1. Ruimte en Diepte in het 2 Dimensionale Vlak.
2-Dimensionale tekeningen zijn getekend in de lengte en de breedte, maar niet in de diepte. 3-Dimensionale tekeningen zijn getekend in de lengte, breedte én diepte. Hierdoor krijg je perspectief; diepte in de tekening.
Om een tekening ruimtelijk te laten lijken, ook wel plastisch genoemd, gebruik je middelen als afsnijding, overlapping, licht-en-schaduw en groot-en-klein-verhoudingen. Hierdoor krijgt de tekening meer perspectief en wordt de tekening ruimtelijker.
Je hebt verschillende soorten licht: Glimlicht: een weerkaatsing van licht op een voorwerp. Meelicht: het licht valt van voren in de afbeelding. Zijlicht: het licht valt van de zijkant in de afbeelding. Tegenlicht: het licht dat valt in de richting van de kijker.
Je hebt ook verschillende soorten schaduwen: Eigenschaduw of Halfschaduw: schaduw op het voorwerp zelf, het gedeelte dat niet rechtstreeks belicht wordt. Slagschaduw: schaduw van een voorwerp op de grond of op een ander voorwerp.
In een tekening is de lijnperspectief heel belangrijk. Het zijn de evenwijdige lijnen van de werkelijkheid die in een tekening naar een punt op de horizon gaan: het verdwijnpunt. De horizon bevindt zich altijd op ooghoogte van de toeschouwer.
De toeschouwer kan een afbeeldingen uit verschillende standpunten bekijken. Vogelvlucht: hierbij is de afbeelding zo gemaakt dat de toeschouwer van bovenaf kijkt. Kikfors: hierbij is de afbeelding zo gemaakt dat de toeschouwer van onderen kijkt. Verder heb je nog een vooraanzicht: dit spreekt voorzich.
2. Kleur
Een kleurencirkel bestaat grof gezegd uit de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw, paars en rood. De primaire kleuren, ook de basis- of hoofdkleuren genoemd, blauw, rood en geel. Deze kun je niet door mengen verkrijgen.
Secundaire kleuren zijn bijvoorbeeld meningen van twee primaire kleuren. Rood en geel wordt bijvoorbeeld oranje en blauw en geel wordt bijvoorbeeld groen.
Tertiare kleuren zijn alle andere kleurmeningen. Bijvoorbeeld rood en groen of geel met oranje.
Met kleuren kan je een sfeer creëren. Zo heb je warme en koude kleuren. Kleuren met geel of rood erin zijn vaak warme kleuren. Blauw en groen zijn koude kleuren.
Je hebt verschillende soorten contrasten (=tegenstellingen). Als je bijvoorbeeld verschillende sfeerkleuren gebruikt in een tekening, dan creër je een koud-warm-contrast. Behalve een koud-warm-contrast heb je ook een complementair contrast. Dat zijn bepaalde kleuren die tegenover elkaar in de kleurcirkel liggenn en elkaar versterken. Kwaliteitscontrast is de zuiverheid van de kleuren. Hoe minder een kleur met andere gemengd wordt, des te zuiverder blijft hij. Als laatste heb je het helderheidscontrast. Maak je een kleur bijvoorbeeld lichter met wit, dan wordt de kleur (steeds) helderder. Met zwart krijg je natuurlijk het tegenovergestelde effect.
Als je een tekening gaat maken, moet je letten op verzadiging, technieken en materiaalhantering. Verzadiging is de felheid van de kleur. Technieken zijn de manieren waarop je een materiaal aanbrengd met bepaalde gereedschappen. De materiaalhantering is de manier waarop je het materiaal gebruikt. Je hebt bijvoorbeeld pasteuze verf, een dikke verf. Trasparante verf is een verdunde verf. Ook nat-in-nat is een materiaalhantering. Op deze manier zijn de kleuren direct nat door elkaar geschilderd.
3. Grafische Vormgeving
Als je een grafisch product bekijkt, zijn er dingen die als eerste opvallen. Dit noem je de kijkvolgorde. Hetzelfde geldt voor de leesvolgorde. Wat lees je van een grafisch product als eerste, als tweede etc.
De volgorde van kijken en lezen wordt vooral bepaald door contrast en kleuraccenten. Verder is het basisidee heel belangrijk; de manier waarop het product gepresent wordt.
REACTIES
1 seconde geleden