Mach Mit, Kapitel 8 t/m 12

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 729 woorden
  • 17 oktober 2007
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Zinnen K8B

Deutsch Nederlands
Es tut mir Leid. Het spijt me.
Ich muss weg. Ik moet weg.
Ist es wirklich so? Is het echt/werkelijk zo?
Es ist schon Zeit. Het is al tijd.
Nach heute kommt morgen. Na vandaag komt morgen.
Ich muss morgen früh auf. Ik moet morgen vroeg op.
Wir kommen um sieben Uhr. Wij komen om zeven uur.
Ich komme bald wieder. Ik kom spoedig weer.
Ich muss weg. (Auf) Wiedersehen. Ik moet weg. Tot ziens.
Ich gehe. Tschüs Tom. Ik ga. Doei/Dag Tom.
Herr Peters muss sich verabschieden. Meneer Peters moet afscheid nemen.
Es war nett bei Ihnen. Het was leuk bij u.
Es war nett, Sie kennen zu lernen. Het was leuk u te leren kennen.
Vielen Dank für die Einladung. Dank u voor de uitnodiging.
Danke für die Einladung. Bedankt voor de uitnodiging.

Zinnen K9B

Deutsch Nederlands
Die Familie hat vier Personen. Het gezin heeft vier personen
Ich zähle bis zehn. Ik tel tot tien.
Der Vater ist ein Mann. De Vader is een man.
Die Mutter ist eine Frau. De moeder is een vrouw.
Tom ist noch ein Kind. Tom is nog een kind.
Fahren Sie nach links. Rijdt u naar links.
Erst links, dann rechts. Eerst links, dan rechts.
Tom ist ein Junge. Tom is een jongen.
Heike ist ein Mädchen. Heike ist een meisje.
Der Hund heißt Max. De hond heet Max.
Herr Schneider ist ein Mann. Meneer Schneider is een man.
Frau Schneider ist eine Frau. Mevrouw Schneider is een vrouw.
Der Sohn heißt Tom. De zoon heet Tom.
Die Tochter heißt Heike. De dochter heet Heike.
Das ist natürlich nicht möglich. Dat is natuurlijk niet mogelijk.
Ich bin 13 Jahre alt. Ik ben 13 jaar oud.
Heike ist Toms Schwester. Heike is Tom’s zus.
Tom ist Heikes Bruder. Tom is Heike’s broer.
Der Opa ist schon alt. De opa is al oud.
Wo sind der Opa und die Oma? Waar zijn de opa en de oma?

K11A

Nederlands Deutsch
Maandag der Montag
Dinsdag der Dienstag
Woensdag der Mittwoch
Donderdag der Donnerstag
Vrijdag der Freitag
Zaterdag der Samstag
Zondag der Sonntag

K11B

Nederlands
In September is de zomer voorbij.
Welke dag is het morgen?
Een week heeft zeven dagen.
Januari is de eerste maand.
Een jaar heeft twaalf maanden.
De herfst is een jaargetijde.
Het vries vijf graden.
Het sneeuwt.
In het voorjaar word de natuur weer groen.
Morgen schijnt de zon.
De zon brand, het is zeer heet.
De avonden zijn al koud.
Aan de Noordzee is het erg winderig.
Vandaag vries het, het is koud

Deutsch

Im September ist der Sommer vorbei.
Welcher Tag ist heute?
Eine Woche hat sieben Tage.
Der Januar ist der erste Monat.
Ein Jahr hat zwölf Monate.
Der Herbst ist eine Jahreszeit.
Es friert fünf Grad.
Es schneit
Im Frühjahr wird die Natur wieder grün.
Morgen scheinty de Sonne.
Die Sonne brennt, es ist sehr heiß.
Die Abende sind schon kühl.
An der Nordsee ist es oft windig.
Heute friert es, es ist kalt.
K12A

Deutsch Nederlands

die Sonne de zon
Die Sonne scheint. De zon schijnt.
die Wolke de wolk
Es ist wolkig/bewölkt. Het is bewolkt.
der Regen de regen
Es regnet. Het regent.
der Hagel. de hagel
Es hagelt. Het hagelt.
der Schauer de regenbui
Es gibt einen Schauer. Het stortregent.
das Gewitter de onweer
Es gewittert. Het onweert.
der Nebel de mist.
Es ist neblig. Het is mistig.
der Schnee de sneeuw.
Es schneit. Het sneeuwt.
der Frost de vorst.
Er friert. Het vriest.
der Wind de wind.
Es weht. Het waait.

K12C

Deutsch Nederlands
Wie ist die Wettervorhersage Hoe is het weerbericht
für morgen? voor morgen?
Wir hören die Wettervorhersage Wij horen het weerbericht
im Rundfunk. op de radio.
Die Aussichten sind gut. De vooruitzichten zijn goed
Das Wetter ist heute schlecht. Dat weer is vandaag slecht
Wenn die Sonne scheint, machen wir Wanneer de zon schijnt
eine Radtour. maken we een fietstocht.
Ich bin im Sommer meistens zu Hause. Ik ben in de zomer meestal
thuis.
Bekommen wir Regen oder bleibt Verwachten we regen of
es trocken? blijft het droog?
Gregen Abend gibt es regen. Tegen de avond komt er
regen.
Er kommt vielleicht morgen. Hij komt misschien morgen
Wie hoch ist heute? Hoe hoog is de
temperatuur vandaag?
Der Wind ist heute mäßig. De wind is vandaag matig.
Morgen ist der Wind schwach. Morgen is de wind zwak.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.