Renaissance 1400 - 1560
Vroege, hoog, en Noordelijke renaissance
Bouwkunst
- horizontale lijnen geven verdiepingen aan
- daken zij niet zichtbaar
- Korintische, dorische en ionische stijlen zijn weer zichtbaar
- Gebouwen zijn massief
- De logica doet haar intrede
- Er wordt veel aandacht aan de verhoudingen geschonken
- Evenwicht en harmonie
In de vroege renaissance is het uiterlijk sober en saai maar later wordt het steeds meer met klassieke elementen bekroond.
Verdiepingen werden als volgt op gebouwd.
Schilderkunst
ruimtelijkheid wordt toegepast, dit is mogelijk door:
- olieverf, dit droogt minder snel op dat fresco, De olieverf
kan goed in elkaar over lopen, er kunnen dunne laagjes
over elkaar geschilderd worden. De licht val kan zo beter worden weer gegeven.
- er kunnen diepere fellere kleuren worden gemaakt, Zo kunnen schaduwen worden gemaakt. De kleuren op de voorgrond zijn veel helderder dan op de achter grond
- Door lijnperspectief kan er diepte gemaakt worden. De lijnen lopen naar één of twee punten op de horizon.
De kennis van het menselijk lichaam wordt beter. Men gaat snijden in lijken, om er achter te komen hoe het lichaam er van binnen uit ziet. Kunstenaars werden ook wel wetenschappers genoemd. Door de lijken te ontleden, werden de schilderijen steeds realistischer. Mensen werden nooit naakt afgebeeld, de naakten die werden geschilderd waren nimfen, Adam & Eva en Romeinse en Griekse goden.
De renaissance kunstenaars zoekt naar evenwichtige verhoudingen. Er worden wetten vastgelegd over de vaste verhoudingen en maten.
Ook word er gezocht naar evenwichtige harmonische plaatsing van alle figuren en objecten. Daar werden ook bepaalde regels over vastgelegd. De figuren worden vaak in denkbeeldige driehoeken, ovalen. De opstellingen zijn vaak symmetrisch of asymmetrisch.
De onderwerpen die vaak geschilderd worden:
- In de renaissance komen de mensen er achter dat niet alles afhangt van God. Dus gaande weg worden de landschappen steeds belangrijker dan de personen.
- Verhalen uit de Griekse en Romeinse mythologie worden steeds belangrijker. Naakt speelt hierin een grote rol. In deze schilderstroom is het ideaal beeld van de mens “dik”. In de Barok speelt dit nog sterker.
- Informatie geven over het geloof, Het zijn nu niet alleen de geloof waarden maar ook dieren gaan een rol spelen. De mensen, dieren of voorwerpen worden gebruikt als een symbool.
Maniërisme 1530-1630
( tot 1560 in de renaissance en vanaf 1560 in de barok)
Dit is in de laatste fase van de renaissance. Het is de over gang van de renaissance naar de barok.
De hoofdkenmerken van deze stroom zijn.
- Alles is op de vorm gericht
- Proporties worden verdreven
- Grenst aan het surrealisme
- Zette zich af tegen de orde van de renaissance, afwijken van de normen en regels en maten
- Moeilijke technieken en constructies
Het maniërisme is op te vatten als kunst of als Kitsch
Barok 1630 – 1700
- De barok is ene verwilderde en een uit de hand gelopen ontwikkeling van de renaissance en een voortzetting van het maniërisme
- De barok is even belangrijk als dat de renaissance was.
- De barok en de renaissance staan recht tegen over elkaar, wat betreft het uitingsvormen.
Kenmerken van de barok.
- beweging, met behulp van dynamische gebogen lijnen, uitspringende vlakken en asymmetrische opstellingen
- Het gevoel overheerst. Heftige gebaren, emotionele uitdrukkingen en dramatische effecten. Sterke licht-donker verschillen in de bouw- schilder- en beeldhouwkunst
- Samenvloeien van bouwkunst, schilderkunst en beeldhouwkunst.
