Goddelijke orde & Steden en Kathedralen

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2540 woorden
  • 13 oktober 2007
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Goddelijke orde & Steden en Kathedralen

Europa was in de elfde en twaalfde eeuw heel uitgestrekt en onherbergzaam. Pelgrimages waren dus gevaarlijke en langdurige ondernemingen. Op een van de belangrijkste routes naar Santiago de Compestella (zou het graf van Jacobus de oudste zich moeten bevinden) ligt Conques. Hier kregen pelgrims een maaltijd en een slaapplaats. Als je de kerk binnen gaat zie je een timpaan (is halve cirkel met afbeeldingen uit de bijbel erop, bij Conques een afbeelding uit de Apocalyps. Hier is Jezus afgebeeld als een feodale heer die over zijn volk) deze afbeelding was heel heftig in die tijd omdat er te zien is wat er allemaal gebeurt met zondaars.
In de middeleeuwen overheerst het angst gevoel. Angst voor een alwetende van God en wat er met je gebeurt na de dood.
In klooster was het de bedoeling om God te loven en hem te prijzen. Dit was de taak van de monniken, die een heel strak schema hadden waar ze zich aan hielden, de ‘gewone’ mens kon geld geven aan het klooster om zo de monniken voor hen te laten bidden etc. Je werd monnik als je uit een welgestelde familie kwam, je kreeg dan een grote som geld mee.
Monniken sliepen in het dormitorium. Er werd gewerkt in het scriptorium. Daar schreven de boeken over, meestal bijbels, die ze dan versierde met miniaturen. De kern van kloosters is ora et labora = bid en werk. Gebedsdiensten zijn op vaste tijden: de getijden. Men zingt dan psalmen, dit alles gebeurt in het Latijn. Eerst zong iedere streek de psalmen op zijn eigen manier. Paus Gregorius zou hierin een ordening in hebben aangebracht, maar blijkt niet goed te zijn, pas eeuwen later gebeurd. Maar de stijl heet nog wel gregoriaans = eenstemmig, dus niet maatgebonden. Dit soort gezang was alleen bedoeld voor de liturgie = de eredienst. Soms zijn er ook stukken waar er verschillende tonen op een lettergreep worden gezongen. Dit moet er voor zorgen dat er niet gedachteloos wordt gezongen. Met de menselijke stem en in de kerk moet de muziek het beste over komen voor God, beter dan het instrumentele. Het perfectioneren van de zang wordt steeds belangrijker in het gregoriaans want hoe dichterbij de goddelijke harmonie hoe beter. Het wordt steeds moeilijker om de zang van oor tot oor over te brengen, daarom worden er geheugensteuntjes aangebracht, neumen, bovenaan de tekst. Guido van Arezzo perfectioneert dit systeem door twee lijnen aan te brengen en de C geel te maken en de F rood. Vervolgens komt er de vier lijnige notenbalk met de vierkante noten. Ook geeft hij de tonen namen die makkelijker in het gehoor liggen. (do-re-mi-fa-sol-la-ti-do) deze heeft hij afgekeken van de Johanneshymne. Door deze notatie kunnen we eeuwenoude muziek nog steeds laten klinken.
Door alle schenkingen vergaren de kloosters een kapitaal, en leven ze dus in grote rijkdom. Vooral de kloosters van de Cluniacenzers, naam ontstaan door het klooster Cluny, dat in het midden van Frankrijk ligt. De Cluny-orde heeft honderden kloosters en kerken laten bouwen en deze versierd met beeldhouwwerk en allerlei relikwieën. Tegenwoordig kan al het goud niet meer worden uitgestald dus oogt de kerk somber. Pilaren of halfzuilen zijn versierd met bloemmotieven of stukken uit de bijbel. In de kerk bij Vezelay is gekozen voor een andere aanpak, dit heeft alles te maken met de pelgrims- en kruistochten. Grote getallen gaan op pelgrimstocht. Jezus wordt in Vezelay niet meer afgebeeld als rechter die het laatste oordeel uitspreekt maar als spreider van het heilige woord. De rest van de kerk symboliseert ook het karakter van pelgrims kerk. Zo is het middenschip donker en en zijn de pilaren versierd met duivelse verleidingen die de pelgrims moeten weerstaan tijdens hun tocht. En aan het eind is de apsis heel erg licht, en moet dus het einddoel symboliseren, het goddelijke wat dan wordt gehaald.
