Renaissance
Renaissance= opleving klassieke oudheid (kunst)
Kenmerkend is een groot vertrouwen in de mens die alles weet en kan en zijn eigen lot bepaalt:de homo universalis. Daarmee wordt afstand genomen van het idee dat alles verloopt volgens gods plan.
Kenmerken kunst renaissance: afgewogen verhoudingen en de klassieke contrapost
15e eeuw: Florence naast Urbino vooral het centrum van de renaissance.
16e eeuw: Rome neemt die rol over.
Montefeltro (hertog van Urbino)
- Heeft veel geld (verliest nooit veldslagen, dat levert hem een fortuin op.) Vanaf 1465 besteedt hij dat geld aan de bouw van een imposant paleis. (de binnenplaats van het paleis is gebouwd naar voorbeelden uit de Romeinse tijd.
- Een deel van zijn hofhouding, die uit 500 mensen bestaat, houdt zich bezig met de privé bibliotheek. (wetenschappers en kunstenaars maken graag gebruik van de bibliotheek in Urbino.
- In zijn paleis reserveert Montefeltro een studiolo voor zichzelf. Hier studeert hij in alle rust. Hij laat er ook portretten aanbrengen van de grote denkers uit de klassieke oudheid (plato, Aristoteles). Er is ook een portret te zien van de hertog zelf samen met zijn zoontje en opvolger (guidubaldo). Montefeltro is hier afgebeeld als een typische renaissance man: een soldaat en geleerde ineen.
Bourgondische hof:
Bij hoffeesten wordt door kunstenaars:
- muziek gemaakt (door eigen hofkapel)
- gedanst (door de gasten en door beroepsdansers voor de gasten.)
- door acteurs toneelgespeeld
- door kunstenaars veel zorg besteed aan de aankleding van het feest.
Basse danse:
- langzame statige dans
- de voeten van de dansers komen nauwelijks van de vloer
- de passen van vrouwen en mannen zijn gelijkwaardig
- de danspartners raken elkaar nauwelijks aan
- De voorgeschreven mode met voor de dames lange slepen en voor de heren kousen broeken en puntschoenen beperken de bewegingsvrijheid.
- een variatie van enkele en dubbele passen, buigingen en wendingen vormt de basis van deze dans.
Vlaamse polyfonie:
Kenmerkend voor de vlaamse polyfone muziek is het gebruik van de cantus firmus: een bestaand muziekfragment dat als basis dient voor een meerstemmige compositie. De cantus firmus is te volgen als luistert naar de tenor. De andere stemmen vlechten hier melodieën omheen.
Jan van Eyck:
Beroemdse schilder die voor het Bourgondische hof werkt. De voorstelling op zijn schilderijen zijn tot in de kleinste details uitgewerkt.
Hof in Florence/ Urbino/ Milaan:
Kenmerken schilderkunst 15e eeuw:
- harmonie en eenvoud staan centraal
- menselijke maat (de mens is de maat van alle dingen)
- naast relegieuze thema’s nu ook onderwerpen uit de klassieke mythologie
- (strikte) toepassing van het lijnperspectief
- belangstelling voor anatomie (weergave menselijk lichaam)
De intermedi, zoals die bijvoorbeeld te horen zijn als onderbreking van het toneelspel “Le pelligrina” aan het hof in Florence, spelen een rol in het ontstaan van de opera en de theaterdans.
Aspecten van de opera en de theaterdans die je terug vind in de intermedi:
- Opera: ondersteund door theatrale decors wordt met behulp van solisten, koren en instrumentale muziek in de intermedi een verhaal verteld.
- Theaterdans: Dans als onderdeel van een (theatrale) voorstelling waarbij het niet de bedoeling is dat de gasten zoals meestal, deelnemen aan de dans.
Hof in Florence:
‘ La primavera’: de langgerekte figuren en de vlakke ruime weergaven dragen nog de sporen van de middeleeuwen.
Stravaganza: er vinden dagen achtereen parades, ontvangsten , gekostumeerde optochten, toneelstukken en concerten plaats in de stad. Onderdeel van de feesten is ook het opvoeren van de komedie ‘La pelegrina’ in het Uffizi –paleis. Zoals de gewoonte is in die tijd, wordt het toneelstuk enkele keren onderbroken door dans en muziek, de intermedi. Bij la pellegrina stelt het decor de harmonie van hemelse sferen voor.