Bouwkunst
Nadruk ligt op:
- Verticaal, dit word bereikt door de pilasters, koepels worden op hoge trommels geplaatst.
- Licht – donker effect, muren springen uit of in. Of ze worden golvend opgetrokken. Lijsten en gedraaide zuilen krijgen extra reliëf.
- Het gebouw en de omgeving worden als één eenheid beschouwt.
- Speciale effecten. Gangen worden langer door lijn perspectieven, schilderingen op plafon.
Schilderkunst
- Licht donker werking
- Dramatisch effecten
- Luchtige schildertoets
- Drukke asymmetrische opstelling
- Diagonaal compositie wordt toegepast.
Rococo 1700-1760
De rococo is een stijl in de laatste fase van de barok.
De kenmerken zijn:
- krullige speelse vormen
- Versieringen
- Er wordt overdadig veel met bladgoud gewerkt.
- Roze en Lichtblauw zijn overheersend
- Het heeft iets zoetigs en kitscherigs
De onderwerpen zijn
- heel luchtig
- heel speels
- het is heel uitdagend
- ondeugend
Neo-Classicisme 1750-1850
Neo = nieuw
Classicisme = belangstelling voor de klassieke kunst
Algemene Kenmerken:
- de klassieke kunst word nagemaakt, gekopieerd en bestudeerd
- De kunst is somber koel en helder opgebouwd, eenvoudig, maar ook kolossaal van grote.
- De kunst heeft nauwelijks versieringen, scherpe en zuivere lijnen
Kenmerken Bouwkunst:
- Gebouwen lijken op klassieke tempels
- Meestal grote trappen, en zuilen die de architraaf dragen en het dak
- Duidelijke en heldere constructie
- Geometrische vormen
- Weinig versieringen
- Gebouwen zijn vaak kolossaal om indruk te maken
- Vaak symmetrisch
Kenmerken Schilderkunst:
- Vaak heldere opgebouwde constructies
- Heldere en scherpe lijnen
- Slappe koude kleuren
- Vaak onderwerpen uit de klassieke oudheid
- Figuren staan onbewegelijk (statisch) afgebeeld als standbeelden (geposeerd)
- Ruimte ondiep als toneel met achtergrond doek en toneelachtig, spotachtige belichting
- Klassieke voorwerpen knap geschilderd
- Veel stof uitdrukking (plooien)
Kenmerken Beeldhouwkunst:
- vormgeving is statisch en koel
- Klassieke voorbeelden te koelbloeding nagemaakt of afgegoten
- Beelden technisch knap gemaakt; glad gepolijst
- Ideale, perfecte, volmaakte, gave vormen meestal in wit marmer.
- Meestal naakte of halfnaakte figuren
- Veel aandacht voor anatomie
- Onderwerpen vaak uit de Griekse mythologie (goden, godinnen)
- Eenvoudig
Romantiek 1800-1840
De romantiek is de reactie op deze kille neo-classicisme. In de romantiek speelt het gevoel een belangrijke rol (emotie, fantasie) Het ging hoofdzakelijk om de gevoelsuitdrukking.
Onderwerpen die vaak gekozen werden;
- Dramatische gebeurtenissen (scheepsrampen, veldslagen, executies)
- Fantastische verhalen uit de donkere middeleeuwen.
- Mysterieuze sprookjes uit het verre oosten
- Overweldigende natuur tegenover het nietige, ondergeschikte mens
Kenmerken Schilderkunst
- drukke bewegelijke composities, dynamisch ( diagonale compositie)
- vaak sterke licht – donkercontrasten, clair-obscur
- Vaak wordt het hoogtepunt van de actie geschilderd.
Kenmerken Bouwkunst
- Neo-stijlen oude bouwstijlen worden opnieuw toegepast.
- Verschillende bouwstijlen worden door elkaar gebruikt.
Kenmerken Beeldhouwkunst
- Dynamische houdingen
Realisme 1840 – 1880
Na de wekelijkheid, scènes uit het dagelijkse leven.