In de tijd van de pelgrimstochten waren er geen goede wegen en de kans dat er je iets ergs overkwam was erg groot. Kloosters werden daarom een toevluchtsoord. In deze tijd was weten en onderzoek niet belangrijk maar alleen geloven. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom de mensfiguren eruit zien zoals ze eruit zien, namelijk zonder al te veel detail en uitdrukkingen, maar de boodschap die ze uitdrukken is duidelijk.
De Cisterciënzers zijn een tegenhanger van de Cluniacenzers. Zij vinden al die rijkdommen alleen maar afleiden. Op Schiermonnikoog is ook een Cisterciënzers klooster. Fontenay is een goed voorbeeld hoe Bernardus van Clairvaux vond dat kloosters er uit moeten zien. De tuin is symmetrisch en moet de goddelijke orde afspiegelen. De boeken die in deze kloosters worden geschreven worden ontdaan van de miniaturen. Er is geen beeldhouwwerk in de kloosters te vinden, dat leidt namelijk alleen maar af van de heilige atmosfeer die in de kerk moet heersen.
Harmonieuze verhoudingen en de lichtinval moeten verwijzen naar God. Omdat ze dus heel veel belangstelling hebben voor de architectuur lopen ze voor op de Cluniacenzers.

Steden en kathedralen

In de late middeleeuwen komen er steden. En met die steden worden weer kloosters en kerken gebouwd. Kerken en kloosters vervullen nu niet alleen de rol van het vereren van god, maar geven ook scholing en verzorgen de zieken. In de kerk wordt niet alleen de mis gehouden maar ook feesten en er wordt recht gesproken. In grote steden waar een bisschopszetel is worden kathedralen gebouwd die prestige aan de stad en bisschop geven, hoe groter, hoger, versierder, hoe beter.
Aan het adellijke hof wordt muziek gemaakt, de hofmuzikanten heten troubadours. Vaak zijn ze van adellijke afkomst, en hebben ze een opleiding in het klooster genoten. In hun repertoire zitten minneliederen die de hoofse liefde bezingen.
De liederen worden gezongen door drie stemmen, elk met een eigen tekst. De drie teksten worden tegelijk in het Frans en in het Latijn gezongen. Twee stemmen verwoorden het gevoel van de hoofdpersoon, en een derde vlecht hier zinnen doorheen uit de bijbel. Deze muziek is voor kenners, maar beïnvloed wel de kerkmuziek en de straatmuziek.
De straatmuzikanten staan in laag aanzien, steden maken zelfs wetten zodat ze niet overal kunnen optreden. Er is weinig van hun muziek bewaard gebleven omdat ze het niet opschreven. Vaganten, sluiten zich aan bij een eeuwenoude kunstvorm, die er al was in het Romeinse rijk, maar de katholieke kerk werd verbannen. De kerk is tegen deze vorm van muziek maken maar toch wordt de volksvermaak van generatie op generatie doorgegeven.
In de loop van de late middeleeuwen gaat de kerk steeds vaker de vaganten in hun kerk uitnodigen, ze mogen dan tijdens de liturgieviering optreden, de gregoriaanse regels voldoen niet meer en worden saai gevonden. Er worden twee soorten spelen opgevoerd; mirakelspel, dat houdt in dat het leven van een zondenaar door tussenkomst van Maria of een andere heiligen weer goed komt. En een passiespel, hier is het lijden van Jezus het onderwerp. Sommige spelen duren dagen, en om het zo echt mogelijk te laten lijken worden er tussen huizen verschillende decors gebouwd.
Een andere variant op de mirakel/ en passiespelen zijn de wagenspelen. Zo worden er op wagens hele scènes gespeeld, vaak horen deze niet bij elkaar. De wagens worden gemaakt door gilden en vaak wordt dan ook hun gilde hierop uitgebeeld. De scène wordt dan weer opnieuw gespeeld in een andere straat.
In de steden ontstaan weer andere kloosterorden; zoals de franciscanen en dominicanen, beide leven zeer ingetogen. De franciscanen leven volgens de leer van Franciscus van Assisi, hij was een zoon uit een zeer welgestelde familie totdat hij zich op een dag al die rijkdom afzwoer en in armoede volgelingen voor de kerk te gaan vinden.