Hof in Urbino:
Schilderij: geseling van christus. Daar is het centraal perspectief toegepast. Lijkt alsof we ons in de afgebeelde ruimte bevinden. De hoofdpersoon christus staat wat verderweg toch valt de aandacht op hem en niet op de drie voorsten. Dit wordt bereikt door perspectielijnen iets rechts van de christusfiguur te laten samen komen en door de zwarte poort als een lijst achter christus.
In Italië is er veel belangstelling voor de Vlaamse schilderkunst.
Hof in Milaan:
Leonardo da vinci heeft zich vooral beziggehouden met de anatomie.
Kunst buiten het hof:
Verschillen tussen de dansen die door de gasten op een hoffeest gedanst worden en de volksdans op straat:
- Aan het hof zijn de passen precies beschreven, op straat komt het minder precies.
- Aan het hof is de dans ingetogen, op straat uitbundig.
- Aan het hof is er nauwelijks contact tussen de danspartners, op straat veel meer.
De moresca wordt in de vijftiende en zestiende eeuw overal in Europa gedanst. Beroepsdansers specialiseren zich in deze volksdans en treden er mee op aan de hoven.
Kenmerken van de Moresca:
- snelle beweeglijke dans
- twee of driedelige maat
- grote sprongen vormen een onderdeel van de dans
- (aan het hof) dansers is uitbundige kleding en zwart geschminkt
- dans van oorsprong een zwaarddans, die de strijd tegen de Moren symboliseert.
Zuid- Italiaanse variant van de Moresca:
Het zijn komische liederen gezongen in het streekdialect, met verwijzingen naar de muziek en dansstijl van de Moren.
De ontdekking en verdere ontwikkeling van de drukpers hebben grote gevolgen op de postitie van de componisten.
- De bladmuziek kan sneller verspreid worden en overal worden gespeeld
- De componisten worden veel beroemder, verdienen meer en worden minder afhankelijk van een opdrachtgever
- De componist raakt beter op de hoogte van het werk van andere componisten en kan zich hierdoor laten inspireren.
De commedia dell’Arte is een vorm van straattheater. Om te voorkomen dat het publiek wegloopt, richt het spel zich vooral op vermaak.
Manieren waarop de Commedia dell’Arte de aandacht van het publiek weet vast te houden:
- Vaste karakters
- Humor speelt een grote rol in de stukken
- De spelers doen acrobatische dingen
- De spelers improviseren veel en kunnen inspelen op reacties van het publiek.
Hof in rome/ de nieuwe Sint- Pieter:
Aan het eind van de 15e eeuw wordt de macht van de Katholieke kerk en de paus steeds zwakker. Er woeden oorlogen waarbij steeds de macht van de paus op het spel staat.
In 1503 een nieuwe paus: Julius de 2e , hij is een diplomaat, soldaat en kunstliefhebber. Aan het begin van de zestiende eeuw wordt het pauselijk hof het belangrijkste centrum voor de ontwikkeling van de kunst. Julius de 2e maakt van Rome na ruim duizend jaar weer de belangrijkste cultuurstad van Europa.
Kort na zijn verkiezing als paus geeft Julius de 2e Michelangelo Oprdacht alvast zijn praalgraf te ontwerpen, met mozes als centrale figuur. Michelangelo beschouwt deze opdracht als zijn levenswerk, maar uiteindelijk zal het hele project mislukken. Het uieindelijke monument bestaat uit twee lagen. De bovenste laag is niet meer door michelangelo gemaakt. Hij bepaalt ook de voorstellingen die geschilderd worden in de Stanza della Signatura De paus benadrukt met deze twee kunstwerken zijn belangrijke rol in de geschiedenis van de kerk.
Rollen die hij benadrukt:
- als een wetgever
- als een belangrijke krijgsheer
- als iemand die de Klassieke Oudheid verbonden heeft met de Katholieke Kerk
De nieuwe Sint Pieterskerk moet een symbool worden van religieuze eenheid en de centrale macht van Rome. De buitenmuren zijn bekleed met pilasters. Micgelangelo ontwerpt een tamelijk platte koepel. De ribben die de koepel aan de binnenkant ondersteunen lopen naar het centrum spits toe. Michelangelo speelt met het verschil tussen ‘zichtbare’ diepte en ‘werkelijke’diepte. De iets afgeplatte koepel lijkt van onderaf perfect rond. De koepel krijgt een hoge lantaarn, die veel licht binnenlaat.
