Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ruimte en vorm

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1031 woorden
  • 25 juni 2004
  • 96 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
96 keer beoordeeld

Ruimte:

3dimensionaal: werkelijk bestaande ruimte bezittend; drie afmetingen hebbend (hoogte x breedte x diepte)

2 dimensionaal: in het platte vlak; twee afmetingen hebbend (hoogte x breedte)

dimensie: afmeting

werkstuk ruimte inneemt: 3 dimensionaal (beeld, gebouw, stoel)

beeld in platte vlak: 2 dimensionaal (foto, schilderij)

bouwkunst grenzen kunstmatig: muren, plafond, vensters

compacte vorm meer nadruk op zichzelf

luchtiger beeld: ruimte eromheen accentueren


meerdere vormen: afmetingen ruimte benadrukken (rij beelden plein)

hoe opener begrenzing, hoe vloeiender binnen- en buitenruimte in elkaar over gaan

ruimtelijkheid: wisselwerking tussen beeld en omringende ruimte

gesloten vorm: vormen van elkaar afgesloten, geringere ruimtelijkheid dan open vorm

open vorm: vorm met grote wisselwerking met omringende ruimte (lijnenkubus)

ruimteomvattend: lijkt hol

ruimteinnemend: massief/zwaar

plasticiteit: beschrijft voelbare ruimtelijke kwaliteit van oppervlak van beeld
bij platte vlak: suggestie indruk van tastbare ruimtelijkheid
bij 3 dimensionaal: werkelijk voelbare ruimtelijke aard van beeld

ruimtelijke (open) vorm minder plastisch dan gesloten compacte vorm

diepte: meetbare (3 dimensionale/2 dimensionale) ruimte > betrekking op bekende overzichtelijke ruimte waarin afstanden kunt meten of schatten

ruimte: nietexact aangeven waar ruimte ophoudt.


schilderkunst: diepte: redelijk meetbare vorm van ruimte-uibeelding gebruikt
(perpectief, isometrie)
ruimte: suggestie van ruimte, maar onbepaald

zonder ruimte-suggestie: ruimte wordt aangeduid, weergave is symbolisch en niet
werkelijkheid

met ruimte-suggestie: geprobeerd ruimte overtuigend weer te geven

voorbeelden ruimte-uibeelding: stapeling, omklapping, functionele ruimte-uitbeelding

functionele vormen: plattegrond, doorsnede, aanzicht, projectiemethoden

illusionisme/trompe l’oeil: als de illusie van ruimte zo sterk is dat het lijkt alsof er echt een
ruimtelijke werkelijkheid ontstaat

ruimte suggereren:
gradienten
overlapping
indeling in plans
afsnijding
licht/schaduwwerking
ruimtewerking door lijnen
kleurperspectief

middelen ruimte suggereren: gradienten, overlapping

gradienten: zaken die verder van beschouwer vandaag zijn minder duidelijk

grootte gradient: vormen worden kleiner naarmate ze verder weg lijken


repoussoir: op voorgrond een detail groot weergegeven tegen een verre, kleine
achtergrond > ontstaat sterk ruimtelijk effect > vorm van ruimte contrast

structuur/textuurgradient: de duidelijkheid van structuur/textuur neemt af naarmate de afstand tussen beschouwer en voorwerp groter is

kleurgradien/atmosferisch perspectief: kleuren lijken in verte te vervagen, neigen naar
luchtkleur(grijsblauw) (verstrooide kleuren door atmosfeer), hoe vochtiger lucht, hoe sterker
voorgrond: warme donkere kleuren

coulissenperspectief: planmatige opbouw van ruimte (kijkdozen/toneeldecors) meerdere
lagen > sterker effect

indeling in plans: voorgrond-achtergrond

afsnijding: wegvallen van vormen, doordat ze aan rand van beeldvlak worden afgesneden
(voorstelling zet zich buiten het werk voort) soort venstertje

kader: rand van beeldvlak

lijnperspectief: wetenschappelijke manier om ruimte in beeld te brengen, ontwikkeld in
Renaiisance : gaat uit van vaste plaats van oog van beschouwer (kijkt met één oog)
perspectief: zuigende werking, blik van kijker wordt ongemerkt diepte ingetrokken, werkt erg

sterk

lijnperspectief: wiskundige manier om ruimte te suggereen op platte vlak

horizon: oogshoogte van beschouwer, vluchtpunten op horizon, mogelijk om systematisch weer te geven

standpunt: plaats (schijnbare hoek) van waaruit je het tafereel lijkt te zien. hoe hoger standpunt, hoe meer grond, hoger horizon, hoe lager standpunt, hoe lager horizon, des te meer lucht

vogelvluchtperspectief: extreem hoog standpunt
kikvorsperspectief: extreem laag standpunt > werken effectvol en filmisch

distantie: schijnbare afstand tot voorstelling op beeldvlak
totaaloverzicht: hele voorstelling op beel, afstand tot voorstelling lijkt groot
detail/close up: 1 onderdeel van voorstelling in zichtbaar, afstand klein

voorbeelden perspectief met meer vluchtpunten
-vluchtpunt (alle lijnen die van de beschouwer vandaan lopen (wijken), en die evenwijdig zijn
aan elkaar, komen in één punt op de horizon bijeen: het vluchtpunt
-centraalperspectief
-meerdere vluchtpunten
-verkorting: afstanden in de diepterichting worden relatief korten dan afstanden evenwijdig aan het beeldvlak, vorm die naar je toe of van je af wijst lijkt dus korter