Tijdens het werk van Franciscus verandert de kijk op Jezus, op afbeeldingen wordt zijn geboorte en zijn dood een populair onderwerp. Op afbeeldingen waar Jezus wordt gekruisigd wordt de pijn en uitputting extra benadrukt. Aan het eind van Franciscus zijn leven trekt hij zich terug op een eilandje (isola Polvesa) en daar gaat hij vasten, en neemt hij een broodje per dag. Door de uitputting verschijnen er tekenen van heiligheid, namelijk twee punten in de handen waar bij Jezus de spijkers door heen zouden zijn gegaan.
De franciscanen zijn bedelorden, zij leven van giften van de burgerij en daar tegenover geven zij weer onderwijs. In die tijd komen er ook de eerste universiteiten. Daarop wordt geloven minder belangrijk en worden de oude teksten van de Griekse filosofen gebruikt. De denkwijze in de late middeleeuwen verandert dus. Er wordt weer moeite gedaan om de zichtbare wereld af te beelden en de gedrochten uit de vroege middeleeuwen maken plaats voor menselijke figuren, planten en dieren.
Enkele jaren na de dood van Fransicus van Assisi wordt er een kerk op zijn graf gebouwd. Giotto krijgt opdracht om deze te versieren en doet dit met speciale muurschilderingen: Fresco’s, bij deze speciale techniek wordt er in een stukje nat kalk geverfd. Giotto heeft heel erg opgelet hoe mensen in elkaar zitten en probeert deze dus zo goed mogelijk na te doen. Ook let hij heel erg op de compositie, en is hij dus een voorloper op de renaissance waarin ze het perspectief uitvinden.
De meeste middeleeuwse steden hebben in het centrum een kerk, bij sommige Italiaanse steden pakt dit anders uit. Daar is een groot plein het centrum. Dit is bijzonder omdat iedereen die in de stad wil wonen binnen de muren moet wonen en er dus weinig ruimte is (de huizen gaan daarom ook een paar verdiepingen omhoog) In Siena is er een groot plein in de vorm van een halve cirkel, negen delen lopen naar een centraal midden een palazzo, hierin zetelen de negen (Nove) raadsheren van de stad, wat ook heel bijzonder is omdat de macht dus niet in handen is van de kerk of een koning, maar van de burgers. De Nove laat de schilder Ambrogio Lorenzetti het stadhuis versieren met twee fresco’s, eentje waarop de gevolgen staan van het goede bestuur, hierop zie je goed hoe het leven van alledag eruit zag. Ook heeft hij de ‘wetten’ van het perspectief al goed in de gaten. (vandaag nog steeds goed te zien) en eentje waarop de verschrikking staat van de natuur. (minder goede kwaliteit)
De bouw van kathedralen duurt heel erg lang. De Notre-Dame is een goed voorbeeld van gotische bouwstijlen. Er zijn geen massieve muurvlakken meer maar er zijn grote ramen, die vaak versierd zijn met glas in lood. Het roosvenster boven de deuren is hier een goed voorbeeld van. De bouw van de kathedralen wordt gefinancierd door de burgers. Bij de bouw van een kathedraal is de kathedraal ingesloten door bouwloges, waar kunstenaars en andere gilden werken aan onderdelen van de kerk, maar dus niet terplekke hoeven te werken. Door nieuwe technische inzichten en vondsten kunnen ze mooier en beter bouwen. Door de ritmische opeenvolgingen van pijlers, gewelven en luchtbogen blijft er veel ruimte over voor steenhouwers en glazeniers. Omdat de bouwloges verplaatsbaar waren is de gotiek zo een internationale stijl geworden. Bij de gotische kerken zijn de dragende muren vervangen door een skelet van spitsbogen, skeletbouw. Door deze ontwikkeling is het mogelijk om de kathedralen zo ontzettend hoog te bouwen. De verticale richtingen zijn het meest opvallend bij gotische gebouwen, en dan dus ook spitse torens, alleen zitten die er vaak niet op omdat er geldgebrek was. (een teken van het feit dat het waaghalzen waren, ze waren dus nooit tevreden over het eindresultaat). Als je om de kathedralen heen loopt zie je allemaal luchtbogen. Zij zorgen ervoor dat het gewicht niet meer rust op het gewelf zelf. En aan het eind van de luchtbogen zitten kleine torentjes (pinakels) die ervoor zorgen dat zijwaartse druk wordt omgezet in neerwaartse druk. Door de luchtbogen is het mogelijk om grote vensters te maken.
