Stijlen en stromingen

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 709 woorden
  • 28 augustus 2006
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Stijlen en stromingen Stijlen en stromingen Abstract expressionisme: (1946) expressiviteit, improvisatie, vaak grote schilderijen, Jackson Pollock. Avant-garde: Vanaf 1900 tot 2e wereldoorlog, experimenteert met vernieuwing in kunst en cultuur en verzet zich tegen maatschappelijke en culturele orde, bijvoorbeeld Dada en Futurisme. Barok: Eind 16e tot begin 18e eeuw. Veel versiering, eenwording van de beeldende en bouwkunst. Schilderkunst: veel beweging en licht/donker contrasten. Bouwkunst beweging en contract licht en schaduw. Classicisme: Kunst en cultuur uitingen voortgekomen uit de klassieke kunst na de Renaissance. Constructivisme: kunststroming uit Rusland rond 1915. Nadruk op materiaalonderzoek en constructie. Constructivistisch theater: Theatervorm, nadruk op niet-naturalistisch spel en industrieel ogende decors. Expressionisme: Kunst waarbij de nadruk ligt op uitdrukking geven aan gevoel, emoties. Muziek: atonale muziek. Theater: ‘De Schreeuw’, stukken die daar wat mee te maken hebben, veel emoties e.d. Functionalisme: 20e eeuwse architectuur en vormgeving. De functie van het object wordt als uitgangspunt genomen voor de vormgeving. Futurisme: Italiaanse beweging. Poging om literatuur, muziek, theater en beeldende kunst aan te laten sluiten bij een veranderende samenleving waarin industrie, machine en oorlog een belangrijke rol spelen. Gotiek: 13e en 14e eeuw. Streven naar een groter realisme. Er wordt weer uitdrukking gegeven aan menselijke gevoelens. Architectuur: luchtbogen, grote glas-in-loodramen. Impressionisme: Schilderstijl, het direct waarnemen van de werkelijkheid is uitgangspunt voor de onderwerpskeuze, kleurkeuze en compositie. Veel aandacht voor licht en kleur. Kubisme: stroming in beeldende kunst, vormen in de natuur worden teruggevoerd tot geometrische basisvormen. Kenmerk: combinatie van verschillende gezichtspunten. Naturalisme: Eind 19e eeuw. Natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid. Nouveau réalisme: Stroming in beeldende kunst, ontstaat in Frankrijk 1960. Ironische betekenis en zijn vaak gemaakt van allerdaagse materialen. Postmodernisme: benadrukt dat maatschappelijke en persoonlijke ontwikkelingen instabiel zijn en vaak door culturele factoren wordt bepaald. Realisme: eind 19e eeuw, verwerping van idealistische onderwerpen staat centraal. Zichtbare werkelijkheid zonder allerlei fratsen. Suprematisme: 1915 – 1924. Schilderstijl, volledig abstracte kunst. Doel: opwekken van pure gevoelens. Surrealisme: ontstaan in 1924, beweging in beeldende kunst, literatuur en film. Het verbeelden en uitbeelden van een hogere realiteit achter de uiterlijke verschijningsvorm. Belangstelling voor droom, visioen en fantasieën. Film: gebruiken seksuele verlangens en extase, geweld, godslastering en bizarre humor. Muziek Bebop: Rauwe, snelle jazzstijl met veel improvisaties, drugs, bas, piano, saxofoon, trompet. Ontstaat in 1940. Artiest: Charlie Parker

Blues: Zwarte Amerikaanse muziek, ontstaat eind 19e eeuw. Vaste regels. Disco: dansmuziek met stuwend ritme, voortgekomen uit Soul. Populair geworden eind jaren 70. Funk: Soul, accent ligt op ritmesectie, vaak herhaalde akkoorden, bijvoorbeeld James Brown. Hiphop: cultuur van zwarte stadsjeugd in de VS. Dansstijl, rap en graffiti, kledingstijl enzovoort. House: Muziekstijl ontstaan vanuit disco met snellere beat. Remixen komt vaak voor. Jazz: Muziekstijl vanaf 1900, gemaakt door zwarte bevolking van VS. Soms luistermuziek, soms dansmuziek, improvisatie komt veel voor. Psychedelische rock: progressieve rock eind jaren 60, experimenteren met afwijkende instrumenten en geluidstechnische foefjes, muziek om naar te luisteren, ook onder invloed van drugs. Punk: stroming in popmuziek, eind jaren 70 ontstaan in Groot-Brittannië als reactie op populaire industriële popmuziek. Shockerende teksten, afzetten tegen middelmaat en burgerlijkheid door middel van ideeën en uiterlijk. Reggae: muziekstijl uit Jamaica, eind jaren 60 in popmuziek. Bob Marley, groen rood en geel. R&B: zwarte dans en amusementsmuziek. Vermenging blues en gospel, populair in jaren 50 en 60 in zwarte Amerikaanse gemeenschappen. Rock-‘n-roll: ontstaat in jaren 50 uit R&B en Country. Begin popmuziek, Elvis Presley. Soul: zwarte popmuziek ontstaan uit gospelzang en R&B. Swing: Jazzvorm, zeer populair van 1930-1950. Dansmuziek uitgevoerd door grote orkesten. Symfonische rock: rockmuziek waarin de opbouw van een nummer associaties oproepen met klassieke muziek. Overig Bauhaus: kunstopleiding, gesticht in 1919, legt nadruk op toegepaste kunsten en industriële vormgeving. Cobra: kunstenaarsgroep, Kopenhaven, Brussel en Amsterdam. Herkenbare, kleurrijke stijl, primitieve culturen en kindertekeningen. Artiest: Karel Appel. Commedia Dell’Arte: Toneelvorm met vaste typen, door kostuums en maskers herkenbaar, er is een scenario maar wordt veel geïmproviseerd. Dada: Artistieke beweging tussen 1916 en 1924. Reactie op 1e Wereldoorlog. Toeval, spontaniteit, absurditeit. De Stijl: Nederlandse kunstenaars groep rond tijdschrift ‘De Stijl’. Strenge vormgeving. High tech: architectuurstroming vanaf 1975, nadruk ligt op het zichtbaar maken van de technische constructie van een gebouw. Veel staalconstructies. Centre Pompidou in Parijs. Het Nieuwe Bouwen: Nederland tussen 1925 en 1940, moderne architectuur beïnvloed door Bauhaus en CIAM. Functionele bouwstijl, glas, staal en beton. Pop art: Stroming in beeldende kunst vanaf 1955. Gebruik van motieven uit de populaire massamedia.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.