Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Esthetica, 1-3

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 835 woorden
  • 5 april 2004
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
26 keer beoordeeld

Esthetica 1 De Oudheid: Kunst als mimesis Alexander Gottlieb Baumgarten verklaarde kunst tot een aparte tak van de filosofie: de esthetica is geboren. Baumgarten spreekt in eerste instantie over de algemene schoonheidsbeleving, later wordt met esthetica vooral de filosofie van de kunst bedoeld. Nog tot in de 20ste eeuw is het uiterlijke verschijnen van kunst in sterke mate door allerhande regels bepaald. Kunstenaars passen deze regels toe in hun kunst. Met de komst van de esthetica wordt aan de bestaande regels van vorm en verschijning de filosofische vraag toegevoegd wat kunst is en wat schoonheid met kunst te maken heeft. In de 20ste eeuw lappen steeds meer kunstenaars de egels aan hun laars en volgen hun eigen weg. Plato: Plato onderscheidt 2 werelden: de zichtbare- en de ideeënwereld.De dingen die wij zien in onze zichtbare wereld zijn een afspiegeling van de ‘ideeën’ uit de ideeënwereld. Volgens Plato is realistische kunst niet waarheidsgetrouw en alleen maar op schone schijn gericht. Nabootsingen van dingen uit de zichtbare wereld, zijn volgens hem wel erg verwijderd van het ware schone uit de ideeënwereld. Plato koppelt in zijn kunstbegrip ‘goedheid’, ‘waarheid’ en schoonheid. Zonder 1 van dingen kan iets nooit kunst zijn. Plato verafschuwt de tragedie. Die brengt namelijk de toeschouwer tot verkeerde gedachten. Uit de Platonistische ideeënwereld is de theorie van het moralisme voortgekomen. Kunst is moralistisch als zij een bepaalde visie over het goede handelen uitdraagt. Aristoteles: Is een leerling van Plato. Hij spreekt zich juist positief uit over realistische kunst ( mimesis), de kunstenaar imiteert de werkelijkheid niet, maar geeft deze weer zoals die zou moeten zijn. Hij ziet de tragedie als hoogtepunt van mimesis. Brengt de toeschouwer tot inzicht. Zijn beschrijving van de opbouw van de tragedie: expositie, motorisch moment, climax, crisis, peripetie en evt. catastrofe. Stoïcisme: Materialisme en verknochtheid zijn zaken waar een stoïcijn geen last van heeft. Je moet je voegen naar je eigen lot. 2 De Middeleeuwen: Kunst in dienst van het geloof Aurelius Augustinus: Kunst moet ten dienste staan van de verkondiging van het geloof, en die kunst kan alleen worden gemaakt door christenen. Kunst moet altijd de herinnering aan God oproepen en aansporen tot vroomheid. Genieten van kunst is uit den boze. Bernardus van Clairveaux is het met Augustinus eens. Beide zijn ook tegen al teveel aandacht voor afbeeldingen. Ook de islam verwerpt herkenbare voorstellingen, zelfs symbolische voorstellingen worden vermeden. Beeldverering: Vooral in Oost-Europese kerken worden iconen vereerd alsof de afgebeelde persoon echt aanwezig is. Hierover wordt gezegd dat de sterveling zijn geest zo in hogere beschouwing verheft en dat zo zijn verering niet langer wordt afgeleid. In West-Europa worden vooral relieken geëerd. Iconen en reliekhouders krijgen hun religieuze betekenis doordat ze als symbool voor een heilige zelf ook heilig worden. Goddelijke orde: Volgens de middeleeuwse opvattingen staat schoonheid gelijk aan de goddelijke orde. De kosmos is geordend volgens een goddelijk maatsysteem. Architectuur en muziek zijn een afspiegeling van deze ordening. In de middeleeuwen heeft kunst altijd een diepere bedoeling, als een kunstwerk aan de godsdienstige functie ( het vertelt een verhaal, beeldt een heilige af of het verwijst naar de goddelijke harmonie) voldoet, dan is het een mooi kunstwerk. Uitvoerende kunstenaars worden daarom in die periode gezien als ambachtslieden, het uitvoeren van kunst wordt namelijk gezien als mechanische arbeid ( Artes Mechanicas). De middeleeuwse kunstenaar signeert zijn kunstwerk daarom bijna nooit.
3 De Renaissance: Kunst in evenwicht en harmonie In de renaissance komen de christelijke en de klassieke idealen samen. Hierdoor ontstaat ook een nieuw schoonheidsideaal. De beeldende kunst haalt veel nieuwe kennis uit de klassieke natuurwetenschappen en krijgt een heel ander aanzien. De kunstenaars zijn ook geen ambachtslieden meer, maar sterke individuen die zich graag meten met moderne en klassieke wetenschappers. Giorgio Vasari: Vasari heeft boeken geschreven die het prestige van grote kunstenaars illustreren, hij wordt de eerste kunst historicus genoemd. Zijn boek “Levens van de grote schilders, beeldhouwers en architecten” beschrijft de levens en kunstwerken van grote kunstenaars, het boek is nog steeds een belangrijke bron van de Italiaanse kunst van de 13e tot de 16e eeuw. Vasari construeert de geschiedenis van de kunsten als een proces van geleidelijke vooruitgang. Volgens Vasari doet iedere kunstenaar wat mogelijk is binnen de grenzen van zijn tijd en omgeving, en volmaakte kunst kan alleen bereikt worden door de inspanningen van opeenvolgende generaties kunstenaars. In de renaissance is kunst niet alleen meer bedoeld om God te vereren, maar ook om de kunst zelf. Het aanzien van kunstenaars is in deze periode groot en het hebben van eigen stijl wordt erg gewaardeerd. De uitvoerder en de opdrachtgever bepalen samen de uiteindelijke vormgeving. Het renaissancistische geloof toegang te hebben tot de goddelijke schoonheid wordt uiteindelijk vervangen door het besef van de menselijke eindigheid. Leon Battista Alberti: Naast de ideale maten (van Pythagoras waar in de Renaissance weer op terug gegrepen wordt) moet architectuur het welzijn van de burgers waarborgen, in openbare gebouwen moet de politieke orde zichtbaar zijn, niet alleen de functie maar ook de omgeving is bepalend voor de architectonische vormgeving ervan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.