De Sint Pieterskerk in Rome is niet alleen de grootste Katholieke kerk, maar ook de belangrijkste.
Twee redenen waarom juist deze kerk zo’n centrale rol vervult binnen de Katholieke kerk:
- De kerk is gebouwd boven het graf van apostel Petrus. (Petrus werd door Christus aangewezen om leiding te geven aan de christenen.)
- Het is de bisschopskerk in Rome, thuisbasis van de paus, die de bisschop van Rome is, maar vooral opvolger van Petrus en daarmee de leider van de Katholieke kerk
Aan de bouw van de Sint Pieter en het Vaticaans paleis hebben vanaf 1500 verschillende beroemde kunstenaars gewerkt. Vier van deze kunstenaars zijn:
- Bramante
- Michelangelo
- Rafaël
- Bernini
De nieuwe Sint Pieter heeft uiterlijke kenmerken van de klassieke bouwkunst.
Kenmerken die verwijzen naar de klassieke bouwkunst:
- het formaat
- het gebouw wordt afgesloten met een grote koepel (zoals het pantheon)
- de voorgevel met de imposante zuilenrij lijkt op een klassieke tempel
- de plattegrond is gebaseerd op een Grieks kruis
- Er zijn klassieke bouworden toegepast (herkenbaar aan onder meer de kapitelen)
In de 16e eeuw wordt de Sint Pieterkerk uitgebreid met een plein naar een ontwerp van Bernini. Bernini benadrukt in zijn ontwerp dat de Sint Pieterskerk een centrale rol vervult in de Katholieke kerk.
Aspecten van het ontwerp:
- Het plein is van alle kanten toegankelijk. Zo benadrukt Bernini dat alle gelovigen toestromen
- De zuilengalerij omsluit en ‘beschermt’ de toegestroomde gelovigen
- De vorm van het plein versterkt en verlengt de symmetrie-as van de kerk en benadrukt de entree en het altaar (met daaronder het graf van Petrus) die ook op de as liggen
- Heiligenbeelden kijken neer op de gelovigen, alsof het plein een weerspiegeling is van de hemel
Reformatie:
De bouw van de nieuwe kerk en het daarmee verbonden financiële gekonkel, is echter ook een van de redenen voor de afsplitsing van de protestanten van de Katholieke kerk. De bouw is veel te duur. Gelovigen worden uitgebuit en alle geld wordt richting Rome gesluisd.
Wanneer de nieuwe Sint- Pieter ruim honderdvijftig jaar later eindelijk klaar is, is er van eenheid in de kerk dan ook geen sprake meer.
De roep om hervormingen grijpt snel om zich heen en leidt bijna onontkoombaar tot een breuk in de kerk. Welke rol de uitvinding van de drukpers hierin speelt:
Door de drukpersen is het mogelijk ideeën (via pamfletten, spotprenten enz.) onder de bevolking te verspreiden. De bevolking wordt veel sneller betrokken in de strijd.
In een spotprent van Lucas Granach (protestantse tekenaar) dicht hij bepaalde eigenschappen aan de katholieke gezagsdragers toe:
- De paus en kardinalen zijn hebzuchtig en gulzig
- Ze spelen geen eerlijk spel( valse kaarten komen tevoorschijn uit de mouw van de monnik)
- Ze plegen verraad aan het geloof en de leer van Christus
De katholieke kant maakt spotprenten over Luther:
- Luther laat zich influisteren door de duivel
- Luther pleegt verraad aan het geloof en de leer van Christus
- Luther misleidt de gelovigen
Als onderdeel van hervormingen binnen de Katholieke kerk worden er nieuwe regels opgesteld voor de muziek die tijdens missen mag worden gebruikt.