In deze periode van de 19de eeuw werd veel kritiek op het kille en afstandelijke van het neoclassicisme geleverd. De Romantiek werd te overdreven en te sentimenteel er werd in de romantiek niet naar de dagelijkse harde werkelijkheid gekeken. Realisten wilden de werkelijkheid laten zien. Dit werk werd in die tijd te grof gevonden. Het werk werd zelfs geweigerd voor de kunsttentoonstelling (de Salon) door de jury.
Kenmerken schilderkunst:
- De onderwerpen waren het armoedige bestaan van arbeiders, op het platteland, in fabrieken of mijnen.
- De natuur, zoals die in de werkelijkheid te zien is. De schilders kunnen en willen nu graag buiten werken, dit is mogelijk door de uitvinding van de verftubes.
Sobere kleuren werken vaak rustig even als een eenvoudige compositie
Kenmerken Beeldhouwkunst:
- Onderwerpen zijn ook hier weer uit her dagelijkse leven gegrepen.
- Realistische vormgeving
Kenmerken Bouwkunst
- De realistische bouwkunst bestaat niet, het is weer een mengsel uit verschillende bouwstijlen.
Wel ontstaat in deze periode gietijzer en staal. Zo kunnen er grote overspanningen worden bereikt. Er kunnen bruggen, grote fabrieken, hallen, etc gemaakt worden.
Staal is erg sterk en in verhouding licht. Het is buigzaam. Er ontstaat skeletbouw.
Impressionisme 1872 – 1905
Impressie = indruk (eerste indruk)
Dankzij de fotografie gaan ook schilders gebruik van foto’s maken, om een moment te kunnen vastleggen.
Kenmerken Schilderkunst
- De lichtval van een bepaald moment is belangrijk en de kleur die dan te zien is.
- Losjes geschilderd in vluchtige verfstreken, er wordt ook vaak krijt gebruikt om snel mee te werken.
- Vormen en contouren zijn vaag en vloeien in elkaar over
- Compositie lijkt eerder toevallig dan zorgvuldig te zijn afgewogen.
- Vaak luchtige onderwerpen, meestal ter plekke geschilderd
- Voorkeur voor zuivere kleuren. (Niet zuivere kleuren zijn gemengd met zwart of wit).
Bekende Nederlandse Impressionisten: Haagse school
Kenmerken:
- typische Hollandse kenmerken
- Sombere kleuren
- Vaak lage horizon en flinke wolkenlucht
- Dikke klodders verf en forse kwaststreken
Kenmerken Beeldhouwkunst
- schetsmatige afwerking (schilderachtig)
- onregelmatig oppervlak zorgt voor afwisseling spel tussen licht en schaduw
- vaak moment vastgelegd
Rodin is de bekendste beeldhouwer, hij vergrote de handen en voeten van de mensen om nog meer uitdrukking te geven. De beelden werden eerst in was en klei geboetseerd, daarna werd eromheen een mal gevormd, vervolgens maakte men een afgietsel en d3e gietnaden werden weggewerkt.
Kenmerken Bouwkunst
- Ook deze bouwkunst bestaat niet
Post- Impressionisme 1884 - 1900
Er waren schilders die het impressionisme te oppervlakkig vonden, ze ontwikkelen een geheel persoonlijke stijl
- het kubisme (Cézanne)
- het Symbolisme (Gauguin)
- het expressionisme (van Gogh)
Cézanne wilde duidelijke vormen. Hij stelde dat de natuur is opgebouwd uit basisvormen zoals een kegel, bol en cilinder vormen. Het schilderij moest er geordend uitzien, zodat er rust en evenwicht ontstond.
Gauguin vond de voorstelling van het schilderij veel belangrijker. Hij legde een diepere betekenis in de voorstelling. De kleur die hij koos was niet de natuurlijke kleur.
Van Gogh schilderde met heftige, beweeglijker penseelstreken, felle kleuren. Hij is de voorloper van het expressionisme. Van Gogh schilderde met gevoel, met hart en ziel.
