijgen:met evenveel mensen kun je meer produceren. Ook in de andere sectoren vinden veranderingen van de werkgelegenheid plaats. Zo had Nederland een bloeiende textiel- en scheepsbouwindustrie,maar die zijn verdwenen omdat deze producten goedkoper gemaakt werden in het buitenland.
Ook verdwijnt de werkgelegenheid in sectoren waarvan de producten niet meer gevraagd worden omdat er betere vervangers op de markt komen.Zo is de lp vervangen door de cd en het ruitijg door de auto. Het vernieuwen van producten en productieprocessen noemen we innovatie.

De verbanden tussen productie,arbeidsproductiviteit en werkgelegenheid kun je ook in formules weergeven:
Als procentuele veranderingen van productie,arbeidsproductiviteit of werkgelegenheid gegeven worden, dan is het handig om met indexcijfers te werken.

4.3 Mens of machine.

Investeren is het kopen van kapitaalgoederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers enzovoorts) door bedrijven. Kapitaalgoederen noemen we ook wel kapitaal. Machines, gebouwen en transportmiddelen zijn dus kapitaal. Als een gezin goederen of dienste koopt noemen we dit consumeren. Met gezin wordt niet alleen bedoeld man, vrouw en kinderen maar ook studenten op kamers, een alleenstaande, een ongehuwde moeder of een homoseksueel paar. Door een analyse van de kosten van de verschillende productiemethoden, kan een bedrijf nagaan welke productiemethode de minste kosten en dus de meeste winst oplevert. Bedrijven kunnen vaak kiezen uit verschillende combinaties van machines en werknemers om een bepaalde hoeveelheid goederen te produceren. Welke keuze het bedrijf maakt hangt af van de arbeidskosten en de kosten van de kapitaalgoederen (de kapitaalkosten). Wordt bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld, dan wordt de productie arbeidsintensiever. Wordt arbeid vervangen door kapitaal noemen we deze substitutie. De producten worden dan kapitaalintensiever. Stijgende loonkosten leidden ertoe dat de ballenfabriek mensen ging vervangen door betere en modernere machines. De productie werd hierdoor kapitaalintensiever. Je spreekt van diepte-investering als een arbeidsvervangende investering tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Bij een diepte-investering koopt het bedrijf machines van betere kwaliteit. Koopt een bedrijf kapitaalgoederen van dezelfde kwaliteit dan noemen we dat breedte-investering. De arbeidsproductiviteit blijft in dit geval gelijk. Breedte-investering kan oude machines vervangen maar ook uitbreiden van het machinepark. De verhouding tussen machines en arbeiders blijft gelijk dus blijft het net zo kapitaalintensief en arbeidsintensief als het al was. De productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid die geproduceerd kan worden. Met schaalvoordelen bedoelen we dat de kosten per product dalen als de productieomvang stijgt. Als mensen worden vervangen door machines dan heet dat mechanisering.

4.4 Hier of daar.


Je hebt nu geleerd dat stijgenede loonkosten kunnen leiden dat de werkgelegenheid daalt omdat mensen worden vervangen door machines. Te hoge loonkosten kunnen er ook toe leiden dat er productie verplaats wordt naar het buitenland.

Er zijn 2 manieren waarop productie naar het buitenland verplaatst kan worden.
- Het sluiten van een vesting in Nederland en gelijktijdig openen van een vergelijkbare vesting in bijv. China. (een laagloonland)
Dit gebeurt vooral bij multinationals.(Een multinational is een onderneming met productievestigingen in verschillende landen)
- Een bedrijf uit Nederland word weggeconcurreerd door een bedrijven uit lagelonenlanden.

Het verplaatsen van productie naar het buitenland hangt samen met de concurrentiepositie van een land ten opzichte van het buitenland. Onder concurrentiepositie verstaan we het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Het belangrijkste wapen in de concurrentiestrijd is de prijs. De prijs hangt af van de kosten. Naast de prijzen spelen concurrentiestrijd, zoals kwaliteit en infrastructuur een rol.

In het volgende schema kun je het verband tussen kosten, prijzen, concurrentiepositie, productie en werkgelegenheid samenvatten.
stijgt/stijgen= daalt/dalen=

Als door loonstijgingen bedrijven verplaatst worden naar het buitenland kunnen massa-ontslagen in korte tijd tot aanzienlijk banenverlies leiden.De werkloosheid zal dan sterk stijgen. Meestal is wel gunstig om sommige producten niet in eigen land te maken,maar in landen waar het goedkoper kan, zoals China, waar de lonen veel lager liggen dan hier. Voor zowel China als Nederland is het gunstig om zich toe te leggen op het produceren van goederen waarin ze het goedkoopst zijn. De welvaart kan groeien door de toegenomen export.

4.5 Hoge lonen, meer bestedingen.

Als bedrijven de lonen zouden gaan verlagen, zouden ze zichzelf voor een groot probleem stellen: werknemers zouden te weinig inkomen hebben om de geproduceerde goederen te kunnen kopen.De hoeveelheid goederen die de bedrijven in een land verkopen, hangt af van de totale vraag naar goederen en diensten in en land. Vragers van goederen zijn, gezinnen, bedrijven en overheden.


Begrippenlijst H4

- Arbeidsintensiever = als er bij de productie meer arbeid dan machines ingeschakeld worden.
- Arbeidskosten = kosten die een bedrijf maakt om zijn arbeiders te ‘onderhouden’.
- Arbeidsproductiviteit = de gemiddelde productie per werknemer. Deze is de laatste 100 jaar erg gestegen, per werknemer per gewerkte tijdseenheid.
- Breedte-investering = een bedrijf koop kapitaalgoederen die gelijk zijn aan de kapitaal-goederen die het al had (een investering in dezelfde soort machines, waarbij de arbeidsproductiviteit gelijk blijft). Het kan betrekking hebben op het vervangen van oude machines, maar ook op uitbreiding van het machinepark.
- Concurrentiepositie = het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten.
- Consumeren = wanneer een gezin goederen of diensten koopt.
- Consumptie = de vraag naar goederen en diensten in een land.
- Diepte-investering = een arbeidsbesparende investering die tot gevolg heeft dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Het bedrijf koopt dus beter machines dan het had.
- Innovatie = (vernieuwing) het ontwikkelen van nieuwe productie en het ontwikkelen (+ het in gebruik nemen) van nieuwe productieprocessen.
- Investeren = het kopen van kapitaal goederen (machines, gebouwen, transportmiddelen, computers e.d.) door bedrijven.
- Kapitaal = machines, gebouwen, transportmiddelen, computers e.d.

- Kapitaalgoederen = zie kapitaal
- Kapitaalintensiever = als er bij de productie meer machines in verhouding tot werknemers zijn.
- Kapitaalkosten = de kosten van kapitaalgoederen.
- Loonkosten = kosten die een bedrijf maakt om zijn werknemers uit te betalen.
- Mechanisering = het gebruik maken van machines in plaats van mensen.
- Productiecapaciteit = hoeveel een land/ bedrijf in een bepaalde tijd maximaal kan produceren.
- Schaalvoordelen = de kosten per product dalen, wanneer de productieomvang stijgt.
- Verplaatsen van productie = een bedrijf wordt weggeconcurreerd of een bedrijf sluit in het ene land maar wordt weer geopend in een ander land.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.