Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Naamval 1, 3, 4

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 822 woorden
  • 24 juni 2015
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?

Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.

Lees meer!

Naamvallen
Wanneer welke naamval?

 voorzetsels

zinsdelen

1

x

( onderwerp )

[[ naamwoordelijk deel ]]

4

bis                        tot

entlang              langs

für                        voor

gegen                 tegen

ohne                   zonder

um                       om

durch                  door

lijdend voorwerp

3

mit                       met

nach                    naar

bei                       bij

seit                      sinds

von                      van

zu                         naar

aus                       uit

auβer                  behalve

gegenüber       tegenover

  meewerkend voorwerp

Stap 1: wel of geen voorzetsel? Nee?:

Stap 2: welke naamval hoort hierbij?

  • (onderwerp ): wie/wat + gezegde?
  • lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
  • meewerkend voorwerp: aan/voor wie + gezegde+ onderwerp + lv?

Welke vormen?

männlich (m)

weiblich (w)

sächlich (s)

Mehrzahl (Mz)

1

der -e

die -e

das -e

die -en

4

den -en

die -en

das -en

die -en

3

dem -en

der -e

dem -e

den +n -en

männlich (m)

weiblich (w)

sächlich (s)

Mehrzahl (Mz)

1

ein -er

eine -e

ein -es

meine -en

4

einen -en

eine -en

ein -en

meine -en

3

einem -en

einer -e

einem -es

meinen + n -en

De bezittelijke voornaamwoorden worden op dezelfde manier verbogen als –ein.

mijn

jouw

zijn

haar

onze

jullie

hun

uw

mein-

dein-

sein-

ihr-

unser-

euer-

ihr-

Ihr-

Persoonlijke voornaamwoorden

1

ich

= ik

du

= jij

er

= hij

sie

= zij

es

= het

4  

mich

= mij

dich

= jou

ihn

= hem

sie

= haar

es

= het

3 

mir

= mij

dir

= jou

ihm

= hem

ihr

= haar

ihm

= het

1

wir

= wij

ihr

= jullie

sie

= ze

Sie

= u

4

uns

= ons

euch

= jullie

sie

= hen/hun

Sie

= u

3

uns

= ons

euch

= jullie

ihnen

= hen/hun

Ihnen

= u

Gebiedende wijs

3 vormen

1.Iemand die je met ‘du’ aanspreekt (aan 1 persoon)

2.Iemand die je met ‘ihr’ aanspreekt (aan meerdere personen)

3.Iemand die je met ‘Sie’ aanspreekt (1 of meerdere personen: beleefdheidsvorm)

Vorm 1:      De du vorm zonder –st (bijv. Komm!)

                      De a/ä wissel valt weg! (bijv. Lauf!)

                      Werkwoorden met de stam op –d/-t/ -ig/ -chn: extra –e

                      (anders slecht uit te spreken, bijv. Arbeite!)

Vorm 2:      De ihr-vorm zonder het psv ‘ihr’ (bijv. Kommt!)

Vorm 3:      Het zelfde als de Sie-vorm (bijv. Kommen Sie!)

Uitzonderingen

Sein

Haben

Werden

Fahren

Schlafen

Tragen

1.(du)

sei

hab(e)

werde

fahr

schlaf

trag

2.(ihr)

seid

habt

werdet

fahrt

schlaft

tragt

3.(Sie)

seien Sie

haben Sie

werden Sie

fahren Sie

schlafen Sie

tragen Sie

Laufen

Sprechen

Essen

Helfen

Geben

Nehmen

1.(du)

lauf

sprich

iss

hilf

gib

nimm

2.(ihr)

lauft

sprecht

esst

helft

gebt

nehmt

3.(Sie)

laufen Sie

sprechen Sie

essen Sie

helfen Sie

geben Sie

nehmen Sie

Lesen

Sehen

1.(du)

lies

sieh

2.(ihr)

lest

seht

3.(Sie)

lesen Sie

sehen Sie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.