Aspecten van de kerkmuziek die na deze hervorming verboden werden:
- Al te complex meerstemmigheid
- (Luidruchtige) instrumentatie
- Het gebruik van wereldlijke( niet religieuze) muzikale thema’s
Begrippen:
Contrapost: Houding waarbij verschillende delen van het lichaam in tegengestelde richtingen gedraaid zijn. (bv David van Michelangelo)
Intermedi: Kort spel tussen de bedrijven van een toneelstuk door
Invenzione: inhoud van het werk van de kunstenaars
Disegno: de vakkundige uitvoering van het werk van de kunstenaars
Centraalbouw: Gebouw ontworpen rond een centraal punt, in tegenstelling tot een bouwplan dat gebaseerd is op een as.
Chanson: lied waarin tekst centraal staat
Korte Samenvatting:
Architectuur:
Gebaseerd op onderzoek naar de bouwkunst uit de Klassieke Oudheid. (bv. De nieuwe Sint- Pieter)
Beeldende kunst:
In vlaanderen ogen schilderingen en illustraties nog wat middeleeuws een optelsom van precies geschilderde details en weinig aandacht voor een correcte weergave van diepte. Aan het hof van Urbino wordt deze stijl gecombineerd met het toepassen van een echte renaissance uitvinding: het lijnperspectief. In de 16e eeuw maakt een rechtlijnige sobere schilderstijl plaats voor meer dynamische stijl. (bv. Plafondschilderingen van de Sixtijnse kapel door michelangelo) In de beeldhouwkunst groeit de belangstelling voor het weergeven van anatomisch kloppende mensfiguren, vaak naakt, naar klassieke voorbeelden.
Dans:
Dans speelt een belangrijke rol bij de hoffeesten die zowel in Italië als in Vlaanderen poplair zijn. De hovelingen doen zelf mee aan gezelschapsdansen, zoals de statige basse danse. De moresca is oorspronkelijk en volksdans uit het Zuiden Van Europa. De dans verwijst naar de strijd tegen de Moren. Aan het hof wordt deze dans gecultiveerd tot een spectaculaire dans met acrobatische sprongen, die uitgevoerd wordt door beroepsdansers. Dit is het begin van de theaterdans.
Muziek:
De muziek uit Vlaanderen geeft in de 15e en 16e in heel Europa de toon aan. Componisten uit Vlaanderen, specialisten op het gebied van de meerstemmige op polyfone muziek vinden overal in Europa emplooi aan hoven of kloosters. In het begin ligt de nadruk vooral op de muzikale vorm. Hierbij fungeert een basmelodie als Cantus firmus waaromheen complexe stemmen zijn vervlochten. Als cantus firmus dienen vaak bestaande melodieën uit het gregoriaan of uit de volksmuziek. In de loop van de 16e eeuw groeit de belangstelling voor een goede muzikale vertolking en interpreatie van de tekst. Om tekst goed over te laten komen wordt de complexiteit van de polyfonie minder.
Theater:
Aan het hof in de 15e en 16e eeuw vormt het theater een onderdeel van de groots opgezette hoffeesten, waar het gecombineerd wordt met dans en muziek. Van zelfstandig teksttoneel is nog nauwelijks sprake. Wat betreft ontwikkeling vn decormachinerieën en uitbundige kostuums is deze periode voor het ontstaan van het zelfstandig theater wel belangrijk. De commedia dell’arte onstaat in Italië. De commedia dell’arte wordt in de loop van de 16e eeuw zowel aan de hoven als in de steden in heel Europa populair.
Barok 17e eeuw
7e eeuwBarok: de barok sleept je mee en doet een beroep op emotie en gevoel. De barokkunst is er op gericht het publiek flink te raken of te verleiden. De barokkunst stuurt emotie.
Aan het einde van de zestiende eeuw raakt de kunst steeds verder verwijderd van de oorspronkelijke uitganspunten en stijlkenmerken van de Renaissance. Om die veranderingen te benadrukke, maken we tegenwoordig een onderscheidt tussen de Renaissance en de barok. De stijlaanduiding ‘barok’ wordt gebruikt voor de kunst uit de 17e eeuw. In Italië en Frankrijk verandert de rol an de kunst. Vanuit Rome wordt de strijd gebonden tegen de Reformatie en de leegloop van de Katholieke kerk. Met veel pracht en praal probeert de katholieke kerk de gelovigen te imponeren en terug te winnen. Kunst vormt een onderdeel van deze Contrareformatie. In Frankrijk wordt Lodewijk de 14e alleenheerser. Zijn lange bewind is een voorbeeld van asolutisme. Net als in Italië krijgt kunst in Frankrijk de rol het volk te imponeren. De barok is ook de periode waarin de opera tot ontwikkeling komt.
