Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Voeding en vertering

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 713 woorden
  • 9 maart 2004
  • 135 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
135 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Havo B Deel 2 Thema 4 Voeding en vertering Basisstof 1 Voedingsmiddel = alles wat je eet of drinkt
Voedingsstof = de bruikbare bestandsdelen van een voedingsmiddel
Voedingsvezel = een verzameling stoffen die niet door de enzymen ui het verteringsstelsel kunnen worden verteerd. Ballaststoffen = voedingsvezels
Voedingsvezel houdt de darmbeweging en de stoelgang in orde. Een voedingsmiddel heeft een hoge voedingswaarde als er veel verschillende voedingsstoffen in zitten. Belangrijkste voedingstoffen in groepen: Eiwitten
Koolhydraten

Vetten
Water
Mineralen
Vitamines
Je eten moet veel van deze voedingstoffen bevatten om gezond te blijven. Je eten moet: - gevarieerd zijn - hoeveelheid moet voldoende zijn - goed verwerkbaar zijn
Bouwstoffen worden in je lichaam gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels. Brandstoffen worden gedissimileerd om energie te leveren. Ze zijn nodig voor het verrichten van arbeid
Eiwitten (proteïnen) Eiwitmoleculen zijn opgebouwd uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren. Mensen hebben 20 aminozuren, waarvan een paar ingenomen moeten worden, omdat ze niet te maken zijn door de mens zelf. Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen en sommige eiwitten zorgen voor het transport van dingen in het bloed. Eiwitten worden niet in je bloed opgeslagen. Koolhydraten
Koolhydraten worden ingedeeld in monosachariden (fructose), disachariden (lactose, sacharose) en polysachariden (zetmeel). Koolhydraten zijn brandstoffen, maar soms zijn het ook bouwstoffen. Vetten (lipiden) Vetten zijn opgebouwd uit 1 glycerol en 3 vetzuren moleculen. Een verzadigd vetzuur bevat het maximale aantal waterstofatomen en heeft een rechte vorm. Een onverzadigd vetzuur bevat niet het maximale aantal waterstofatomen en de vorm is niet recht. Dierlijke vetten bevatten vaak ook nog cholesterol. Cholesterol is een vetachtige die onder andere in je bloed voorkomt. Vetten dienen als brandstoffen. Water
Alle organismen bestaan voor het grote deel uit water. Het is dan ook een belangrijke bouwstof. - oplosmiddel - transportmiddel

Mineralen (zouten) Mineralen zijn zouten en bouwstoffen die je nodig hebt om je lichaam gezond te houden. Mineralen zijn altijd anorganisch. Hier wat tekorten en hun ziektes. Tekort Ziekte
IJzer Bloedarmoede
Kalk Slap geraamte/osteoporose
Jodium Schildklierproblemen
Kalium zenuwstelselproblemen
Vitamines
Organische stoffen die zorgen dat je lichaam gezond blijft. Niet alle vitamines kun je zelf aan maken, die zal je moeten in nemen met je maaltijden. Vitamines worden met een letter aangegeven. - kleine hoeveelheden - hypovitaminose (gebrek aan een bepaalde vitamine) - hupervitaminose (overschot aan bepaald vitamine Basisstof 3 De basis van een gezonde voeding is variatie. Ook moet het op een goede manier bewaard en bereid worden. Er mogen ook niet teveel additieven (toegevoegde stoffen) in je eten voorkomen. Behalve de variatie is de hoeveelheid ook belangrijk. De hoeveelheid is afhankelijk van het geslacht, de leeftijd en het lichaamsgewicht. Bij activiteit ook de lichamelijke inspanning. Analyse Persoonlijke
Dieet voedsel behoefte Ruststofwisseling arbeid

Leeftijd Lichaamsgew. Geslacht
Als je teveel eet wordt je te dik en te zwaar. In je lichaam is dan teveel vet opgeslagen, vooral in het onderhuidse bindweefsel en rondom de organen. Om dan opeens minder te gaan eten is niet al te verstandig, je moet zorgen dat je genoeg voedingsstoffen binnenkrijgt. Het beste is om dit te doen via een vermageringsdieet. Conserveren
Door het conserveren van voedsel worden omstandigheden voor micro-organismen ongunstig gemaakt. Manieren van conserveren: Invriezen (temperatuur heel laag maken, micro-organismen niet actief) Pasteuriseren (door te verhitten (72 gr.), worden de bacteriën gedood) Steriliseren (erg verhit en meteen verpakt. 130 tot 140 gr.) Vacuüm verpakken
Additieven (toegevoegde stoffen) Antioxidanten = bepaalde onnatuurlijke stoffen die worden toegevoegd aan voedingsmiddelen die ervoor moeten zorgen dat het ranzig worden wordt tegengegaan
Emulgatoren = worden aan bepaalde voedingsmiddelen toegevoegd om ze in de juiste toestand te houden. Kleurstoffen = worden aan voedingsmiddelen toegevoegd om ze aantrekkelijker te maken. LD50 = hoe lager de LD50, des te gevaarlijker de stof. ADI = aantal wat je per dag kan innemen zonder gevaar te lopen. Basisstof 4 De bedoeling van vertering = zorgen dat de moleculen zo klein worden dat ze in je bloed kunnen. Stappen vertering: 1) gebit
2) maag
3) 12-vingerige darm
4) dunne darm
Je hebt mechanische vertering (gebit enz.) en chemische vertering (enzymen). Basisstof 5 Even doorlezen in het boek. Veel staat de in de Biodata/Binas en hoeft dus niet te worden onthouden. Basisstof 6 Kijk in het boek voor een overzicht van de darmen. Resorptie= het opnemen van stoffen door de darmepitheelcellen. (ACTIEF) Het kan door het hele darmkanaal plaats vinden, maar het gebeurt vooral in de dunne darm. Resorptie = water opnemen in de blinde, dikke en endeldarm (PASSIEF)

REACTIES

K.

K.

waar is basisstof 2 ?

13 jaar geleden

D.

D.

je moet de tekst simpel houden voor mavo's :s

11 jaar geleden

L.

L.

goedgedaannn!!

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.