Pointillisme. Een bekende postimpressionist is Seurat. Hij maakte schilderijen met ontelbare stippen. Deze lijken van afstand één kleur. Hij schilderde vaak met complementaire kleuren, deze liggen tegenover elkaar in de kleurencirkel. Naast elkaar versterken ze elkaar. Deze vorm van werken heet Pointillisme.
Jugendstil 1890 - 1910
In Frankrijk heet dit Art Nouveau
In Engeland heet dit Modern Style
En in Nederland heet deze stroom slaolie-stijl.
Jugendstil = nieuwe, jeugdige, moderne vormgevingsstijl. De naam komt uit Duistland.
Algemene kenmerken:
- Vormen uit de natuur, planten, bloemen, vogels of vrouwen met lange haren.
- Natuurlijke organische vormen worden gestileerd, vereenvoudigd.
- Versierend
- Vooral in de toegepaste kunst en architectuur.
Kenmerken toegepaste kunst als boekomslagen en affiches:
- golvende, sierlijke, gebogen lijnen.
- Meestal een asymmetrische compositie
- Natuurlijke, egale kleuren.
- Decoratief.
Kenmerken toegepaste kunst als sieraden, serviesgoed, lampen, meubels.
- ingewikkelde, slingerende, vlechtmotieven
- Er worden oude ambachtelijke technieken gebruikt, als glasblazen, edelsmeden etc.
- Mooie vorm is belangrijker dan het gebruik er van
- Erg duur door het handwerk.
Kenmerken Architectuur.
- de natuurlijke organische vormen en versieringen.
- Gebogen lijnen ( vb van gietijzer)
Navolgers: Art-Déco 1910-1940
- toepassing van geometrische vormen
- versieringen
- chique
- vaak kostbare materialen
- de oude kunst uit Mexico, Egypte, en Afrika word vaak al inspiratiebron gebruikt
Expressionisme 1905 - 1920
Expressie = uitdrukking
Het gevoel uitdrukken in felle kleuren en persoonlijke vormen.
De ongeremde uitdrukkingen van persoonlijke emoties en gevoelens.
Kenmerken:
- Felle, onnatuurlijke kleuren
- Grove penseel streken, vaak dikke verf
- Vereenvoudigde duidelijke vormen, geen details.
- Nauwelijks ruimt werking
De Afrikaanse kunst werd vaak als inspiratiebron gebruikt
Franse Expressionisten = Fauves (wilde beesten)
Kenmerken
- Vrolijke onderwerpen.
Duitse Expressionisten = Die Brucke
Kenmerken:
- Nogal sombere schilderijen vanwege dreigende oorlog
- Hoekige vormen
Nederlandse expressionistische bouwkunst = De Amsterdamse school.
Kenmerken:
- Organische vormgeving
- Vloeiende vormen
- Decoratief en ingewikkeld metselwerk
- Verschillende kleuren baksteen
- Dakpannen soms bijna verticaal op dak
Kubisme 1907 - 1914
De jonge kunstenaars die Cézanne achtna gingen met de geometrische vormen werden de kubisten genoemd.
Deze stroom is in twee periodes opgedeeld, het analytisch kubisme en het synthetisch kubisme.
Kenmerken analytisch kubisme:
- Geheel uit wiskundige vormen, vlakjes
- Alle stukjes vormen een nieuw geheel.
- Eentonigheid in kleuren, veel bruin en grijs.
- Het onderwerp word van verschillende kanten bekeken en tegelijk weergegeven
- Er is weinig perspectief, het lijkt erg plat, en ondiep.
Kenmerken synthetisch kubisme:
- Grotere vlakken
- Vaak worden er echte voorwerpen materialen op het papier geplakt: stukken behang, krant, stof, etc. Dit wordt een collage genoemd
Picasso is een bekende kubist
In de beeldhouwkunst worden ook de geometrische basisvormen toegepast, zoals kubus, bol, balk, etc.
Futurisme 1909-1916
Deze stroom heeft de betekenis van de toekomst.