Contrareformatie:
Na 1563 besluit de katholieke kerk de Reformatie met harde hand te bestrijden. De paus sticht een nieuwe kloosterorde: de jezuïten, die zich het leger van jezus noemen.
De barok is bij uitstek geschikt het publiek te overrompelen.
Verklaring van de titel, ‘Verleiding door pracht en praal’:
Kunstenaars en hun oprdachtgevers sturen de emotie van het publiek (verleiding) met imposante, uitbundige, vaak rijk versierde kunst (pracht en praal)
Het grafmonument voor petrus staat in het centrale middel van de Sint Pieter.
Onderdelen van de architectuur van de Sint- Pieter waarmee deze plek extra veel nadruk krijgt:
- het monument ligt precies op de kruising van de lengte- en breedte-as.
- Deze plek krijgt extra nadruk door de grote koepel waarmee de kruising is afgesloten
- De koepel rust op vier pijlers die als een cirkel om het monument staan, wat benadrukt wordt door de pilasters en beeldhouwwerk.
- Het patroon waarin de marmeren vloer is gelegd wijzen naar het monument in het midden
Beeldhouwkunst, Heilige Theresa.
Voorstelling:
-we zien het meest dramatische moment van de gebeurtenis: het moment dat haar hart wordt doorboord.
-De pijn en extase wordt door de lichaamshouding ( en gezichtsuidrukking) van Theresa sterk benadrukt
-Lichtstalen (goddelijk licht) geven aan dat het een belangrijk monument is
Vormgeving:
-dramatische belichting
-verschillende kleuren marmer gebruikt, waardoor er een licht donkercontrast onstaat tussen de engel en Theresa enerzijds en de achtergrond anderzijds
-gebeeldhouwde omlijsting benadrukt het belang van de gebeurtenis waarnaar de beeldengroep verwijst.
Schilderkunst, de roeping van Mattheus.
Kenmerken van de barok in dit schilderij:
-grote licht-donkercontrasten
-dynamische compositie (compositie wordt gekenmerkt door diagonale richtingen)
-blik van de kijker word gestuurd (o.a door het gebaren en blikrichtingen in de voorstelling)
-voorstelling geeft dramatisch moment weer
-veel aandacht voor levensechte stofuitdrukking (zie bijvoorbeeld spulletjes op tafel en kleding)
Theater in Italië en Engeland:
Aan de Italiaanse hoven worden regelmatig theaterstukken uit de klassieke periode heropvoerd. In de 16e eeuw neemt de belangstelling voor het klassieke theater verder toe, mede door toedoen van de vele genootschappen die de klassieke cultuur bestuderen.
Het teatro Olimpico is een ‘klassiek’ theater, waaraan elementen uit de Renaissance worden toegevoegd.
Elementen Uit het teatro Olympico die typisch klassiek zijn:
-halfronde, schuin aflopende vorm van de zitplaatsen
-versiering rondom met standbeelden en portretten
-de suggestie dat dit een openluchttheater is (door blauw plafonddoek)
-gebruik van marmer
typisch Renaissance:
-het perspectivisch vervormde decor
-portretten van opdrachtgevers in plaats van politieke figuren
het theater in Italië en het theater in Engeland verschillen van elkaar in de 16e eeuw. Deze verschillen zijn ook zichtbaar in het ontwerp van theatergebouwen uit die tijd.
Verschillen tussen het Teatro Olimpico in Vicenza en het Swan Theatre in Londen:
Theatro Olimpico:
-afgeleid van klassieke voorbeelden
-bouwmateriaal steen
-veel ornamenten
-vast decor
Swan Theatre:
-afgeleid van binnenplaats aan het hof
-bouwmateriaal hout
-nauwelijks ornamenten
-nauwelijks decor
Shakespeare wordt gezien als een van de belangrijkste toneelschijvers uit de geschiedenis.