horizon: lijn die bestaat uit verzameling vluchtpunten van alle lijnen in horizontale vlak

parallelperspectief: lijnen zijn evenwijdig, lopen niet naar vluchtpunt, betrouwbaarder
beeld > zelfs maten opmeten

isometrie: wijkende lijnen lopen evenwijdig en verkorten niet, alle lijnstukken in juiste
maatverhouding, maatverhoudingen afleesbaar, midden van lijnstuk blijft in het midden

tekenprogramma’s computerdesign: isometrie of parallel perspectief

anamorfose: 2 dimensionale wijze van weergeven van voorstelling, alleeen via spiegels,
spiegelende kegels of cilinders kan de voorstelling in haar oorspronkelijke vorm gezien
worden (barok) 20e eeuw herontdekt door filmindustrie (cijfers op straat/wereldkaart)

mercatorprojectie: het oppervlak van een bol geprojecteerd op een vlak (vervormingen)

ruimtecontrasten:
binnen-buiten
dichtbij-ver weg
echt-suggestie
suggestie-suggestie

vorm: uiterlijke gedaante van voorwerp
2dimensionale vormen (in platte vlak)
3dimensionale vormen (in de ruimte)


relief: 3dimensionaal beeld, maar vormen zitten vast aan een vlak van hetzelfde materiaal.
hoog relief: vorm komt ver uit het vlak
laag relief: vorm zit vrij vlak tegen de achtergrond
verdiept relief (bas relief)voorstelling in materiaal is uitgehold (verdiepte tekening/mal)

restvorm: deel van ruimte dat tussen of naast vormen over blijven, kan 3 dimensionaal, kan 2
dimensionaal

totaalvorm: omtrek van het totaal > grote vorm van een beeld met voorbijzien van
onderdelen(details), wordt omschreven als: horizontaal, verticaal, diagonaal, zwevend,
balancerend, leunend

als totaalvorm bestaat uit meerdere delen kun je omschrijven hoe die delen met elkaar te maken hebben: naast elkaar gezet, gestapeld, strak geordend, tegen elkaar gezet, plastisch verbonden, constructief verbonden

detail: deel van groter geheel, kan zelfstandig deel zijn, maar ook willekeurig stuk

basisvormen: vormen die niet meer te vereenvoudigen zijn


2dimensionale basisvormen: eenvoudige vlakke vormen: cirkel, vierkant, gelijkzijdige driehoek,
afgeleid van cirkel: ellips en eivorm, gelijkzijdige 5/6/8 hoek

3dimensionale basisvormen: ruimtelijke basisvormen: cirkel, bol, driehoek, kegel, vierkant,
rechthoek, cilinder

vormsoorten: eigenschappen van een vorm

vormsoorten:
symmetrische asymmetrische vormen
vloeiende hoekige vormen
organische geometrische
statische dynamische
regelmatige onregelmatige
enkelvoudige samengestelde
gesloten open

symetrie: 2 gelijke helften , ook mensen en dieren

as van symmetrie: lijn die de gelijke delen scheidt, kunnen meer assen zijn

versiering asymmetrisch: druk

vloeiende hoekige vormen: terug te voeren tot ronde basisvormen, vierkant, driehoek, enz

organisch: onregelmatig, gegroeid
geometrisch: voorspelbaar, opgebouwd uit meetkundige figuren


statisch: vormen zonder uitgesproken richting(cirkel, bol, vierkant), mocht er sprake zijn van
overheersende richting: horizontaal/verticaal

stevige solide basis: breedste deel van vorm: trapezium, driehoek, piramide (statische vormen)

dynamisch: vormen in duidelijke richting(meestal diagonaal)

regelmatige vormen: herhaling structuur, zijn dynamisch

samengestelde vormen: meerdere vormen samengesteld

gesloten vorm: ruimte innemend karakter: lijkt massief

textuur: aard van oppervlak van vorm, bepaalt door materilaal en manier waarop het bewerkt is

stofuitdrukking: als textuur gesuggereerd word(tekening/schilderij)

zaken textuur afhankelijk:
reflectie: glimt het, reflecteert het licht en hoe vel?
transparantie: doorschijnend, helemaal of gedeeltelijk en hoe ver?
glad/ruwheid:
glad of ongelijk, op regelmatige manier, zijn er patronen, of net niet
structuur(opbouw): opgebouwd uit kleinere delen? (kristallen, schubben)
kleur


changeantstoffen: texxtielsoorten die onder ander belichtingen anders lijken

vleug van stof ontstaat door kleurverschil

embleem: onderscheidingstekens (swastika), soms hoort er tekst bij

attributen: toegevoegde vormen aan die een meer algemene voorstelling een bepaalde betekenis
geeft, kunnen sterk cultureel bepaald zijn (sinterklaas en zwarte piet/bisschop)

ideogram: begripteken, vertegenwoordigt een abstract gegeven, via teken word idee
weergegeven (heiligheid>aureool)

personificaties/allegorien: mensvormend die worden gebruikt om abstracies weer te geven
(jonge vrouw met bloemen>lente)

icoon: grieks voor beeld, word door elkaar gebruikt met pictogram: vereenvoudigde afbeelding
met informatieve bedoeling, stelt schematische werkelijkheid voor

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.