Kenmerken:
- suggestie van snelheid, actie. In één schilderij worden meerdere momenten weergegeven. Zo komt er beweging in het schilderij.
- Onderdelen worden herhaal, om de snelheid weer te geven.
- Bewegingslijntjes worden toegevoegd, zoals in stripverhalen
- Door het kubisme komen er veel wiskundige vormen in voor.
Beweging = Dynamiek
De Stijl 1917-1931
Piet Mondriaan was één van de belangrijkste personen in de stijl groep. De stijl was erg onpersoonlijk en zeer eenvoudig.
Het doel van de stijl is het samengaan van de beeldhouwkunst, architectuur en de toegepaste kunst.
De rechte lijn en de primaire kleuren, rood, geel, blauw en groen, zwart en wit werden toegepast.
Kenmerken:
- Abstracte vormgeving
- Zoeken naar evenwicht of harmonie met horizontale en verticale lijnen
- Geometrische basisvormen
- Onpersoonlijke stijl
- Primaire kleuren en de niet kleuren wit, zwart en grijs
- Versieringen worden weggelaten
Architectuur:
- De verhoudingen zijn belangrijk
- Verhoudingen van muren en glas
- Verhoudingen van hoge en lage delen van het huis
- Verhoudingen van in en uitspringende vlakken van de gevel
Belangrijke architect is Rietveld
Constructivisme 1917-1924
De vormen, vlak en kleur zijn de belangrijkste beeldende aspecten, die worden aan elkaar gelast, of aan constructies met balken en platen. Soms worden de constructies in helder kleuren gespoten.
Bauhaus 1919 – 1933
Bauhaus is de naam van een Duitse kunstacademie, het doel van deze academie is het ontwerpen van producten voor machinale vervaardiging en het samengaan van kunst, ambacht en techniek. De leerlingen kregen eerst een basisvorm in alle kunstvakken, daarna kozen ze een bepaald kunstvak. Bekende Europese kunstenaars gaven les op deze school.
Kenmerken
- geometrisch basisvormen
- Heldere constructie
- Functionele vormgeving
- Toepassing van nieuwe materialen, geschikt voor industriële productie
Architectuur
- Betonskelet, als drager van het gebouw
- Vliesgevel, een wand van glas
- Functionele, zakelijke vormgeving
Functionalisme 1900 - 1945
Functionalisme betekent de functie of het doel waarvoor het gebruikt wordt bepaald de vorm van een gebouw of een voorwerp.
De gebouwen zijn strak en dus zonder versieringen
Kenmerken:
- De constructie van een gebouw werd niet weggestopt, maar het bleef zichtbaar.
- Er werden nieuwe materialen toegepast, zoals gewapend beton en staal
- Sobere en doelmatige vormgeving
- Vaak skeletbouw toegepast
- Later toepassingen van Prefab onderdelen. Dit zijn onderdelen die al in de fabriek worden klaar gemaakt.
Dada 1916 - 1923
Na de eerste wereld oorlog vluchten de kunstenaars naar Zwitserland. Ze wilden een revolutie in de kunst. Ze gingen dingen maken en doen doe normaal onzinnig zijn. Voorwerpen die men toevallig tegen kwam of vond werden benoemd tot kunst. Een ready- made, dit is een voorwerp van zo gevonden word e n waar de kunstenaar verder niks mee doet, en dat men toch kunst noemt. Ze wilden het publiek shockeren en voor de gek houden.
De dada-kunstenaars wilden anti kunst maken.
Kenmerken:
- Tegen tradities in de kunst
- Anti- kunst
- Spottend en onzinnig
- Collages die er toevallig zo uit zien
- Gevonden voorwerpen, Ready- mades
Surrealisme vanaf 1924
Boven de werkelijkheid. De wereld van het onbewuste dient als inspiratie bron van de kunstenaars.