Kenmerken van zijn Toneelstukken:
-het verhaal zit relatief eenvoudig in elkaar
-de taal is rijk en dichterlijk
-de stukken krijgen diepgangdoor dieperliggende thema’s ( verborgen in de taal)
Hof in mantua:
Gichaes De Wert wordt wel beschouwd als een voorloper op het ontstaan van de opera.
Uitleg daarover:
In de expressieve madriagalen van De Wert hoor je niet meer de veelstemmige muzikale hoogstandjes die zo kenmerkend waren voor de Vlaamse polyfonie. Voor hem moet de muziek de strekking van de tekst versterken. Dit aspect, waarbij muziek ondergeschikt is aan de tekst vormt de basis bij het ontstaan van de opera.
L’orfeo wordt gezien als de vroegste echte opera. Tekst neemt een belangrijke plaats in bij opera.
Voorbeelden hiervan aan de hand van L’Orfeo:
-de tekst wordt vooraf aan het publiek uitgereikt
-de meeste zangpartijen worden eenstemmig, goed verstaanbaar gezongen (lijkt soms op spreektaal)
-begleiding bestaat uit enkele instrumenten die eenvoudige akkoorden spelen (basso continuo)
Monteverdi maakt onderscheidt tussen de prima en de seconda practica:
-Prima practica: Bij de prima practica volgt de muziek eigen wetten en wordt de tekst hieraan aangepast. De tekst is dus ondergeschikt aan de muziek.
-In de seconda practica is de muziek ondergeschikt aan de strekking van de tekst en versterkt de betekenis ervan. De teksten die doorlopend begeleid worden door de basso continuo zijn hier een voorbeeld van.
De hofschilder:
Een hofschilder is een schilder die langdurig of tijdelijk, in vaste dienst is aan het hof en werk maakt in opdracht van het hof. In een aantal gevallen is het atelier van de hofschilder gevestigd in het hof.
Allegorie is:
Abstracte begrippen zoals deugden en ondeugden worden zichtbaar gemaakt door ze als personen te laten zien of op een andere wijze te verpakken in een voorstelling. De direct herkenbare voorstelling is symbolisch voor een niet direct zichtbare inhoud.
In tegenstelling tot de Bourgondische vorsten verblijft Lodewijk de 14e op een vaste plek. Eerst in parijs, later versailles en bestuurt vanuit die plek het hele land. Lodewijk de 14e laat heel veel portretten van zichzelf maken. Zo kan hij zijn absolute macht aan iedereen laten zien. Die portretten worden overal in het land verspreidt.
Versailles:
Bij een absoluut heerser als de Franse koning Lodewijk de 14e past een imposant paleis. Voor dat doel laat hij het jachtslot Versailles verbouwen tot een gigantisch paleis met een kilometers lange tuin.
Hij stelt Charles le Brun aan als artistiek leider. Deze man ontwikkelt een eenheid in stijl. ‘de style louis 14e’ genoemd.
Versailles wordt wel een totaalkunstwerk genoemd.
Kenmerken van Versailles die deze benaming rechtvaardigen:
-Beeldhouwkunst, architectuur en de aanleg van de tuin sluiten wat vormgeving betreft op elkaar aan
-Inhoudelijk sluiten beeldhouwerken, schilderijen, wandtapijten, etc. Op elkaar aan, de verwijzing naar Lodewijk en Apollo komt overal terug
-Paleis en tuin zijn bovendien ontworpen om een passende decor te vormen voor vaststaande en terugkeerende rituelen en handelingen (bijvoorbeeld ontvangsten door de koning of het kunnen bijwonen van het opstaan van de koning)
Opera aan het franse hof/ de koning danst:
Tijdens het bewind van Lodewijk de 14e worden er Koninklijke Acedemies opgericht voor verschillende takken van kunst. Deze acedemies zijn geen opleidingen zoals tegenwoordig de kunst of toneelacedemie.
De rol van de acedemie:
De acedemie stelt regels vast waaraan (goede) kunst moet voldoen. De acedemie gebruikt deze regels bij het beoordelen van de kunst en kijkt er op toe dat deze regels worden nageleefd door de kunstenaars.
Lodewijk de 14e en zijn regering houden streng toezicht op de kunsten.
Voordeel van zo’n streng toezicht voor de Franse kunstenaast uit de 17e eeuw:
De vastgestelde kaders geven iedereen (opleidingen, kunstenaars en publiek) een houvast. Binnen deze kaders is het mogelijk de kunst steeds verder te perfectioneren.