Het was de bedoeling om een speciale mystieke sfeer neer te zetten als je de kathedraal binnenkwam. (zeker 700 jaar geleden) Suger abt, is heel erg voor om alles helemaal te versieren. Zo neemt hij bijvoorbeeld de kerk Saint Denis onder zich, en verfraaid hij deze. Hierover schrijft hij een boek waarbij het werk dag tot dag bijhoudt. En daarin laat hij zichzelf zeker niet achterwege.
Suger is een groot voorstander voor licht in de kerk, voorbeeld hiervoor haalt hij uit het deel van de bijbel dat geschreven zou zijn (later bleek van niet) door Dionysius. Door de nieuwe technieken en materialen die in de gotiek worden gebruikt kan Suger veel gebruik maken van gebrandschilderde ramen; dit zijn ramen waarop eerst met een speciaal soort verf opgeschilderd is en dat is er dan later ingebrand. De contouren die hiermee gemaakt worden zijn dan omlijst met loodstrips. Vaak zie je ook nog horizontale dikke loodstrips, deze zijn voor extra stevigheid, omdat de ramen zo groot werden.
In Chartes kun je nog goed zien hoe het eruit moet hebben gezien in de tijd van Suger. Hier zijn de ramen nog in goede staat gebleven. De gebrandschilderde ramen vertellen de verhalen voor de ongeletterde. Veel van de ramen uit die tijd (en ook de fresco’s) gaan over het leven van Christus.
Het koor van de kerk is het belangrijkste deel, hier worden de missen opgedragen. Alleen worden de missen steeds saaier voor de gewone mens en daarom wordt er aan de gewone liturgie een liturgisch drama gemaakt. Hierin wordt gezongen. En vaak worden dit hele toneelstukken waarin gezongen wordt.
Musica mundana; is muziek om God’s werk te doorgronden. En dit wordt dan weer het dichts benaderd door de musica humana, of de menselijke stem. De instrumentele muziek wordt minder hoog geacht omdat dit niet het evenbeeld is van God, en de mens is natuurlijk geschapen uit het evenbeeld van God. Door het weinige gebruik van instrumenten wordt polyfonie gestimuleerd. Polyfonie; meerstemmige muziek, en maakt de muziek dus intenser. Zo voeg je dus emotie toe aan de ceremonies. De kapelmeester van de Norte-Dame, Perotin, zorgde voor veel ontwikkelingen hierin. Zo heeft hij dit bedacht, de contratenor, die zingt steeds van hoog naar laag. Zorgt dus voor een tweede en derde stem naast de bestaande basislijn. De basislijn werd gezongen door de cantus firmus. Deze houdt zich de hele tijd vast aan een eentonige (gregoriaans) vaak zingt de cantus firmus in het Latijn en de andere in de eigen taal.
Paus Johannes de Doper XXII was tegen deze complexe muziek. Want dit zou alleen maar de wellust bevorderen en dus niet meer dienen als waarvoor het bedoeld was, God dienen.
La messe de Nostre-Dame is een meerstemmig stuk wat misschien wel het eerste stuk is wat toegeschreven kan worden aan een componist; Guillaume de Machaut. Hij was lange tijd cantor in de Notre-Dame in Reims. De katholieken erediensten krijgen in de 12de eeuw een vaste vorm. Van een opeenvolging van bepaalde woorden. De meerstemmigheid en de herhaling, vallen goed samen met de gotische bouwstijl en daarbij lijkt de Romaanse stijl en het gregoriaanse gezang erg simpel.
In Trecento ( vrije vertaling voor 1300) worden er kunstenaars die muziek gaan schrijven en daar ook tekst op gaan zetten, ze doen dit dan in hun eigen volkstaal (wat heel bijzonder is) en maken hiervoor de weg vrij voor de Renaissance. Francesco van Landini, is hier een goed voorbeeld van. Deze blinde componist, schrijft zijn eigen muziek en wil hiermee ook het liefst zelf optreden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.