Kenmerken:
- Figuratieve, herkenbare schilderijen
- Onwerkelijke voorstellingen
- Gedetailleerd
- Haarscherp, bijna fotografisch
- Geheimzinnige lichtval
- Plastisch vormen
- Duidelijke ruimtesuggestie (lijnperspectief)
Een bekende schilder is Dali
In Nederland wordt het surrealisme het magisch realisme genoemd
Kenmerken:
- onheilspellende sfeer
- grote licht- donkercontrasten: lange schaduwen, geheimzinnige lichtval
- grote aandacht voor ruimtelijkheid en stofuitdrukking
Decalconie = afdrukken van verf
Bouwkunst 19e eeuw
In de 19e eeuw maakten architecten gebruik van oude stijlen. Als er meerdere stijlen in één gebouw gebruikt worden heet dit: eclecticisme
Door de industriële revolutie trekken mensen naar de steden om daar te werken. Er moesten dus veel nieuwe huizen en gebouwen gemaakt worden. Oude huizen en gebouwen maakten plaats voor brede boulevards en grote pleinen. Er werden nieuwe fabrieken, warenhuizen, bruggen en hallen gebouwd.
Door de ver ontwikkeling van de stoomtechniek, kunnen machines veel ijzer verwerken. Zo kunnen lange bruggen en grote hallen worden gebouwd. Staal heeft als voordeel dat het harder, lichter en buigzamer materiaal is dan gietijzer. Staal constructies konden grote en zware overspanningen dragen. Na eeuwen massieve bouwwijze met dragende stenen muren, krijgen we skeletbouw. Gebouwen komen zo meer verdiepingen krijgen. De muren konden dunner worden gemaakt, want deze hebben geen dragende functie meer. Er konden dus ook meer ramen geplaatst worden. Dit betekende meer daglicht.
Er kon optimaal gebruik gemaakt van de grond in grote steden, dit kon door hoogbouw. De ontwikkeling van wolkenkrabbers begint. De vormgeving van de gebouwen word zakelijker en saai. De functie van het gebouw is belangrijker dan de vorm.
Abstract Expressionisme in Amerika 1943 - 1959
Vanwege de tweede wereld oorlog vlucht veel mensen vanuit Europa naar Amerika. Ze richten daar de New York School op, ze schilderden abstracte schilderijen. Piet Mondriaan was één van deze mensen.
Het Abstract Expressionisme in Amerika kent twee hoofdrichtingen:
- Action Painting: de actie van het schilderij staat centraal.
Kenmerken:
- emotie, gevoel, ongeremde handelingen bepalen hoe het schilderij er uit ziet.
- Enorme schilderijen
- Persoonlijke hanteringwijze
- Colourfield Painting: de werking van de kleur staat centraal.
Kenmerken:
- enorme kleurvlakken
- egale kleurvlakken, nauwelijks verftoetsen zichtbaar
Het vervolg op de colourfield-painting heet hard-edge
Kenmerken:
- vlijmscherp afgebakende contrasterende kleurvlakken
- schilderijen krijgen vaak aparte vormen (niet rechthoekig)
- enorme formaten
- strak en onpersoonlijk geschilderd of gespoten
Cobra vanaf 1948
Na de oorlog in Europa lieten de kunstenaar zich door kindertekeningen
De naam Cobra is ontstaan door: Copenhagen, Brussel, Amsterdam.
Kenmerken:
- vrij, spontaan, ongeremd schilderen (als kinderen)
- heftig, expressieve vormen en kleuren
- vaak tussen figuratief en abstract
Een bekende kunstenaar is Karel Appel
Pop-art 1955-1971 en later
Populair.
Kenmerken:
- kunstenaars halen hun beelden uit reclame, kranten, strips en tv.
- Beelden worden uit het dagelijks leven gehaald
- De beelden worden geschilderd, gezeefdrukt of als collage gepresenteerd
- De beelden zijn enorm uitvergroot
- Deze stroom is erg bekend door de herkenbare beelden.
- De kunst heeft geen boodschap.
- Heel onpersoonlijk
- Herhalingen
- Glamourachtige kleuren
De pop-art is een reactie op het abstract expressionisme.