Nadeel:
Kunstenaars hebben weinig vrijheid en de kunst wordt weinig persoonlijk. Op den duur staat dat vernieuwing van de kunsten in de weg.
Dans en muziek: Na het hofballet, ontstaat er in Frankrijk de balletkomedie en de balletopera. De belangrijkste kenmerken van deze drie vormen van muziektheater:
-Hofballet: Een feestelijk hofspektakel bestaande uit opeenvolgende onderdelen waarin dans, muziek en theater samengaan. De losse onderdelen zijn verbonden door een thema, maar vormen geen doorlopend verhaal zoals we dat tegenwoordig zien in toneelstukken of opera’s
-Balletkomedie: Blijspel, gesproken toneelteksten worden onderbroken door liedjes en dans. (klassieke komedie)
-Balletopera: volledig op muziek gezette tragedie of treurspel. Alle teksten worden gezongen. Dans (divertissement) vormt een onderdeel van de voorstelling. (klassieke tragedie)
Op de Acedémie Royale de la Danse wordt de bais gelegd voor het klassieke ballet zoals we dat vandaag nog kennen.
Kenmerken van het klassieke ballet die ooit door de Académie Royale de la Danse zijn bedacht:
-Het buitenwaarts draaien vanuit de heupen van benen en voeten
-De vijf klassieke basisposities van waaruit de dansbewegingen worden opgebouwd
-De sierlijke maar onnatuurlijke bewegingen van de balletdansers
Korte Samenvatting:
Architectuur:
Evenals de architectuur in de Renaissance is ook de barok-architectuur gebaseerd op de bouwkunst uit de klassieke oudheid. In de barok wordt echter veel vrijer omgesprongen met de klassieke voorbeelden.Opvallend is het werken met lengte assen waarlangs de architectuur wordt verbonden met de directe omgeving. (bv. Sintpietersplein en versailles)
Beeldende kunst:
In Italië staat de beeldende kunst vooral ten dienste van de Contrareformatie. Er is een voorliefde voor het uitbeelden van emotioneel geladen momenten, zoals religieuze extase of het moment van bekering. In Frankrijk staat nagenoeg alle beeldende kunst in het teken van de verheerlijking van Lodewijk de 14e
Dans:
Dans vormt aan het Franse hof een belangrijk onderdeel van de groots opgezette hoffeesten. Hovelingen, en ook Lodewijk de 14e, nemen actief deel aan de hoffeesten. In de loop van de 17e eeuw verschuift de aandacht meer in de richting van theaterdans uitgevoerd door beroepsdansers. In 1661 wordt op iniatief van Lodewijk de 14e de Académie Royale de la Danse opgericht. De regels die deze acedemie opstelt zijn vandaag nog herkenbaar in het klassiek ballet, dat zijn bestaan voor een groot deel aan Lodewijk de 14e te danken heeft.
Muziek:
De loopbaan van Monteverdi ontwikkelt zich in de eerste helft van de 17e eeuw parrallel aan de ontwikkeling van italiaanse opera van hofkunst tot een publieke en commerciele vorm van vermaak. Het Italiaanse publiek laat zich meeslepen door theatrale aria’s. In de Franse opera, ontstaan aan het hof van Lodewijk de 14e, zijn vooral de danste divertissementen die het publiek in vervoering brengen. Lully, die elementen uit de komedie, tragedie en het hofballet samenbrengt is de eerste Franse Operacomponist.
Theater:
In de geest van de Renaissance groeit de belangstelling voor de tragedies en komedies uit de tijd van de romeinen en grieken. In Italië worden neiwue theaters gebouwd volgens de regels die zijn beschreven in klassieke bronnen, vooral door virtuvius. Ook in Engeland worden theaters gebouwd. Hierin is de grondvorm van het klassieke theater minder herkenbaar. De theaters in Italië en Engeland staan model voor latere en tegenwoordige theatergebouwen. De commedia dell’arte, Shakespeare en Moliere zorgen voor vernieuwing van het toneelrepertoire.
REACTIES
1 seconde geleden
H.
H.
Ode aan de schrijver van dit stuk
10 jaar geleden
Antwoorden