Happening en Environment
Deze stroom in dezelfde tijd als de Popart
Happening was al bekend bij Dada, Futurisme, surrealisme. Het publiek wordt bij het gebeuren betrokken. Zodat dit een deel van de kunst wordt. De mensen doen mee in het kunstwerk.
Environment is een opstelling van alledaagse attributen in een ruimte. De toeschouwer kan zich in het werk begeven, zonder er iets aan toe te voegen.
Op-Art 1959 –1970
Op –Art is een bedrog voor je ogen. Het lijkt net alsof de kunst beweegt.
Er zijn twee stromingen
- Lijnen of vlakken die lijken bewegen als je er voor staat
- Lijnen of vlakken die lijken bewegen wanneer je er langs loopt
Beeldhouwkunst na 1945, Minimal art, Kinetische art
Minimal art
Eenvoudige geometrische vormen, zoals blokken, platen en kubussen. Aan de constructie is in de fabriek gewerkt. Belangrijke beeldende aspecten zijn ritme, kleur en maat.
Kenmerken:
- uitgaan van eenvoudige geometrische vormen
- Zo min mogelijk kleur
- Herhalingen
- De beelden zijn duidelijk aanwezig in de ruimte, niet te klein.
Kinetische art
Bij deze stroming kan de kunst echt bewegen. De beweging kan op gang worden gezet door lucht, water of motoren.
Kenmerken:
- Het object kan echt bewegen.
- De bewegen word veroorzaakt door wind, water, of door motoren, of door de toeschouwer zelf.
Architectuur na 1945
Na de tweede wereld oorlog was het in Europa een enorme chaos. Steden waren letterlijk van de landkaart afgeveegd. Toen de weder opbouw begon was hoogbouw zeer in trek. Er was veel vraag naar woningen, dit was dus de perfecte oplossing. Er was een groot gebrek aan materialen, waardoor de kwaliteit van de productie onder de maat bleven.
In de jaren zeventig werd alles gerenoveerd en er was een stadsvernieuwing. Er ontstonden slaapsteden. Overdag was het een oase van rust en er werd niet gewerkt. Veel mensen die weer van geld hadden ontvluchten de flats en de grote steden, en willen een eigen huis. In de jaren zeventig en tachtig kwamen er gevarieerdere woningen. In wijken ontstonden verschillende vormen: gebroken daklijnen, grachtjes, terrassen, hofjes. Er werd grote variatie in materialen toegepast. De wijken worden kleinschaliger.
Ontwikkelingen vanaf 1960
Nulgroep/zero
Men ging tegen het emotionele werk werken. Heel onpersoonlijke kunst. Veel witte werken, reliëf, herhalingen, lijntjes
De volgende 4 stromen zijn een soort anti-kunst
Fluxus 1950 - 1960
Zuivere stroom. Kunst en leven moest samen gaan. Schilders, muziekanten en dichters organiseren festivals. Ze betrekken het publiek erbij
Conceptuele kunst
Woord en tekst.
Arte Povera
Gebruiken van hele goedkope, armoedige dingen. Veel van natuurlijke dingen. (filt)
Ontstaan, groei, sterven.
Deze kunst gaat over natuurlijke processen
Body-Art
Personen gaan een steeds meer een grotere rol spelen in de kunst. De kunstenaar gebruikt een lichaam om zijn ideeën uit te werken. Het lichaam was de kunst, op deze manier van het leven en de kunst één.
Land art
De natuur werd als onderwerp. Er werden staalplaten of gordijnen in de natuur geplaatst. Zo verandert de oorspronkelijke natuur.
Hyperrealisme of fotorealisme 1966 en heden
Kenmerken:
- fotografisch nauwkeurig
- Schilderen op, zeer groot formaat
- Onderwerp, autoshowroom, winkeletalages, autokerkhoven.
- Werkwijze, op dia geprojecteerd op doek
- Stukje allerdaags
REACTIES
1 seconde geleden
W.
W.
WEEEEEEEEEEE THX!!!! I (l) U!!!!
:P
SPAAAM
WEEEEEEE
22 jaar geleden
Antwoorden